136 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 14 November 1899.
Mej. P. Kreger wordt met 14 stemmen benoemd, op
eene jaarwedde van f 100.De beide andere voorge
dragenen verkrijgen elk eene stem.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot benoe
ming van eene onderwijzeres in de nuttige en fraaie
handwerken aan gemeenteschool no 4
Bij Raadsbeluit van 10 October j. 1. werd benoemd tot
onderwijzeres in de nuttige en fraaie handwerken aan ge
meenteschool no. 4, ter vervanging van mejuffrouw J.
Zijlstra, aan wie als zoodanig eervol ontslag is verleend,
Mejuffrouw H. F. van der Vegte, tot dusver tijdelijke
onderwijzeres in de handwerken aan dezelfde school.
Dientengevolge werd het noodig te voorzien in de les
sen, die tot nog toe door Mejuffrouw van der Vegte
werden gegeven.
Het hoofd van school no. 4 heeft, bij de brieven van
29 Augustus en 25 September 1899, het handwerkonder-
wijs ter sprake gebracht en o. m. den wensch uitgespro
ken, dat, voor het geval mejuffrouw van der Vegte ter
vervanging van mejuffrouw Zijlstra mocht worden be
noemd, hare plaats evenzeer door de benoeming van eene
vaste onderwijzeres zou worden vervuld.
Aan de commissie van toezicht op het lager onderwijs
is, blijkens haar bericht van 20 September 1899, no.
8062, de vervulling van den wensch van het hoofd der
school, alleszins wenschelijk voorgekomen, terwijl burge
meester en wethouders voorts is gebleken, dat ook de
arrondissements-schoolopziener de versterking der leer
krachten in de nuttige en fraaie handwerken aan school
no. 4 op de voorgestelde wijze noodig achtte.
Burgemeester en wethouders hebben, bij de gebleken
noodzakelijkheid, derhalve aan het betrokken schoolhoofd,
te kennen gegeven, dat zij bereid waren aan den Raad
een voorstel te doen, om in de plaats van mejuffrouw
van der Vegte eene vaste onderwijzeres te benoemen op
de aan de school no. 4 gebruikelijke jaarwedde van
f 125.—, en hem uitgenoodigd, de voor die benoeming
vereischte aanbeveling aan hen in te dienen.
Aan deze uitnoodiging is door hem voldaan bij besluit
van 25 October j. 1.
Naar aanleiding van het vorenstaande geven burge
meester en wethouders in overweging om 1°. Over te
gaan tot de benoeming van eene vaste onderwijzeres in
de nuttige en fraaie handwerken aan de gemeenteschool
no. 4 op eene jaarwedde van 125.2°. Daartoe aan
te bieden de navolgende, in overleg met den arrondisse
ments-schoolopziener opgemaakte voordracht
1°. Mejuffrouw G. A. Behrns te Leeuwarden.
2°. N. Tulp
De 1ste alinea van het voorstel wordt zonder discussie
of hoofdelijke stemming aangenomen.
Daarna wordt tot stemming over de voorgedragenen
overgegaan en mej. G. A. Behrns met 13 stemmen be
noemd als onderwijzeres in de nuttige en fraaie hand-
weiken aan gemeenteschool no. 4, op eene jaarwedde van
125. Op mej. N. Tulp worden 3 stemmen uit
gebracht.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot be
noeming vvn een stembureau voor de verkiezing van leden
der Kamer vvn Arbeid.
De uitslag der gehouden stemming is, dat de lieeren
D. Tigler Wijbrandi, R. IL Dijkstra en P. A. Wilhelmy
worden benoemd elk met 14 stemmen. Op elk der liee
ren Troelstra, Middelkoop, Kiers, van Messel, Lautenbach,
en Menalda wordt eene stem uitgebracht. Ingevolge de wet
zal de eerstebenoemde, de heer Tigler Wijbrandi, als
voorzitter optreden.
De lieeren S. J. van Messel, S. Jansen en D. Lauten
bach worden als plaatsvervangende leden benoemd.
De lieeren Troelstra en Bekhuis zijn inmiddels ter ver
gadering verschenen.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het
verleenen van pensioen aan den eervol ontslagen stokers
baas aan de gasfabriek K. II. lleslinga.
Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt
zonder hoofdelijke stemming besloten
aan Klaas H. Heslinga, met ingang van 1 November
1899. den datum waarop hem eervol ontslag is verleend
als stokersbaas aan de gemeentelijke gasfabriek, een pen
sioen van 525.per jaar toe te kennen, overeenkom
stig de bepalingen der verordening (gem.blad no. 32
van 1893).
9. Rapport der commissiebelast met het onderzoek
der begrooting voor de Stads Rank van Leeningdienst 1900.
De commissie stelt voor, om de begrooting der admi
nistratiekosten van de stads bank van leening voor het
jaar 1900 tot een bedrag van f 6415.goed te keuren.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot rui
ling van grorid op den hoek van de Lindebuurt met
It. Stein voorte.
Roelof Steinvoorte geeft bij adres d.d. 13 October j. 1.
te kennen, dat het door hem van de gemeente gekochte
terrein op den hoek van Oldegalileën en Lindebuurt thans
is bebouwd en dat nu blijkt, dat de toestand van de
straten en stoepen en de waterafvoer daar ter plaatse
veel te wenschen overlaat.
Ten einde hierin verbetering te kunnen aanbrengen,
verzoekt hij eene ruiling van grond met hem te willen
aangaan, waarbij hij aan de gemeente in eigendom over
draagt twee strookjes grond aan de Lindebuurt en Olde
galileën, ter grootte resp. van 6.45 en 0.50 M2 op de
overgelegde teekening rood gearceerd, waar tegenover hij
van de gemeente in eigendom ontvangt een strookje grond
aan Oldegalileën, op die teekening met gele arceering
aangeduid, ter grootte van 2.33 M2.
Burgemeester en Wethouders hebben over dit verzoek het
advies gevraagd van den directeur der gem.werken. Dit ad
vies werd gegeven bij missive d.d. IS October 1899 no. 789-18.
Met de daarbij gegeven beschouwingen kunnen burge
meester en wethouders zich volkomen vereenigen, zoodat
zij voorstellen te besluiten:
met Roelof Steinvoorte alhier eene ruiling van grond
aan te gaan, waarbij aan hem in eigendom wordt over
gedragen het strookje grond, ter grootte van 2.33 M2, op
de overgelegde teekening geel gearceerd, grenzende aan
het zuidwestelijk gedeelte van zijn perceel ten kadaster
bekend in sectie F no. 1858, en van hem in eigendom
worden overgenomen twee strookjes grond, resp. ten westen
en ten noorden van dat perceel, groot 0.50 en 6.45 M2
op die teekening met roode arceering aangeduid, onder
bepaling, dat door geen van beide partijen eenige bijbe
taling zal geschieden, terwijl de kosten der bestrating,
zoowel van de stoep als van de straat, voor rekening komen
van den adressant en overigens onder door burgemeester
en wethouders te. stellen voorwaarden en bepalingen.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
11. Voorstel van burgemeester en wethouders tot ruiling
van grond aan de Emmakade noordzijde met G. Jellema.
De heer G. Jellema, kooper van een perceel bouwterrein
aan de Emmakade noordzijde, deel uitmakende van bouw
blok I, heett langs de noordzijde van dat perceel eene
schutting geplaatst, waardoor aan den noordoostelijken hoek
een stukje grond van de gemeente in bezit is genomen,
terwijl aan den noordwestelijken hoek een stukje grond
buiten de schutting ligt en derhalve aan gemeente-terrein
is verbonden.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 14 November 1899 137
Het komt burgemeester en wethouders wenschelijk voor
door eene ruiling dit abuis te redresseeren.
Blijkens het advies van den Directeur der gemeente
werken bij missivo dd. 18 October j.l., bestaan daartegen
geene bezwaren.
Het door don heer G. Jellema in bezit genomen stukje
grond heeft eene grootte van 4.258 centiare, terwijl eene
oppervlakte van 3.126 centiare buiten de schutting ligt
en alzoo met het gemeente-terrein is verbonden.
De heer Jellema hierover gehoord, heeft zich bereid
verklaard met de gemeente eene overeenkomst van ruiling
op de bovenomschreven wijze aan te gaan.
Burgemeester en wethouders stellen voor te besluiten
met den heer G. Jellema, handelaar alhier, eene overeen
komst van ruiling aan te gaan waarbij hij het stukje
grond op de situatieteekening rood gekleurd, ter grootte
van 4.259 centiare en de gemeente het stukje grond op
die teekening blauw gekleurd ter grootte van 3.126 cen
tiare, in eigendom verkrijgt, zonder eenige bijbetaling en
onder voorwaarde, dat de kosten der acte voor rekening
van partijen, ieder voor de helft, komen.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
12. Voorstel van burgemeester en wethouders om af wij
zend te beschikken op eene aanvraag van Gebr. T.ulp om
bestrating van een gedeelte Harlingertrekweg.
De gebroeders Tulp hebben zich bij adres d.d. 2 Sept.
1899 tot den Raad gewend met het verzoek, het gedeelte
van den Harlingertrekweg, van den vroegeren oliemolen
van den heer Tigler Wijbrandi af, tot aan hunne huiden-
zouterij met keien te bestraten.
Dit adres is bij Raadsbesluit van den 5 September j.l.
in handen van burgemeester en wethouders gesteld ten
fine van prae-advies.
De adressanten gaan blijkens hun verzoek van de onder
stelling uit, dat de gemeente over eene voldoende hoeveel
heid gebruikte oude keien heeft te beschikken.
Uit het rapport van den Directeur der gemeentewerken,
bij missive d.d. 15 September 1899 no. 702/83 blijkt echter,
dat dit niet het geval is.
Ten einde aan het verzoek van de gebroeders Tulp te
kunnen voldoen, zoude de gemeente volgens eene door
den Directeur der gemeentewerken op den 10 December
1898 opgemaakte begrooting van kosten, eene som van
737.28 moeten besteden voor eene keibestrating en van
1293.12 voor eene bestrating met waalklinkers bij eene
breedte van 3 meter. Bij eene breedte van 27meter
zouden die sommen dalen respectievelijk tot 614.40 en
1077.60.
Burgemeester en wethouders hebben hierin aanleiding
gevonden, aan de adressanten de vraag te stellen, of
zij eventueel genegen zouden zijn, van die kosten eene
billijke rente te betalen.
Indien de bestrating werd verlengd tot de bergplaats
van M. Dwinger, dan zoude de rentevergoeding, proportio
neel door dezen en de gebroeders Tulp kunnen worden
gedragen.
M. Dwinger heeft intusschen te kennen gegeven, dat
hij geen belang bij de bestrating heeft, omdat hij de been
deren enz. thans in verschen toestand afzendt.
De gebroeders Tulp hebben in antwoord op de tot hen
gerichte vraag, burgemeester en wethouders een schrijven
van den 14n October j. 1. gezonden.
Daaruit blijkt, dat de pogingen van burgemeester en
wethouders, om den Raad een aannemelijk voorstel te doen
waarbij aan het verzoek van de adressanten zoude kunnen
worden tegemoet gekomen, bij de gebroeders Tulp geen
gunstig onthaal hebben gehad.
De missive van de adressanten draagt niet het kenmerk
van ernstig gemeend te zijn en behoort volgens de mee
ning van burgemeester en wethouders, evenals een schrij
ven van den 17 December 1898, voor kennisneming te
worden aangenomen.
Wat het verzoek bij adres d.d. 2 September 1899 betreft,
meenen burgemeester en wethouders er op te moeten
wijzen, dat do Harlingertrekweg niet is aangelegd en even
min bestemd tot ryweg.
In het belang der ingezetenen, die aan dien trek weg
hebben gebouwd en inrichtingen gesticht, heeft de
raad vergunning verleend tot het gebruik met voer
tuigen tegen betaling eener retributie.
Die vergunning kan echter niet de strekking hebben,
dat de gemeente dien weg met keien of waalklinkers moet
bestraten.
Werd in dezen aan het verzoek van de adressanten
voldaan, dan zouden spoedig gelijke aanvragen komen van
bewoners langs andere wegen, onder anderen aan den weg
Achter de Hoven.
Waar bij de stichting van buurten het aanleggen van
straten aan de belanghebbende eigenaren der bouwterrei
nen wordt opgedragen, gaat het niet op, voor rekening
der gemeente straten aan te leggen voor geisoleerd staande
gebouwen en inrichtingen.
Op vorenstaande gronden stellen burgemeester en wet
houders voor te besluiten, het verzoek van de gebroeders
Tulp, om op kosteu der gemeente eene keibestrating te
maken van den vroegeren molen van den heer Tigler
Wijbrandi tot aan hunne huiden-zouterij, te wijzen van
de hand.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Baart do la Faille zegt, dat na lecture van
de stukken bij hem de vraag is gerezen, of er ook termen
kunnen bestaan met het verzoek van adressanten eenige
consideratie te ge.bruiken.
De industrie, (eene huidenzouterij), door hen uitgeoefend,
is terecht buiten de bebouwde kom der gemeente verwezen.
Het vervoer der huiden moet langs den Harlinger
Trekweg plaats hebben, en adressanten beweren, dat dit
mei groote bezwaren gepaard gaat. Spr. meent, dat er
wel termen bestaan, op het verzoek in te gaan. De be
strating van een gedeelte van den Harlinger trekweg tot
aan de huidenzouterij behoeft niet met groote kosten ge
paard te gaan, het eerste gedeelte toch is bestraaten de
industrie van de gebrs. Tulp zal er zeer mee gebaat zijn.
Door de nijverheid te bevorderen, behartigt men tevens
het gemeentebelang.
Burgemeester en wethouders zeggen in de toelichting
tot hun voorstel, dat het gevaarlijk is, een précédent te
scheppende bewoners van andere afgelegen buurten,
b.v. die van Achter dc Hoven zouden met verzoeken van
gelijken aard kunnen komen. Spr. zou geen motief weten
aan te voeren, hetwelk de bewoners van de buurten
Achter de Hoven tot het indienen van een adres kan
bewegen. Want die straten en stegen ziju alle bij parti
culieren in onderhoud en beheer.
Spr. wijst op de weinige bewoners van de straten aan
het Nieuwe Kanaal, die van een uitmuntenden rijweg
kunnen profiteeren. Vergeleken met hen verkeeren de
gebrs. Tulp wel in eene hoogst ongunstige positie. Het
komt hem voor, dat de argumenten van burgemeester en
wethouders niet klemmend genoeg zijn, en hij zou dus wel
in overweging willen geven, het verzoek in te willigen.
De Voorzitter antwoordt, dat het ongunstig advies van
burgemeester en wethouders grootendeels te wijten is aan
de houding van adressanten zelf. Reeds ten vorigen jare
zijn onderhandelingen gevoerd over de thans gevraagde
bestrating van den Harlinger Trekweg. Doch toen, even
als nu, zijn de voorstellen van burgemeester en wethou
ders beantwoord op eene wijze, die verder overleg onmo
gelijk maakte.
Immers destijds vonden Gebrs. Tulp vrijheid om, toen hun
eene tegemoetkoming in de kosten werd gevraagd, te
berichten, dat als de verharding de finantiëele krachten
der gemeente te boven ging, haar een renteloos voorschot
werd aangeboden thans schrijven zij, dat als de gemeente