144 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 28 November 1899 blijkens zijne mededeelingen bij de behandeling der begroo ting belangrijke gegevens verzameld over den achturigen arbeidsdag voor stokers aan gasfabrieken. Spr. moet erkennen, dat die mededeelingen indruk op hem hebben gemaakt. Bovendien, als de motie behandeld wordt en bij de gaseommissie komt, zal haar advies en de over legging van de door haar verzamelde gegevens, den Raad een beter inzicht in den toestand verschaffen. De leden dezer vergadering zullen dan over de motie een eigen oordeel kunnen vellen. Spr. stelt daar prijs op, en zal daarom vóór behandeling stemmen. De heer Jansen kan zich aan den vorigen spreker refereeren. Ook kan hij grootendeels met den heer Oos- terhoff medegaan. Als deze laatste vóór behandeling dor motie was, zou hij zich zelfs geheel met het door dat lid gesprokene kunnen vereenigen. Voor spr. bestaat echter nog een drijfveer, cm de motie in behandeling te nemen. Indien hiertoe toch wordt besloten, zal aan de vele en belangrijke bemoeiingen der gaseommissie omtrent de regeling van de werkuren der arbeiders openbaarheid worden gegevenbemoeiingen waarin spr. geen aandeel heeft kunnen nemen, doch van welker resultaten hij inzage heeft gehad en waarmee hij zich geheel kan vereenigen. Juist hierom zou spr. gaarne de motie in behandeling willen nemen, al hoopt hij niet, dat dit reeds heden zal geschieden, omdat de gelegenheid tot kennisneming van die belangrijke stukken, alsdan zou worden benomen. De heer Haverschmidt ziet er niets geen bezwaar in, dat de motie van den heer Middelkoop wordt in over weging genomen. Bij de indiening gaf de heer Troelstra reeds te kennen, dat de Raad in elk geval de bezwaren diende te weten, die aan de invoering van het drieploeg- stelsel waren verbonden en de voorzitter antwoordde daarop, dat dit gebeuren zou, als slechts het reglement van orde werd gevolgd. Op die wijze kan het voorstel in handen van de gaseommissie komen en krijgt men een advies, waarop spr. veel prijs stelt, daar bij de zaak van groot gewicht acht. Geen deel uitmakende van de gaseommissie, kan spr. de gewenschte regeling niet vol doende beoordeelen. Het finantiëele offer meent hij te kunnen afleiden uit eene becijfering van Amsterdam, waar men tot denzelfden maatregel wenscht over te gaan. Bij eene gasproductie van 37.500.000 M3 gas bedragen de meerdere kosten door de instelling van een derde ploeg aldaar 53000.— en naar dien maatstaf zou het hier bij eene productie van 2.200.000 M3 bedragen ongeveer 3100.—. Spr. acht dat offer niet te groot, wauneer het strekt tot verbetering van het levenslot van hen, die, zooals algemeen moet worden erkend, een zwaren en voor de gezondheid zeer nadeeligen arbeid moeten verrichten. Door den heer Oosterhoff is nu wel opgemerkt dat men eerst die gevolgen dient af te wachten van de uitbreiding van het personeel met twee stokers en een hulpmachinist, maar die gevolgen zijn op dit oogenblik reeds volkomen bekend. Het geeft een vrijen dag om de 6 of 7 dagen, maar het verandert niets aan den 12 urigen arbeidsdag en laat den heer Middelkoop natuurlijk onvoldaan. Spr. hoopt ten slotte, dat de stemming het gevolg moge hebben, dat de zaak in handen komt der commissie en dat haar advies den leden de gelegenheid schenkt zich een volledig oordeel te vormen over de voorgestelde regeling. De Voorzitter brengt in herinnering, dat op dit oogen blik niet de motie zelf aan de orde is, maar alléén de vraag of zij in overweging zal worden genomen. De heer Haverschmidt schijnt deze twee zaken te ver warren, van daar dat hij onjuist weergaf de strekking van het tusschen den heer Troelstra en spr., in de ver gadering van 4 November verhandelde, dat slechts sloeg op het geval, dat de Raad tot de in overweging neming had besloten. De heer Troelstra meent, dat men wel zal doen, den wenk door de heeren Oosterhoff en van Ketwich Ver schuur gegeven, te volgen. Als deze motie in behande ling wordt genomen, zal zij naar de gaseommissie worden verzonden. Wat zal hiervan het practiseh resultaat kun nen zijn, na het onlangs genomen besluit tot vermeerde ring van hot stokerspersoneel en de aanstelling Van een hulpmachinist op advies dier commissie? Niet anders, dan dat zij in overweging zal geven, op het voorstel- Middelkoop niet in te gaan. Immers het drieploeg- stelsel is door haar rijpelijk overwogen, zij heeft aan enkele gasfabrieken een persoonlijk onderzoek ingesteld en heeft ongetwijfeld ten aanzien van dat stelsel de meeste gegevens. En nu zou spr. de vraag willen stellen, of de Raad, als hij van de gaseommissie een advies ont ving, om niet op de motie in te gaan, maar af te wach ten de werking van den genomen maatregel tot uitbreiding van het personeel, toch haar zal aannemen Dat is immers niet te denken. Zou het niet veel beter zijn, de motie in te trekken De voorsteller is elk oogenblik in de gelegenheid, haar opnieuw aan de orde te stellen, als hij tot de conclusio komt, dat het pas ingevoerde stelsel niet aan de ver wachting beantwoordt. Ook spr. moet dus bezwaar maken, de motie thans te steunen. De heer Middelkoop betuigt zijn dank voor den steun, dien hij bij de indiening van zyne motie in don Raad heeft ondervonden. Spr. geeft zijne verwondering te kennen, dat de feiten, op 4 November door hem gereleveerd en door hem zeer nauwkeurig aangeduid, feiten die aan de eene zijde over dreven werden genoemd en aan den anderen kant als verkregen naar eenzijdige inlichtingen, werden betwijfeld, tot nu toe, dus na verloop van bijna vier weken nog niet zijn tegengesproken De Voorzitter brengt den spr. onder het oog. dat op dit oogenblik alleen de vraag aan de orde is, of de motie in behandeling zal worden genomen. Van bestrijding van het in de vergadering van 4 Nov. door hem gesprokene kan dus nog geen sprake zijn de motie zelve zal eerst worden behandeld, wanneer de Raad de vraag, of zij in overweging zal worden genomen, bevestigend mocht be antwoorden. Hij verzoekt den spr. zich voorshands tot die vraag te bepalen. De heer Middelkoop heeft ook het voornemen, zich uitsluitend hiertoe te bepalen. Zijne rede hervattende wijst hij er op, dat de heer van Ketwich Verschuur erkend heeft, dat men sedert jaren tegenover de werklieden aan de fabriek in verzuim is. Als dit waar is, dient het ver zuim zoo spoedig mogelijk te worden hersteld. Wat betreft de 1000 verhooging van den post voor arbeidsloonen aan de fabriek, constateert spr., dat dit juist geschiedde op den dag, dat hij zijne motie voorstelde. Spr. zal geene aanmerking maken op de gaseommissie of op burgemeester en wethoudershij ziet echter niet in, dat tegen de behandeling van zijne motie bezwaar kan bestaan. De thans toegestane vrije dagen behoeven geen reden te zijnv om nog een stap verder te gaan. De hoofdgrief was niet zoozeer het gemis van vrije Zondagen als wel de lange werktijd in bedorven athmospheer. Deze grief blijft bestaan ook na de toegezegde verbetering en daarom kan spr. zijne motie niet intrekken. Spr. heeft gelegenheid gegeven, van de door hem ver zamelde gegevens omtrent de regeling der werktijden enz. in andere gasfabrieken inzage te nemen. De belangstel ling was niet grootslechts één lid heeft daarvan gebruik gemaakt Er wordt op gewezen, dat overeenkomstig den gewijzigden wcnsch der stokers een besluit is genomen. Maar die werklieden hebben daarmede genoegen genomen, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 28 November 1899. 145 omdat zij zagen, dat voor de invoering van den achturigen arbeidsdag geen kans bestond. Beter een half ei dan een leege dop, hebben zij gedacht De heer Troelstra verwacht van de motie geen practiseh nut. Het zal echter nooit schaden, indien de gaseommissie de motie in behandeling neemt. Ook hierom kan spr. zijne motio niet intrekken. Er is verzuim gepleegd, laat de Raad dit pogen te herstellen. Do heer van Ketwich Verschuur maakt den heer Mid delkoop er opmerkzaam op, dat deze zijne woorden ver keerd heeft weergegeven. Spr. heeft gezegd, dat do motie de strekking had van verzuim to beschuldigen niet, dat er verzuim was gepleegd. Wel spreekt de voorsteller ter vergadering van 4 Nov. 1.1. (Handelingen 1899 no. 127) van „a/heulen maar zij, aan wie de belangen van onze werklieden zijn toe vertrouwd, behoeven zich deze ten laste legging niet aan te trekken. Dat zou de gaseommissie niet hebben toe gelaten, evenmin als het dagelijksch bestuur, aau welk college door den Raad bij de verordening van 27 October 1881 de regeling van het aantal werklieden, voor de gas fabriek noodig geacht, is overgelaten. A'iet alléén de heer Middelkoop heeft medegevoel, waar het betreft het lot van den werkman. De heer Oosterhoff wenscht nog even terug te komen op het verzuim, waarvan do heer Middelkoop sprak. Die geachte spr. is toch niet van meening, dat, indien er verzuim heeft plaats gehad, dit alléén dan wordt hersteld, indien de Raad met hem meegaat? Spr. is van meening, dat, indien er van verzuim sprake moge zijn, dit reeds hersteld is door den genomen maatregel. Toevallig kwam spr. ter oore dat een hulpstoker, thans tot vasten stoker aangesteldover die bevordering zijn blijdschap heeft te kennen gegeven, niet alleen met het oog op de verhoo ging van tractement, maar ook naar aanleiding van den genomen maatregel. Spr. gelooft, dat de menschen niet ontevreden zijn, maar ontevreden worden gemaakt. De heer Troelstra meent van den heer Middelkoop te hebben gehoord, dat juist op den dag, waarop deze zijne motie heeft ingediend, tot de verhooging met f 1000 van den post werkloonen aan de gasfabriek werd besloten. Spr. komt op tegen deze voorstelling der feiten. Tot de vermeerdering van het personeel was reeds door de gaseommissie geadviseerd en door burgemeesters en wet houders besloten vóór den 4en November. Het voorstel der verhooging van den post was slechts een gevolg van dat besluit. De heer Middelkoop heeft niet beweerd, dat de ver meerdering van personeel het gevolg is van zijne motie. Spr. heeft enkel het feit geconstateerd, en zich niet in het oorzakelijk verband verdiept. Hij laat dit gaarne aan den heer Troelstra over. Wat voorts het door den heer Oosterhoff gesprokene betreft, omtrent de tevredenheid der stokers over den nieuwen maatregel, meent spr. dat deze zich eene illusie schept. Spr. ontving gisteren een briefje van de gezamenlijke stokers, waaruit blijkt, dat zij nog volstrekt niet voldaan zijn over hun toestand. In dit briefje komt o.a. het volgende voor: »Nu nog eene toe lichting; waarom gaat de werkman stoker worden De levensstandaard is te slecht, daarbuiten los werk is geen vast geld en daarom gaat het. Het huisgezin is dan geborgen en bestond er voor een ieder plaats aan den •levensdisch op eene andere manier, een ieder liep de stokerij uit, er bleef er niet een in". Deze woorden ademen zeker geen geest van tevredenheid. Het woord »afgebeuld", door den heer van Ketwich Verschuur gewraakt, blijkt werkelijk door spr. te zijn ge bezigd. Spr. behoeft de uitdrukking echter niet terug te nemen, omdat deze kwalificatie van de werklieden volstrekt niet overdreven is, hij blijft haar in de omstandigheden waarin de werkman verkeert en zooals die vroeger door spr. zyn uiteengezet, ton volle handhaven. Do Voorzitter brengt hierop de vraag in stemming, of de motie-Middelkoop in behandeling zal worden genomen. De uitslag hiervan is, dat met 11 tegen 7 stemmen wordt besloten, haar niet in behandeling te nemen. Vóór de behandeling der motie stemmen de heeren Jansen, Konter. Wil hel my, Haverschmidt, Middelkoop, van Messel en Dijkstra. De heer Kiers vraagt en bekomt verlof, om te spreken over eene zaak, vreemd aan de orde van den dag. Het betreft eene bekende kwestie, n.l. den Dockumertrekwog. Spr. meent, dat dit jaar door de prov. staten in begin sel is besloten, subsidie te verleenen voor die gedeelten van den trekweg, die als verbindingswegen kunnen worden beschouwd. Daaronder valt zeer waarschijnlijk niet dit gedeelte van den trekweg. De toestand is echter zoo ellendig, dat verbetering dringend noodzakelijk is. Nog onlangs is eene 'dame door een brugje in den weg ge legen, gezakt; passage is bijna onmogelijk. Spr. vreest dat er ongelnkken zullen gebeuren. Hij vraagt daarom of ook pogingen kunnen worden aangewend, om aan dezen onhoudbaren toestand een einde te maken of de allernoodzakelijkste verbeteringen aan te brengen. De Voorzitter geeft den heer Kiers ten antwoord, dat het besluit der Staten op het adres, door den Raad inge diend om den Doekumertrekweg in onderhoud te doen nemen bij de Provincie, in de vergadering van 8 Augs. j. 1., voorloopig voor kennisgeving is aangenomen, met opdracht aan burgemeester en wethouders te overwegen, in hoeverre die beschikking aanleiding geeft tot het doen van nadere voorstellen. Burgemeester en wethouders houden zich met de voor bereiding dezer voorstellen bezig en zijn volkomen bekend met den min gunstigen staat van onderhoud, waarin do weg verkeert. Nog onlangs heeft het dagelijksch bestuur met den directeur der gemeentewerken een plaatselijk onderzoek naar den toestand van den trekweg ingesteld. Den heer Kiers kan hieruit blijken, dat de aandacht van burgemeester en wethouders voortdurend blijft ge vestigd op deze netelige kwestie. De heer van Messel bekomt met verlof der vergade ring het woord, om te spreken over eene zaak, eveneens niet aan de orde. Spr. doet het beleefd verzoek, als er mogelijkheid be staat, om het daarheen te leiden, dat de stukken voor de leden wat langer ter visie komen te leggen, omdat het voor een handelaar vaak hoogst moeielijk is, op den eenigen werkdag, die tusschen de oproeping en de ver gadering zelf ligt, de dossiers in te zien. Het is toch wenschelijk, dat eenige tijd voor nadenken worde gelaten wil men goed beslagen op het ijs komen, dan dient do inhoud der stukken grondig gestudeerd te worden, waar toe dikwerf de gelegenheid ontbreekt. De Voorzitter doet den heer van Messel opmerken, dat volgens art. 42 der Gemeentewet de oproepingsbriefjes voor de Raadsvergadering ten minste tweemaal vier en twintig uren vóór de vergadering bij de leden moeten zijn bezorgd. De hier bestaande gewoonte volgende, laat spr. de agenda reeds driemaal vier en twintig uren te voren bezorgen. Spr. moet bezwaar maken, aan het ver zoek van den heer van Messel te voldoen, omdat het vaak bij spoedeischende zaken voorkomt, dat ze nog op het uiterste oogenblik op de agenda worden geplaatst.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1899 | | pagina 3