4 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 9 Januari 1900. schen, geen sprake kan zijn, indien deze niet met eigen domsoverdracht gepaard gaat. Volkomen juist. Maar spr. is van oordeel, dat dit ook in de bedoeling ligt van adressanten blijkbaar sluit naar hun oordeel de overdracht van het onderhoud en beheer tevens die van den eigendom in. Spr. heeft zich althans als rapporteur der Commissie van Openbare werken, op dit standpunt geplaatst; het advies dier Commissie is daarop dan ook gebaseerd. Ook de Directeur der Ge meentewerken blijkt in zijn advies van dat gevoelen te zijn. Daarbij toch wordt in overweging gegeven het inge diende plan goed te keuren en de straten met toebehooren riolen enz. geheel over te nemen. Verder doen burgemeester en wethouders opmerken, dat de overname der straten en riolen naar hun oordeel slechts behoort te geschieden, wanneer door de belang hebbenden op billijke wijze wordt tegemoet gekomen in de kosten van onderhoud, die voor het vervolg ten laste der gemeente zullen komen. Dit gaat spr. te ver. Als straten en rioleering volgens de bestaande bepalingen en onder gemeentelijk toezicht worden gelegd, dan moet eene tegemoetkoming in de onderhoudskosten bovendien voor den ondernemer te bezwarend geacht worden. Ook eene bepaling, dat deze laatste een fonds moet beschikbaar stellen, waaruit die kosten geheel of ten deele kunnen worden bestreden zooals te Groningen plaats heeft acht spr in hooge mate belemmerend en ongemotiveerd. Het voorbeeld van Groningen kan hier in geen geval als maatstaf ter beoordeeling worden aangenomen. Daar een handelsstad met een snel aanwassende bevolking, waardoor bouwondernemers in de gelegenheid worden gesteld, hunne nieuw gestichte panden spoedig te verkoo- pen of te verhuren. Hier slechts eene langzame toeneming van het zielental, zoodat de exploitant er niet op kan rekenen, dat de gestichte perceelen onmiddelijk na voltooi ing op winstgevende wijze zullen worden verkocht of ver huurd. De lasten zijn voor het bouwgild reeds zwaar genoeg, laat men ze dus niet gaan vermeerderen. Burgemeester en wethouders zijn bevreesd, dat, indien de door adressanten ontworpen straten, waaraan wellicht meer aanzienlijke huizen zullen verrijzen, worden overge nomen, ook aanvragen om overname van straten in arbei derswijken zullen volgen, welke dan niet kunnen worden afgewezen, indien de straten overeenkomstig de verorde ning zijn aangelegd en ingericht. Dit bezwaar gevoelt spr. niet. Als voor den werkman en den kleinen burger woningen worden gebouwd, behoort de gemeente dit niet tegen te werken. Het woningvraagstuk is thans overal aan de orde er wordt naar gestreefd, om den kleinen man behoorlijk te huisvesten. De gemeente allerminst mag deze beweging door belemmerende bepalingen tegen werken. Spr. kan met het voorstel-zelf meegaan. Hij heeft in 't kort zijne bezwaren tegen sommige beschouwingen van burgemeester en wethouders uiteengezet, om te doen uit komen, dat de indruk van burgemeester en wethouders niet door hem kan worden gedeeld, als zouden de onder nemers met het onderhoud der straten niet tevens den eigendom daarvan overdragen, maar vooral om te bestrij den het thans voor de eerste maal hier geopperde denk beeld, om niet alleen kostelooze stratenaanleg, maar ook eene onderhoudsbijdrage voor die werken te vragen. De heer Haverschmidt kan zich met de denkbeelden van burgemeester en wethouders omtrent stratenaanleg evenmin vereenigen. Eertijds gold het systeem, dat de gemeente de straat aanlegde met eene bijdrage van de eigenaren, en met dat systeem bereikte men bij de Klanderij een gunstig resultaat. Krachtens eene vroegere overeenkomst geschiedde de aanleg van de hoofdstraat bij het Diaeonessenhuis op ongeveer dezelfde wijze, met dit onderscheid dat hier de bouwondernemer de straat legde met eene bijdrage en onder toezicht van de ge meente, terwijl in beide gevallen de gemeente ten slotte de eigenares werd. Dit systeem bleek voor de gemeente te duur en werd later niet meer toegepast. In 1898 kreeg men de nieuwe verordening, waarbij in art. 6 de gelegenheid werd gegeven de straten aan de gemeente, hetzij in eigendom, hetzij in onderhoud en beheer over te dragen. Spr. is het met burgemeester en wethouders eensdat onderhoud en beheer met den eigendom moeten samengaan, maar overigens bestaat er tusschen burgemeester en wethouders en spr geen over eenstemming. Bij het ontwerpen van dit artikel was het dr bedoeling de overdracht te doen plaats vinden om niet, of, zooals dat hier gebruikelijk is, voor 1.50 of 2 gulden per straat. Uit de stukken blijkt spr. thans, dat burgemeester en wethouders in het geheel niet op die overdracht ge steld zijn, tenzij de eigenaar er een kapitaal bijvoegt voor het onderhoud. Burgemeester en wethouders wijzen op het voorbeeld van Groningen, waar een bouwonderne mer op een terrein van 2 Hectare, dus iets grooter dan het terrein van Groenendijk c. s., eerst straten moest aanleggen van 16 en 12 meter, die moesten worden ge plaveid met waalklinkers en met de duurste keien, om ten slotte nog een kapitaal van 39 mille voor het onder houd te storten. De positie van den aannemer wordt op die wijze hoe langer hoe moeielijker. Eerst krijgt men een toelage, daarna betaalt men alles uit eigen beurs en in het ver volg moet er nog een kapitaal bij, wil men de straat aan de gemeente kunnen overdragen. Dit laatste zal in elk geval regel moeten worden. Geen particuliere straten meer, waarvan men reeds zoo veel ellende heeft beleefd. Worden de huizen stuk voor stuk volgens plaatselijk gebruik met eenige meters straat verkocht, dan is er van onderhoud geen sprake meer. Ook de verlichting laat doorgaans veel te wenschen over, want van gemeentewege worden geen buizen in particulieren grond gelegd, en heeft men met een lastigen eigenaar te doen, dan wordt de straat somtijds met een houten hek afgesloten, een toestand die in onze stad niet onbekend is. Leeds nu wordt van art. b veel te weinig gebruik ge maakt tot sprekers verwondering, want een straat is toch eigenlijk maar een lastig bezit. Volgt men nu het voor beeld van Groningen, dat reeds elders, o.a. te Baarn wordt in praktijk gebracht, dan is het te Leeuwarden met het bouwen totaal uit. Liever wenscht spreker de overname gemakkelijk te maken, zij het ook met eenige geldelijke opoffering om te geraken tot het eenige deugdelijke systeem, hetwelk luidt, dat een weg, bestemd voor publiek verkeer, het eigendom moet zijn der gemeente en van gemeentewege moet wor den aangelegd en onderhouden. De heer Middelkoop is het eens met de beide vorige sprekers, wat de conclusie van burgemeester en wethouders betreft. Spr. kan het bezwaar van den heer Bekhuis niet deelen, als zoude vóór de overname der straten in beheer en onderhoud, deze aan de gemeente in eigendom moeten zijn afgestaan. De leer, die door gezaghebbende schrijvers tegenwoordig wordt gehuldigd is, dat met het onderhoud tevens de eigendom wordt overgedragen. Als de Raad besluit tot overname in beheer en onder houd van de straten, dan verkrijgt de gemeente dus meteen daarop de eigendomsrechten. Prof. Opzoomer maakt hier omtrent geen verschil. Er bestaat dus geen reden om te onderscheiden en te eischen, dat vóór de overname van het onderhoud die van den eigendom plaats hebbe, zooals burgemeester en wethouders wenschen. Spr. wijst op de wegen, die bij den Staat in onderhoud zijn. Van den Staat is uitdrukkelijk bepaald, dat de we gen, die te zijnen laste zijn, hem toebehooren. Ten opzichte der gemeenten bestaat deze bepaling niet, waarom de vraag is gesteld, of van deze het omgekeerde moest gelden. Nu zijn de meest gezaghebbende schrijvers van oordeel, dat hetgeen ten opzichte van den Staat met zoovele woor Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 9 Januari 1906. 5 den is gezegd, ook geldt voor de openbare wegen, (dat zijn de zoodanige, waarvan het gebruik voor het publiek openstaat) in beheer en ondeihoud bij gemeenten. Het betreft hier een publiek-rechtelijk lichaamdat in onderhoud en beheer overneemt een openbaren weg, die van nu af aan als zaak buiten den handel geen voorwerp van bezit voor een privaat persoon meer kan zijn. Spr. herhaalt, dat men niet behoeft tc onderscheiden tusschen overname in beheer en onderhoud, en overname in eigendom. De heer Du pare zegt in beginsel mee te gaan met de eerste twee sprekers. Intusschen is hij van meening, dat hun bezwaar wel eenigszins prematuur is te noemen. Van eene tegemoetkoming in de kosten van onderhoud toch zou eerst sprake kunnen zijn, als de Raad later de aan te leggen straten hetzij in „eigendom," hetzij in „on derhoud en beheer" voor de gemeente overnam. Burgemeester en wethouders hebben eebter zeiven wel eenigszins aanleiding gegeven tut de gemaakte opmer kingen. Zij hadden het punt der tegemoetkoming thans gerust achterwege kunnen laten, daar zij sterk genoeg waren in hun voorstel, om het tweede gedeelte van het verzoek af tc wijzen, door hun beroep op art. 6 der verordening, waarin wordt gesproken van op particulieren grond aan- gelegde en in gerichte straten. In het door de beide vorige sprekers in het midden gebrachte zullen burgemeester en wethouders nochtans eene vingerwijzing voor de toekomst kunnen zien, indien de adressanten hun verzoek herhalen, als de straten er zijn. Ten slotte een woord aan den laatsten spreker naar aanleiding van diens bewering, dat „overneming in beheer en onderhoud" het zelfde zon zijn als „overneming in eigendom." Dit is, voor spreker althans, eene geheele nieuwe leer, waartegen hij meent te moeten opkomen. De woorden zeiven duiden reeds voldoende het verschil aan. Vele jaren geleden werden door de Provinciale Staten van Friesland, krachtens hun bij de grondwet en de piovinciale wet toegekende bevoegdheid, tal van kanalen en vaarten van de gemeenten „in beheer en onderhoud" overgenomen ook van de gemeente Leeuwarden. De „eigendom" bleef echter bij de gemeente. Men behoeft slechts het kadaster te raadplegen Spreker zou, om zich tot Leeuwar en te bepalen, ook.nog kunnen wijzen op het vischrecht, dat de gemeente op hare stads grachten heeft behouden in weerwil dat deze door de provincie „in beheer en onderhoud" werden overgenomen. De heer Middelkoop hoorde den heer Duparc spreken over de verpachting van vischwaters, en dit in verband brengen met de bestaande kwestie van den eigendoms overdracht. Maar dit is van geen beteekenis. Het verleenen van een tijdelijk recht tot uitoefening van bepaalde handelingen heeft met de eigendomskwestie niets te maken. De heer Duparc spreekt verder van het kadasterdat het bezit van wegen enz. aanduidt. Dit is onjuist. De kadastrale tenaamstelling bewijst n<>g volstrekt niet het eigendomsrecht Zelfs levert het niet eens een vermoeden van eigendomsrecht op. Het kan voorkomen, dat iemand of een publiek lichaam bij het kadaster als eigenaar te boek staat zonder dat hij eenig recht heeft. Het door den heer Duparc aangehaalde voorbeeld van het Nieuwe Ka naal, dat bij de provincie in onderhoud en beheer is overgenomen, doch waarvan de eigendom volgens het kadaster bij de gemeente heet te berusten, doet dus niets ter zake af. Het beroep op de schrijvers, door spr. gedaan, is niet weersprokenen bij hen wordt algemeen aangenomen, dat overdracht in beheer en onderhoud gepaard gaat met eigendoms-overdracht. De heer Duparc geeft toe, dat die twee zaken niet voldoende zijn om het eigendomsrecht vast te stellen. Toch vertrouwt spreker, dat de heer Middelkoop bij ernstig nadenken tot de erkenning zal moeten komen, dat zijne theorie omtrent „eigendomsrecht" niet houdbaar is. Als toch overdracht in beheer en onderhoud gelijk staat met- en in zich sluit de overneming van den eigendom, dan zou de gemeente op een gegeven tijdstip ook kunnen overgaan tot verkoop van dien eigendom, na dien slechts aan den openbaren dienst te hebben onttrokken, terwijl derden hun eigendom met deugdelijke bewijzen kunnen staven De heer Middelkoop verliest, volgens spr., te veel uit het oog, dat overneming in beheer en onderhoud van voor den publieken dienst bestemde voorwerpen eenig en alleen is eene handeling van publiekrechtelijken aard en, tenzij met toestemming van den eigenaar, nimmer kan leiden tot eigendom. De Voorzitter wenscht kortelijk de sprekers te beant woorden en het standpunt van burgemeester en wethouders nader uiteen te zetten. Tegen de conclusie van hun voorstel is door niemand bezwaar gemaakt, maar de daaraan 'voorafgaande beschou wingen gaven aanleiding tot het ter sprake brengen van twee punten a. de overname in eigendom tegenover (fie in beheer en onderhoud b de vraag of die overname al dan niet kosteloos be hoort te geschieden. Wat het eerste punt betreft, meent hij het debat tusschen de heeren Middelkoop en Duparc te kunnen laten rusten als niet ter zake dienende. Immers onderscheidt de verordening zeer duidelijk tus schen overname in beheer en onderhoud en overname in eigendom, zoodat theoretische beschouwingen over de vraag, of eerstbedoelde overname eigendomsoverdracht in zich sluit, kunnen worden voorbij gegaan, waar de verordening, waarmede in casu alleen rekening moet worden gehouden, hef tegendeel aanneemt. Spr beroept zich op hetzelfde duidelijke onderscheid ter beantwoording van de opmerking van den heer Bekhuis. Gaarne toegevende, dat de Directeur en de Commissie voor Openbare Werken aannamen, dat overname in eigendom de bedoeling was van adressanten, blijkt toch die bedoe ling niet uit het adres, dat, op de verordening steunende, zeker wel met kennis dier verordening zal zijn opgesteld. Het adres nu spreekt van overname in beheer en onder houd en burgemeester en wethouders konden dus niet uitgaan van de veronderstelling, dat iets anders bedoeld dan gevraagd werd. Waar intusschen de sprekers een parig van oordeel schijnen, dat c. q. alleen overname in eigendom moet plaats hebben, behoeft het voorstel van burgemeester en wethouders op dit punt geen nadere verdediging. Komende tot het tweede punt, dat ter sprake werd ge bracht, was het spr. niet onbekend en kan hij zich voor stellen, dat er leden zijn, die evenals de heeren Bekhuis en Haverschmidt van geen andere dan kostelooze straten- overname willen weten. Juist daarom kan hij den heer Duparc niet toegeven, dat burgemeester en wethouders wel zouden hebben gedaan door deze quastie in hun voorstel niet aan te roeren immers dan zouden bij adres santen verwachtingen zijn gewekt, die later wellicht niet werden verwezenlijkt. Burgemeester en wethouders meen den met het oog hierop hun standpunt duidelijk te moeten uiteenzetten. Dit standpunt is dat van artikel 6 der verordening, hetwelk bepaalt, dat straten kunnen worden overgenomen. Spr. drukt op het woord kunnenomdat z.i. daaruit volgt, dat de Raad zich zijne volkomen vrijheid heeft voorbehouden. Bij elk verzoek om overname moet, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, de Raad zich afvragen, of overname in het belang, in het voordeel der gemeente is. Niet zelden nu zal overname geldelijk nadeel voor de gemeente met zich brengen en in dat geval moet de Raad daartoe niet overgaan tenzij door eene fiuancieele bijdrage van belanghebbenden dit nadeel

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1900 | | pagina 3