18 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 13 Februari 1900. De lieer van Ketwich Verschuur constateert, dat stem ming over de vraag naar 's Raads competentie in deze overbodig is, nu uit de discussies gebleken is, dat de Raad in alle opzichten met de stelling, in zijne nota verdedigd, medegaat en zich derhalve met de daad bevoegd verklaard heeft om bij reglement van orde dag en uur zijner gewone vergaderingen te bepalen alleen de heer Duparc opperde eenige bedenkingen, doch verklaarde zich niet te blijven verzetten en ten slotte mede tot de behandeling van het voorstel Jansma te willen overgaan. De reden, die dit voorstel heeft doen ontstaan, doet spr. onaangenaam aan, daar ze is gelegen in het feit, dat de le onderteekenaar niet heeft voldaan aan eene ver plichting, die zijn maatschappelijke betrekking hom oplegt ware dit wèl geschied, het voorstel en deze geheele dis cussie hadden vermeden kunnen worden. Spr. heeft overigens ook overwegend bezwaar tegen den Zaterdag. Hij wil er niet toe medewerken, om ter wille van den heer Jansma, den heer van Messel uit den Raad te drijven; het zoude dan toch een Israëliet onmogelijk kunnen worden gemaakt een mandaat als vertegenwoor diger der gemeentenaren aan te nemen. Ook spr. is door den heer Jansma verzocht het voorstel te onderteekenen. Hij heeft dit niet gedaan op de gronden uitvoerig door hem aan dien heer schriftelijk medegedeeld. Maar uit een begeleidend briefje van den lieer Jansma kon de meening ontstaan, dat ook hij, die tegen den Za terdag, doch vóór avondvergaderingen was, zijn request kon teekenen. Vandaar dat wellicht de heer van Messel gemeend heeft, dit ook te kunnen doen, hoewel bij dezen ook toen reeds tegen Zaterdag onoverkomelijke religie-be zwaren bestonden. Het doet den heer van Messel leed dat burgemeester en wethouders zijne opmerking omtrent het door hun uitgebracht advies als een grief hebben aangemerktdit lag geenszins in zijne bedoeling. Wat de opmerking aangaat, als zou spr. wat betreft de Sabbath-Viering staan aan de zijde van den heer Duparc, blijkt, dat het bur gemeester en wethouders is ontgaan, hetgeen spr. daar omtrent, in 't begin van zijne eerste rede, duidelijk heeft kenbaar gemaakt. Hij wensehte er alleen op te wijzen, dat het onwille keurig op de opinie der raadsleden zou kunnen intluen- ceeren, en vertrouwt dat deze verklaring voldoende zal zijn. En nu zijne mede-onderteekening, waarvan hem door den heer Duparc een verwijt wordt gemaakt: van dien kant had spr. allerminst eene dergelijke opmerking verwacht. Dit geacht medelid zal zich toch wel herin neren, dat, toen deze eenigen tijd geleden aan spr. vroeg, of hij eventueel zou willen medewerken tot het houden van vergaderingen op Zaterdag, zijn antwoord pertinent ontkennend was. Dat spr. zich in dezen aan geene in consequentie heeft schuldig gemaakt, voor 't bewijs hier van refereert hij zich aan zijne eerste rede, en bovendien aan hetgeen zooeven, over dit punt, door den heer van Ketwich Verschuur in 't midden is gebracht. De heer Jansen wenscht in het kort zijne stem te motiveeren. Hij behoort ook tot diegenen welke gemoeds bezwaren van anderen eerbiedigen. Zijn rechtvaardig heidsgevoel verbiedt hem, om door zijn stem den een gelegenheid te geven hier ter vergadering te komen, den ander die gelegenheid daartoe te benemen, en zal daarom niet voor den Zaterdagmiddag stemmen. Spr. had gehoopt dat nog ten laatste de zaak geschikt was door het bestuur der Ambachtschool, doch er schijnen onoverkomelijke be zwaren te bestaan, maar daardoor ware thans de Raad eene lastige kwestie bespaard gebleven. Het bevreemdt hem, dat van onze oudste wethouder, welke als lid van het bestuur der Ambachtschool, meegewerkt heeft om don heer Jansma het zitting nemen in deze vergadering on mogelijk te maken, zich hier daarover nooit heeft uit- gelatendaardoor ware het standpunt van dat bestuur beter uitgekomen. Het komt den heer Konter voor, dat men hier voor eene moeielijke kwestie staat. De heer van Messel maakt beslist bezwaar, om des Zaterdags te vergaderen en wordt daarbij gesteund door de hoeren Bekhuis en Jansen. Tegen avond-vergaderingen zijn eveneens verschillende bedenkingen geopperd. De meerderheid heeft zich echter niet verklaard De avond is ongetwijfeld meer geschikt voor sommige leden, omdat dan de ambsbezigheden en zaken grootendeels zijn afgedaan. In zooverre verdienen dus de avond-vergaderingen de voorkeur. Burgemeester en wethouders en enkele raadsleden hebben echter duidelijk te kennen gegeven, dat bij hen daartegen overwegende bezwaren bestaan. Wanneer nu tot stemming wordt over gegaan is het niet onmogelijk, dat een van beide gedeelten van het voorstel eene meerderheid verwerft, waardoor de kwestie echter niet wordt opgelost. Spr. heeft daarom nagegaan of er geen uitweg zou zijn te vinden, om aan deze bezwaren te ontkomen, en een motie ontworpen, om de beslissing op het voorstel te ver dagen. Die motie is van de volgenden inhoud De Raad der gemeente Leeuwarden. Gehoord de beraadslagingen over het voorstel-Jansma c.s., waaruit gebleken is, dat tegen het houden der ver gaderingen van den Raad op Zaterdag zoowel als tegen avond-vergaderingen bezwaren bestaan Besluit a. Het voorstel aan te houden tot eene volgende ver gadering. b. Den heer Jansma in overweging te geven, alsnog eene poging te doen tot het verkrijgen van eene regeling der lesuren aan de Ambachtsschool, die het hem mogelijk maakt, de raadsvergaderingen op den daarvoor nu vast- gestelden tijd bij te wonen. De heer Duparc vraagt het woord voor een persoonlijk feit. De heer van Messel heeft hom in tegenspraak met zich zeiven willen brengen. Het is volkomen waar, dat spr. den heer van Messel eenige weken geleden heeft gevraagd, of hij bezwaar tegen den Zaterdag namiddag had, en dat hij, toen daarop een bevestigend antwoord werd gegeven, zei„Nu dan stem ik tegen dezen dag." Toen echter de heer van Messel zelf had mede-onderteekend een voor stel, waarbij den leden de keus was gelaten óók voor dien dag, gold bij spr. dat bezwaar niet meer. De heer van Messel had het nu voor spr. en ook andere voor raads leden losgelaten. De heer van Messel is van oordeel dat er hier voor den heer Duparc geene aanleiding bestaat om te spreken van een persoonlijk feit. Hij heeft de bedoeling gehad eene mededeeling te doen, en deze is door den heer Duparc als volkomen waar erkenden nu daarin niets kwetsends of beleedigends lag opgesloten, ziet spr. niet in, waarom hier van een persoonlijk feit gewag wordt gemaakt. Spr. zal hierover niet verder uitweiden en vertrouwt dat de heer Duparc wel zal willen toegeven, dat zijne (spr's.) houding, in dezen, volkomen correct is geweest. De Voorzitter vraagt, of de motie van den heer Konter wordt ondersteund. Dit blijkt het geval te zijn, zoodat zij in behandeling wordt genomen. De heer Bekhuis zal zijn stem aan de motie geven, omdat daar iets goeds in is gelegen en er hoop mag worden gekoesterd, dat het bestuur der Ambachtsschool de zaak op zóó breede wijze zal opvatten, dat den heer Jansma gelegenheid worde geschonken, de raadsvergade ringen bij te wonen. De heer Konter heeft zich de oplossing der bestaande moeielijkheid ook gedacht in de door den heer Bekhuis aange geven richting. Dat de heer Jansma, om de 14 dagen niet een paar uur gemist zoude kunnen worden, gelooft bijna niemand. Er is echter, tusschen hem en het bestuur der Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 13 Februari 1900. 19 Ambachtsschool over deze zaak verschil ontstaan, waar over spr. thans geen oordeel wil uitspreken. Hij acht het evenwel mogelijk dat genoemd bestuur, ziende dat de Raad bij het meest welwillende streven om eene op lossing te vinden, op ernstige bezwaren stuit, eene nieuwe poging van den heer Jansma zal willen steunen; er be staat dus hoop dat een weg zal worden gevonden, om dat lid de vergaderingen te doen bijwonen, op den daar voor nu bepaalden tijd. De heer Duparc, zal, nu hij den heer Bekhuis gehoord heeft, vóór de motie stemmen. De motie van den heer Konter wordt hierop in stem ming gebracht en aangenomen met 17 tegen 2 stemmen, die van de heeren Tigler Wijbrandi en Hijlkema. Mitsdien is besloten a. het voorstel-Jansma c.s. aan te houden tot eene volgende vergadering b. den heer Jansma in overweging te geven, alsnog eene poging te doen tot het verkrijgen van eene regeling der lesuren aan de Ambachtsschool, die het hem mogelijk maakt, de raadsvergaderingen op den daarvoor nu vast- gestelden tijd bij te wonen. De voorzitter sluit de vergadering. Stoom Boek- en Steendrukkerij vun N. Miedema Co., Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1900 | | pagina 5