54 "Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 8 Mei 1900. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijzi ging van art. 5 sub 2 der concessievoorwaarden voor bet nieuwe telephoonnet. (Zie bijlage no. 8 tot het verslag van 's Raads handelingen.) Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt zonder discussie besloten art. 5 sub II der concessievoorwaarden, vastgesteld bij Uw besluit van 10 October 1899, te wijzigen, en als volgt te doen luiden De verbindingen tusschen de abonnenten en de publieke spreekcellen eenerzijds en het centraalbureau anderzijds, zoowel als tusschen dit en het rijkstslephoon- en telegraaf bureau moeten geschieden door dubbele geleidraden van brons of koper, ter dikte in diameter van 1.5 mM. voor de bovengrondsche geleidraden en van 0.9 mM. voor die in de ondergrondsche kabels, alle zonder grondverbindin- gen en zonder translatoren. Ondergrondsche kabels moeten worden aangelegd a. van het centraalbureau met 70 dubbeldraden 1 naar de Korenmarkt met 63 dubbeldraden l naar de Nieuwe pijp; met 49 dubbeldraden 1 naar de Oude Waag; met 35 dubbeldraden 1 naar de Gemeenteschool I met 28 dubbeldraden 1 naar de Eebuurt, 1 naar de 01- dehove. b. van Gemeenteschool I met 14 dubbeldraden 1 naar het Stads Ziekenhuis. c. van de Korenmarkt met 49 dubbeldraden 1 naar het Amelandshuis, d. van het Amelandshuis met 2J dubbeldraden 1 naar de Vlietsterbrug. e. van de Nieuwe pijp met 35 dubbeldraden 1 naar de Prins Hendrikbrug. f. van de Prins Hendrikbrug met 28 dubbeldraden 1 naar de Sophialaan. g. van de Oude Waag met 28 dubbeldraden 1 naai de Beurs. Waterkabels moeten worden gelegd in de navolgende grachten van 14 dubbeldraden 1 tusschen Camstraburen en Eebuurt, 1 tusschen Camstraburen en Eestraat, 1 door de gracht bij het Stads Ziekenhuis van 21 dubbeldraden 1 door de gracht bij de Vliet sterbrug, 1 door de gracht bij de Prins Hendrikbrug. De ondergrondsche kabels moeten zijn geconstrueerd als volgt De dubbele geleidingen bestaan uit één niet vertinde en één wèl vertinde koperdraad van 0.9 mM. dikte met vormig papier geïsoleerd, dubbele katoenomspanning, een loodmantel van 3 mM. compound bewikkeling en dubbele armeering van bandijzer. Do dikte van het gebezigde bandijzer moet zijn 1 mM het gewicht der kabels zal ongeveer bedragen per 100 Meter voor de kabels met 14, 21, 28, 35, 49, 63 en 70 dubbeldraden respectievelijk 376, 437, 489, 550, 642,723 en 774 kilogram, waaraan voldoen de kabels geleverd door de firma Feiten en Guilleaume te Mühlheiin. De electrische constanten moeten zijn weerstand per kilometer bij 24° Celsius 30 Ohm. Isolatie weerstand per idem bij 24° Celsius 1000 megohm, minimaal-ladingscapaciteit bij 15° Celsius 0.045 microfarad De waterkabels moeten naar verhouding ter beoordee ling van burgemeester en wethouders zwaarder gecon strueerd zijn. 8. Voorstel van burgeneester en wethouders tot opnieuw vaststelling van de verordeningena. tot het heffen van marktgeld en b. tot heffing van een recht wegens tijdelijk straatgelruik. Bijlage no. 9 tot het verslag van 's Raads- handelingen. De ontwerp-verordening tot het heffen van marktgeld benevens de verordening op de invordering van dat recht worden zonder discussie vastgesteld. Hierna komt aan de orde het ontwerp-besluit tot het heffen van een recht wegens tijdelijk straatgebruik Art. 1. Ten behoeve der gemeente wordt een recht geheven wegens het, krachtens verleende vergunning of onthef fing, tijdelijk in gebruik nemen van de openbare straat der gemeente voor de volgende doeleinden a. het afschutten of omkasten van gebouwen, muren of erven, zoomede het plaatsen van steigers of schoren met of zonder omtimmering b. den opslag, gedurende langer dan een etmaal, van zand of bouwmaterialen met of zonder schuttingen daar omheen, buiten afschuttingen of steigerwerken als bedoeld sub a c. het plaatsen van timmer-, kalk- of bergloodsen, ten behoeve van het stichten of veranderen van gebouwen; d. het plaatsen van loodsen, geheel of gedeeltelijk die nende tot tijdelijke bewoning of voortzetting van bedrijf of nering. Onder openbare straat worden verstaan alle aan de gemeente toebehoorende straten, bruggen, grachten, slooten, trottoirs, goten, stegen, pleinen, wallen, wegen, wandel plaatsen, plantsoenen, open plaatsen of sloppen. De heer Middelkoop wijst er op, dat de laatste alinea van dit art. spreekt van alle aan de gemeente toebehoo rende straten enz. Hij vraagt burgemeester en wethouders of hier wordt bedoeld de straten, die aan de gemeente in eigendom toebehooren en hoe ten opzichte van deze verordening zal worden gehandeld met die, welke slechts bij de gemeente in beheer zijn. De heer Beekhuis kan den heer Middelkoop antwoor den, dat deze verordening enkel van toepassing is op ge meentelijke openbare stratenparticuliere straten vallen niet onder de verordening ook al zijn die ten publieken dienste bestemd. De heer Middelkoop is door den heer Beekhuis niet goed begrepen. Spr. vroeg niet naar de particuliere-, doch naar de straten, niet in eigendomdoch wel in beheer bij de gemeente Spr. heeft ondekt, dat onderscheidene straten als de Stationsweg, de straat bij het „Blauwhuis", die bij de Wirdumerpoortsbrug en die van de Vrouwenpoortsbrug tot de Bad-inrichting enz., bij de gemeente in onderhoud zijn, doch den staat in eigendom belmoren. Deze zouden dus alle buiten de heffing vallen; spr. gelooft niet, dat dit de bedoeling kan zijn. De Voorzitter erkent, dat dit niet de bedoeling is van art. 1. Alle straten, met uitzondering van particuliere, vallen onder de verordening. Met het woord „toebehoo rende" wordt hetzelfde beoogd als met „straten der ge meente" in artikel 240 j der Gemeentewet. De heer Middelkoop vraagt, of het niet wenschelijk zou zijn, die bedoeling nader te omschrijven in den door hem aangegeven zin„aan de gemeente toebehoorende" kan behouden blijven, doch er diende bijgevoegd te wor den, „of bij haar in beheer en onderhoud zijnde." De heer Beekhuis ziet er geen bezwaar in, dat in de slotalinea van art. 1 in plaats van „alle aan de gemeente toebehoorende straten" wordt gelezen „alle bij de gemeente in onderhoud en beheer zijnde straten." De heer Jansen kan ter verduidelijking van het door den heer Middelkoop bedoelde een voorbeeld geven. Als b.v. de gevels der pakhuizen van den korenfator de Vries aan den Hoekstersingel moesten worden verbouwd, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 8 Mei 190Ó. 55 hoe dan te handelen bij het opslaan van loodsen of steigers daar ter plaatse De straat is daar Rijkseigendom, doch bij de gemeente in onderhoud en beheer. Op grond van het thans bestaande art. 1 zou de gemeente geen recht kunnen vorderen voor het gebruik dier straat. Daarom zal het gewenscht zijn, in die leemte te voorzien en de redactie in dien zin te wijzigen, dat ook recht gevorderd kan worden van straten in beheer en onderhoud bij de gemeente. De heer Beekhuis kan verklaren, dat het inderdaad de bedoeling is, ook in het geval door den heer Jansen be doeld, het recht te heffen. De Voorzitter verklaart namens burgemeester en wet houders, dat zij met het denkbeeld van den heer Middel koop medegaan en mitsdien voorstellen de slot-alinea van art. 1 te doen luiden „Onder openbare straat worden verstaan alle bij de ge meente in onderhoud en beheer zijnde straten, bruggen, grachten, slooten, trottoirs, goten, stegen, pleinen, wallen, ivegen, wandelplaatsen, plantsoenen, open plaatsen of sloppen. Hierna wordt het aldus gewijzigde ontwerp-artikel 1 zonder hoofdelijke stemming vastgesteld, even als de an dere artikels, daarna het heffingsbesluit in zijn geheel en de verordening op de invordering. 9. VoorsUl van burgemeester en wethouders tot wijzi ging van art. 3 der voorioaardenwaarop de handbagger molen der gemeente aan particulieren kan worden ver huurd. (Zie bijlage no. 10 tot het verslag van 's Raads handelingen.) Burgemeester en wethouders stellen voor te besluiten In artikel 3 der bovenomschreven voorwaarden in alinea 1 te lezen in plaats van 8.—, 6.— ge durende de maanden April tot September en 5 gedu rende de overige." Alinea 2 te doen vervallen. Alinea 3 te doen luiden wanneer tengevolge van de weersgesteldheid slechts een gedeelte van den dag is kun nen gewerkt worden, is een bedrag van ƒ2.40 verschuldigd alinea 4 te wijzigen als volgt „indien wegens een defect aan den molen slechts een gedeelte van den dag kan worden gewerkt, is voor ieder vol uur, dat met den molen gewerkt is, 0.60 verschuldigd alinea 5 te doen vervallen. Zoodat art. 3 alsdan zal luiden als volgt „Voor eiken dag, dat met den molen wordt gewerkt is, met inbegrip van het loon van den molenbaas, ver schuldigd 6.— gedurende de maanden April tot Sep tember en 5.— gedurende de overige. Wanneer tengevolge van de weersgesteldheid slechts een gedeelte van den dag is kunnen gewerkt worden, is een bedrag van 2.40 verschuldigd Indien wegens een defect aan den molen slechts een gedeelte van den dag kan worden gewerkt, is voor ieder vol uur, dat met den molen is gewerkt, 0.60 verschul digd, behoudens het maximum bepaald in de eerste alinea van dit artikel. Is een defect onstaan enz. (als thans) De beraadslaging wordt geopend De heer Wilhelmy heeft geen bezwaar, om de le alinea van art. 3 der bestaande voorwaarden te veranderen als wordt voorgesteld. Als ƒ8 te hoog blijkt te zijn, om den baggermolen te kunnen verhuren, laat men dan 6. per dag vragen. Spr. heeft echter in 't bijzonder het oog op de ontwerp- alinea 2daar wordt gesproken van „een gedeelte van den dag"; die uitdrukking is zeer onbepaald. Zij kan zoowel één uur als 8 uren of meer •omvatten. In verband hiermede is het spr. wenschelijk voorgekomen, met samenvoeging der alinea's 2 en 3 eene scherper om lijnde redactie voor te stellen, waartoe hij het volgende amendement indient. „Wanneer tengevolge van de weersgesteldheid of wegens een defect aan den molen slechts een gedeelte van den dag kan worden gewerkt, is voor ieder vol uur, dat met den molen is gewerkt, 0.60 verschuldigd, behoudens het maximum, bepaald in de eerste alinea van dit artikel." Dit amendement wordt ondersteund en komt dus in behandeling. De heer Troelstra houdt het er voor, dat de gewraakte bepaling in het artikel is gelascht, om te voorkomen, dat een aanvrager als het hem om de een of andere reden niet past, ophoudt met den molen te werken, dit schuivende op de weersgesteldheid. Met de door burgemeester en wethouders voorgestelde redactie, zal hij daartoe niet zonder grondige reden overgaan. Een defect aan den molen is altijd gemakkelijk te be speuren in dat geval eischt de billijkheid, dat slechts wordt betaald voor den tijd, gedurende welken is gewerkt. De heer Hijlkema meent, dat de door den heer Troelstra geopperde zienswijze juist is. De nieuwe bepaling is op genomen in overleg met- en op voorstel van den Directeur der Gemeente-Reiniging en den Molenbaas. Oppervlakkig beschouwd, is er wel iets voor het amen- dement-Wilhelmy te zeggen; spr. acht het echter veiliger, de door burgemeester en wethouders voorgestelde redactie aan te nemen. De heer Wilhelmy is het niet met den heer Hijlkema eens. Spr. is van oordeel, dat er geen vrees behoeft te bestaan voor dralen door den aanvrager. Integendeel, deze zal alle krachten inspannen, om het werk zoo spoedig mogelijk met den molen uit te voeren, om de eenvoudige reden, dat elk verzuimd uur hem in de beurs komt. De door burgemeester en wethouders voorgestelde redactie stelt de mogelijkheid open, om meer dan 4 uren te werken met den molen en daarvoor toch slechts 2.40 te betalen. Daardoor trekt de gemeente aan het kortste eind en kan zij niet onbelangrijke schade lijden. De heer Hijlkema doet opmerken, dat, als als met den molen wordt gewerkt, een bedrag van ƒ6.per dag zal zijn verschuldigd. Laat de aanvrager dus slechts een gedeelte van den dag werken, dan is dat in zijn eigen nadeel. De heer Duparc moet erkennen, dat art. 3 inderdaad iets onbestemds heeft. Art. 4, dat over de huur der schouwen handelt, voorziet in het door den heer Wilhelmy bedoelde geval. Daarbij toch wordt bepaald, dat de huur dier vaartuigen bedraagt f 0.35 per stuk en per dag, gedeelten voor vol gerekend. Spr. acht het daarom wenschelijk, ook in art. 3 te omschrijven, wat onder gedeelte van den dag wordt ver staan. De heer Beekhuis vindt de gemaakte opmerking juist, dat het kan voorkomen, dat met den molen b.v. 8 of 10 uren is gewerkt en toch slechts 2.40 behoeft te worden betaald, wat onbillijk is. De beraadslaging wordt gesloten en het amendement- Wilhelmy in stemming gebracht. Het wordt aangenomen met 15 tegen 2 stemmen, die van de heeren Troelstra en Hijlkema. Art 3 wordt hierop als volgt vastgesteld „Voor eiken dag, dat met den molen wordt gewerkt, is, met inbegrip van het loon van den molenbaas, ver schuldigd 6.gedurende de maanden April tot Sep tember en 5.gedurende de overige. Wanneer tengevolge van de weersgesteldheid of wegens een defect aan den molen slechts een gedeelte van den

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1900 | | pagina 2