74 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 Juni 1900.
gas gaandeweg gedaald. Vroeger, toen de gasfabriek nog
een particuliere onderneming was, bedroeg de prijs 24'/2
cent, langzamerhand is de prijs gedaald tot op 6 cent en i
daartegen heeft zich geen enkele stem verheven. Den I
consumenten wordt tegen zeer billijken prijs gas geleverd.
Zoo hebben én de gasverbruikers én de belastingschuldi- 1
gen geprofiteerd van de gemeentelijke exploitatie.
De verlaging in 1894 viel samen met de invoering
van het gloeilicht. De gemeente had toen zware jaren i
door te maken, want bij het verlies van één cent per
stère kwam nog de verminderde gasconsumtic en ook de
reiniging, die vroeger jaarlijks ongeveer f 47000.op
bracht, daalde tot 23000.Al deze verliezen nu heeft
men door verhoogde belastingen moeten dekken. 1
De heer Beucker Andreae betreurde het, dat het dage-
lijksch bestuur niet reeds ten vorigen jare met een voor-
stel tot verhooging is gekomen, omdat toen reeds een
verhooging van den kolenprijs was ingetreden.
De vraag is toen ernstig overwogen, maar men hoopte
nog, dat die verhooging tot staan zou komen en het is
altijd een zeer onaangenaam werk te komen met voor
stellen tot verhooging van belastingen en van den gasprijs.
Nu- was dit echter dringend noodzakelijk, wilde men de
gemeente-financieën niet in de war sturen en thans heeft
de directeur der gasfabriek met zorg eene nieuwe be
grooting opgemaakt.
Daarbij is op eene vermeerderde productie en stijging
der prijzen van sommige producten gerekend.
Toch ontstaat bij verhooging van den gasprijs met l'/2
cent, en de bovengenoemde voordeelen, nog een tekort
op de raming. Daarom is spr. van oordeel, dat de Raad
wèl zal doen, het voorstel van burgemeester en wethou
ders aan te nemen, in elk geval niet op dat van den
heer Jansma, of dat van den heer Duparc in te gaan.
Hij zou er zich nog bij neer kunnen leggen, dat de
prijs op 71/, cent werd gesteld. De kosten voor straat
verlichting zullen ook hooger zijn, daar dient ook op ge
let te worden. De verhooging is bovendien slechts een
tijdelijke maatregel bij de begrooting voor 1901 moet
zij volgens het voorstel, op nieuw geregeld worden. Men
bedenke, dat indien de prijs van het gas niet wordt ver
hoogd, men in 1902 weer meer belasting zal moeten
heffen.
Dit zou zijn te betreuren, omdat juist dit jaar de per
centage van den H. O. op 5.12 °/0 kon worden gesteld,
wijl de gemeente-rekening een voordeelig saldo opleverde,
waarop niet zal kunnen worden gerekend als de gasprijs
niet tijdelijk voldoende wordt verhoogd, omdat dan de
rekening over 1900. geen batig saldo zal kunnen opleve
ren, maar zeer wel mogelijk een tekort.
De heer Duparc zegt, dat, waar de heer Andreae, evenals
trouwens vroeger bij de behandeling van de vraag over
den prijs van het gas, stokstijf vasthoudt aan een eenmaal
opgevat denkbeeld, spr. geen pogingen zal doen, hem te
dezen opzichte te bekeeren. Het zou toch onbegonnen
werk zijn. Bpr. denkt hierbij aan de woorden jaren gele
den eens over een vorsten-familie gesproken, „zij hebben
niets geleerd en niets vergeten."
Wat den heer Hijlkema betreft, deze was vroeger steeds
een trouw bondgenoot van spr., als hij optrad tegen on
gemotiveerde voorstellen tot verhooging van den gasprijs.
Nu deze wethouder is, schijnt hij echter te zijn bekeerd.
Spr. denkt hierbij aan een van Neerlands grootste ministers
uit vroegere tijden, die, toen hem voor de voeten werd
geworpen, dat hij als minister geheel anders sprak dan
vroeger als kamerlid, antwoordde, dat dit het gevolg was
van zijn veranderd standpunt. Wij danken daaraan het
woord „standpuntkunst."
Er is gezegd, dat het slechts eene tijdelijke verhooging
betreft, doch dit spreekt van zelf. Een verhooging voor een
tijdvak van b v. driejaren zou zeker bij niemand steun vinden.
Men kan, volgens spr., inderdaad met gerustheid het
tweede halfjaar ingaan met een gasprijs van 7 cent, waarbij
spr. nog een beroep doet op de ervaringen van vroeger.
De heer Troelstra heeft er op gewezen, dat spr. zich
zoo gaarne in het verledene beweegt. Mag spr. den ge-
achten oudsten wethouder wijzen op het spreekwoord „Uit
het verleden kent men het heden"
Als burgemeester en wethouders'jaarlijks den gemeen
teraad de begrooting aanbieden, nemen zij daarvoor ook
niet altoos tot grondslag de uitkomsten van vroegere reke
ningen Dit zuivere stelsel moet evenzeer op de begroo
ting van de gasfabriek worden toegepast.
Die geachte wethouder heeft den raad ook nog voorge
houden, dat binnen kort een voorstel zal inkomen tot uit
breiding en verbetering der gasfabriek, waarvan de uit
voering p.m. 30000 zal kosten. Een soort schrikbeeld
dus. Niemand echter make zich hierover ongerust. Dit
bedrag zal, gelijk steeds met buitengewone uitgaven ge
schiedde, worden gevonden door een geldleening, die
ten bate komt niet van de exploitatie-rekening, maar van
de kapitaal-rekening der gasfabriek.
Die geachte wethouder heeft eindelijk nog gezegd, dat
door den heer Haverschmidt een einde is gemaakt aan de
legende van art. 254 der gemeentewet. Hoe gaarne spr.
zich ook zou willen aansluiten bij den aan dit geachte
raadslid toegebracht wordenden lof, moet hij daarvan thans
afzien. Want die legende heeft nooit bestaan.
Het was de minister Heemskerk, die in het jaar
1876 aan de Gedeputeerde Staten der onderscheidene
provinciën een aanschrijving richtte, inhoudende, dat hij
in het vervolg geen besluiten van gemeenteraden betref
fende heffing van gasrechten meer aan den Koning ter
goedkeuring zou voordragen, omdat hij deze rechten, dit
was toen altoos de naam, beschouwde niet te vallen in de
termen van art. 238 der gemeentewet. Gasfabrieken waren,
volgens den minister, niets anders dan industrieele onder
nemingen, evenals waterleidingen en dergelijke inrichtingen.
Sedert is een einde gemaakt aan het publiekrechtelijk
karakter der gasfabrieken en regelt overal de gemeenteraad
den prijs van het gas, geheel onafhankelijk van de Ko
ninklijke goedkeuring. Wat de heer Haverschmidt in her
innering bracht, was niets anders dan een in 1897 gedane
poging, om bedoeld publiekrechtelijk karakter van gasfa
brieken enz. te h erst dien.
De heer Hijlkema beaamt, dat het getal geplaatste munt
gasmeters slechts 172 is. Hij betreurt dit, doch er is
slechts in te berusten. Af en toe spreekt de Directeur
der gasfabriek wel eens met liedendie misschien op
deze wijze gasverbruikers konden wordendoch veel
resultaat hebben 'zijne bemoeiingen niet.
De heer Duparc noemde spr. een bondgenoot van
vroegerwaar het gold den gasprijs te veriagen. Spr.
zal dat nog zijnals de omstandigheden het toelaten.
Maar thans is verhooging noodzakelijk.
Spr. beaamt eveneens de slechte financieele verhouding
van de gasfabriek tegenover de gemeente. Een voorstel
tot verbetering dienaangaande kan echter eerlang in het
vooruitzicht worden gesteld.
Als men voor eene ontwerp-begrooting stond zou spr.
eene verhooging met 1 cent waarschijnlijk ook voldoende
achten. Thans echter, nu men te doen heeft met eene
vastgestelde raming voor een dienstjaar, dat reeds half
is verstreken, is 1 cent bepaald onvoldoende, en daarom
heeft hij zich vereenigd met het voorstel van Burg. en
Weth. tot verhooging van den gasprijs met 2 cent.
De heer Oosterhofif wenscht met een enkel woord te
rug te komen op de financieele berekeningen van den
heer Duparc. Dit geachte lid somde de winsten op, die
de gasfabriek jaarlijks aan de gemeente oplevert. Maai'
hij verzuimde, (zooals door den heer Troelstra reeds werd
opgemerkt,) melding te maken van de sommen voor aflos
sing bestemd, van door de gemeente aangegane geldlee-
ningen, ten behoeve van de gasfabriek.
Uit een staat, dien spr. voor zich heeft, blijkt, dat in
1895 13.000.in 1S96 zelfs 16.000.— ten behoeve
van de gasfabriek is afgelost. Wanneer nu de gemaakte
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 Juni 1900.
75
winst 300,000.bedraagt en er 16,000.— moet
worden afgelost, dan bedraagt naar zijne meening de zui-
vero winst niet meer dan f 14000. Daarom is de
winst die de rekening der fabriek aanwijst, niet zuiver.
Spr. zal zich echter niet verdiepen in de financieele
verhouding der fabriek tot de gemeente, doch wil in
overweging geven, een middenweg in te slaan door
den gasprijs met 1 '/2 cent te verhoogen.
Wordt toch overeenkomstig het voorstel van den heer
Duparc besloten om den gasprijs met één cent te ver
hoogen, dan dreigt er een tekort te ontstaan van 12000.
Dit durft hij niet aan, al stemt hij toe dat het resultaat
der rekening gewoonlijk gunstiger is dan de raming.
Besluit de vergadering daarentegen tot eene verhooging
van I '/2 cent per stère, dan kan er wel is waar volgens
de begrooting nog een te kort van 4000.ont
staan, maar hierin ziet hij minder bezwaar.
Spr. geeft daarom in overweging noch het voorstel van
burgemeester en wethouders, noch dat van den heer
Duparc aan te nemen, maar te besluiten tot eene ver
hooging van 1 '/2 cent.
Hij dient daartoe de volgende motie in
Overwegende, dat het saldo der rekening van de gas
fabriek gewoonlijk hooger wordt, dan geraamd is
overwegende, dat het tekort van ruim 4000.dat
geraamd wordt bij eene verhooging van den gasprijs met
I1/, cent, zeer waarschijnlijk in werkelijkheid dus niet
zal ontstaan
stelt voor den gasprijs met 1 '/2 cent te verhoogen.
Deze motie wordt ondersteund en komt dus in be
handeling.
De heer iansma hoorde van den heer Hijlkemadat
men niet op meevallertjes zal kunnen rekenen. Toch zijn
de cokes, de kalk en het ammoniakwater in prijs gestegen.
Daarop had men toch niet gerekend en dus is het een
meevallertje.
Spr. is het met den heer Troelstra eens, dat de cijfers
der begrooting zooveel mogelijk moeten worden gehand
haafd. Het groote verschildat er tusschen dat lid en
spr. bestaatis echterdat gene de hoogere kolenprijzen
op de gasverbruikers en niet op de belastingschuldigen
wil verhalen. Bij spr. rijst nu de vraagof dit niet zou
zijn te verhoeden. Als de voorgestelde verhooging van
2 cent wordt toegepastkan spr. de gasverbruikers zeker
niet gelukwenschenzooals de heer Troelstra het zoo
opgewekt de belastingschuldigen deeddie lange jaren
van de gasverbruikers profiteerden. Het uitstel der be
handeling door spr. voorgesteldkon strekken om den
gang van zaken te controleeren. Het is misschien juist,
dat hij bij het begin der vergadering met zijn voorstel
had moeten komen. Maar spr. is nog zoo kort lid dezer
vergadering en als zoodanig achtte hij het wel wat aan
matigend, om direct een voorstel tot uitstel te doen
waardoor ook ineens elke gedachtenwisseling werd afge
sneden. Spr. had zich daarom voorshands enkel bepaald
tot het uitspreken van het denkbeeld van uitstel. Het is
hem niet duidelijk dat de heer Duparc eene verhooging
van I cent voorsteltterwijl hij spr.'s standpunt inneemt.
De heer Dijkstra kan noch met den heer Oosterhoff die
den prijs van het gas met 1 '/2 cent, noch met burgemees
ter en wethouders die den prijs met 2 cent willen ver
hoogen, meegaan. Veelmeer gevoelt hij voor het amende
ment van den heer Duparc. om dien prijs met 1 cent te
verhoogen en zal dat steunen, omdat het rekening houdt
met het beginsel, dat bij de bepaling van den gasprijs reke
ning moet worden gehouden met dien der steenkolen en
met het beginsel van voorzichtigheid, om den gasprijs plot
seling niet zoo belangrijk te verhoogen. Burgemeester en
wethouders zijn blijkbaar bevreesd voor een belangrijk
tekort op de begrooting van dit jaar. Die vrees kan spr.
niet deelen. Het komt hem voor, dat de daarvoor genoemde
cijfers vrij wel in de lucht hangen en dat het nog volstrekt
niet zeker is, dat er een tekort zal ontstaan. Met beslist
heid kan daaromtrent nog niet worden geoordeeld, omdat
andere posten van de begrooting mee kunnen vallen.
Hoe het ook zij, het is ook hier de vraag, wie zullen
betalen en dan acht hij het beter dat de 3500 aange-
slagenen in den Hoofd. Omslag vermoedelijk een tekort
moeten opbrengen, dan dat van 1500 gasverbruikers al
dadelijk het volle bedrag van de verhoogde kolenprijzen
wordt gevraagd.
Naar aanleiding van het door den heer Troelstra ge
memoreerde, dat de gasprijs in 1894 op 6 cent per M3.
werd gesteld, wenscht hij nog op te merken dat die prijs
in verband met de zeer lage kolenprijzen misschien iets
lager had kunnen worden bepaald.
Die prijs stond evenwel in gunstige verhouding tot
die van andere verlichtingsartikelen, de gasverbruikers
waren tevreden en de gemeente nam als goed industrieel
de voorzichtigheid daarmede in acht.
Laat zij dit ook thans doen door niet onmiddellijk de
volle verhooging der kolenprijzen op de gasverbruikers
te doen drukken.
De heer Hijlkema hoorde den heer Dijkstra zeggen, dat
de cijfers van het tekort te veel in de lucht hangen.
Dat is niet juist. Het bedrag van 34,975 voor meerdere
uitgaven tengevolge hoogere kolenprijzenstaat vast. De
door den Directeur der Gasfabriek ingediende nieuwe
begrooting berust op den uitslag der exploitatie over het
le halfjaar 1900 en daarnaar heeft hij zijne berekening
voor het 2e halfjaar gemaakt. De cijfers zijn door dien
ambtenaar zoo gunstig mogelijk genomen opdat de finan
cieele uitkomsten niet al te slecht zouden blijken. Zooals
reeds gezegd isheeft hij gerekend èn op verhooging
van de bijproducten èn op hoogere gasproductie. Nu gaat
het niet aan voor de tweede maal op een meevallertje
te rekenen. Dat zou in strijd zijn met een goed finan
cieel beleid.
De heer Dijkstra beschouwt de offieieele cijfers, in de
bijlagen gedrukt, niet als in de lucht hangende. Hij had
het oog op de cijfers, die door verschillende sprekers zijn
genoemd in verband met het vermoedelijk tekort op de
begrooting over 1900. Daarom sprak hij van andere
posten, die daarop van invloed kunnen zijn en meent ook
te kunnen wijzen op den post voor verkoop van bouwter
rein waarvoor niets is uitgetrokken en waarop toch gere
geld wordt ontvangen.
De heer Troelstra kan nog meedeelen, dat de opbrengst
der veemarktgelden dit jaar niet zal meevallen.
De Voorzitter wenscht nog kortelijk het voorstel van
burgemeester- en wethouders te verdedigen. De vraag
met hoeveel de prijs van het gas moest worden verhoogd,
was voor burgemeester en wethouders geheel een vraag
van comptabiliteitwaarbij zij uitgingen van de stelling
dat het evenwicht op de gemeentebegrooting voor 1900
niet mocht worden verbroken. Voor de beantwoording
dezer vraag kunnen alle beschouwingen over vroeger
behaalde winsten buiten de kwestie gelaten worden
evenmin kan de in 1899 gemaakte winst daarvoor dienst
doendaar deze eerst effect kan sorteeren bij de vast
stelling van de begrooting voor 1901 en den gasprijs
voor dat jaar. Men heeft thans alléén met de vermoede
lijke uitkomsten van 1900 te maken.
Hierbij boude men in het oogdat bij de begrooting
voor 1900 reeds is beschikt over de oorspronkelijk ge
raamde winst, en dat bij het voorstel tot verhooging met 2 cent
per stère reeds is aangenomen, dat de uitkomsten de oor
spronkelijke raming met f 12000 zouden overtreffen.
Het voorstel van burgemeester en wethouders houdt
dus reeds rekening met eene eventueele winst van
ƒ25000. Het is onvoorzichtig te verwachten, dat deze
zóó belangrijk hooger zal zijndat ook bij verhooging
van den gasprijs met slechts 1 cent een deficit zal worden
vermeden.