76 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 20 Juni 1900.
Het hiertoe strekkend voorstel is dus een sprong in
het duisterdie kan uitloopen op een nadeelig saldo der
gemeenterekening over 1900waarvan het gevolg zou
zijn dat de gemeentebegrooting voor 1902 begon meteen
tekort.
Spr. meent tegen een dergelijk finantieel beleid met
nadruk te moeten opkomen.
De Voorzitter zal thans eerst in stemming brengen het
voorstel van burgemeester en wethouders, daar dit de verste
strekking heeft.
De heer Du pare maakt hiertegen bezwaar. Art. 33
van het reglement van orde zegt, dat eene wijziging ot
splitsing van de in beraadslaging gebrachte voorstellen,
door een lid voorgesteld en ondersteund, het eerst in be
handeling komt.
De Voorzitter doet opmerken, dat de leiding der ver
gadering bij hem berust, en dat hij dus heeft te beoor-
deelen de volgorde van behandeling der voorstellen en
amendementen.
Het beroep van den heer Duparc op art. 33gaat trouwens
niet op, daar zijn voorstel geen amendement is in den eigen
lijken zin des woords, maar een voorstel naast of tegen
over dat van burgemeester en wethouders. Weid het
voorstel Duparc eerst in stemming gebracht, dan zou de
stemming onzuiver zijn, daar de voorstanders eener ver
hooging met 2 cents allicht zouden beginnen met de ver
hooging met 1 cent te steunen en hiertoe dan mogelijk
tegen de bedoeling der meerderheid in zou worden besloten.
Spr. acht het rationeel achtereenvolgens de voorstellen
tot verhooging met 2, 1en 1 cent in stemming te
brengen.
De heer Duparc weet zeer goed, dat do voorzitter met
de leiding der vergadering is belast. Die leiding mag
echter niet strijden met het reglement van orde. Waar
dit uitdrukkelijk spreekt, kan ook door den voorzitter
daarvan niet worden afgeweken. De voorzitter heeft in-
tusschen het laatste woord, en daarom moet spr. zich wel
bij de zaak neerleggen.
Hierna brengt de voorzitter in stemming het voorstel
van burgemeester en wethouders.
Het wordt verworpen met 12 tegen 6 stemmen, die
van de heeren Troelstra, Hijlkema, Beucker Andrea),
Beekhuis, van Ketwich Verschuur en Baart de la Faille.
Daarna wordt het amendement van den heer Ooster-
hoff, tot verhooging van den gasprijs met 1cent per
M3. in stemming gebracht en eveneens verworpen met
11 tegen 7 stemmen, die van de heeren Troelstra, Hijl
kema, Beucker Andreae, Beekhuis, van Ketwich Verschuur,
Baart de la Faille en den voorsteller.
Het amendement van den heer Duparc, om in het
voorstel van burgemeester en wethouders sub te lezen
7 cent en in sub b, 8 cent wordt hierna aangenomen
met 15 tegen 3 stemmen, die van de heeren Jansma,
Lautenbach en Middelkoop.
Mitsdien is besloten
a. met ingang van 1 Juli a.s. en dus wat de gewone
meteropnemingen betreft, voor het eerst met de opne
mingen over die maand en verder tot en met de meter
opnemingen over December 1900, den gasprijs te bepalen
op 7 cent per M3.
b. over gelijk tijdvak het muntmeter-gas te bepalen
op 8 cent per M3.
5. Voorstel tot bet beschikbaar stellen van f 1500.
als tegemoetkoming in de kosten van den door de Ned.
Tramweg-Maatschappij te maken basaltsteenen walmuur
aan den Westersingelen b, tot het bij de gemeente in
beheer overnemen van dezen muur.
Het voorstel is van den volgenden inhoud
Aan den Gemeenteraad.
Nadat Uw besluit dd. 13 Februari dezes jaars (Hande
lingen blz. 12 14) was gevallen werd do richting van
den stoomtramwee: tusschen het tramstation en de Harlin-
gervaartsbrug vastgesteld overeenkomstig de bij ons be
trekkelijk voorstel gevoegde teekening.
De nieuw gekozen richting maakte, zooals U bekend
is, de demping noodzakelijk van een gedeelte der bocht
van de Stadsgracht nabij genoemd station.
De Directeur der Nederlandsche Tramwegmaatschappij
heeft zich aanstonds tot heeren Gedeputeerde Staten van
Friesland gewend om voor deze demping de vereischte
vrijstelling te krijgen van hot Provinciale reglement van
1^91 en zijn naartoe strekkend adres werd door genoemd
college met het deswege ingewonnen rapport van den
hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat in onze
handen gesteld bij missive van 20 Maart 1900, 2e afdee-
ling W no. 73.
De overweging van deze stukken heeft ons college
vuoral nu door Gedeputeerde Staten de wenschelijkheid
werd vooropgesteld dat de eventueel te maken walbe-
schoeiing door de gemeente in onderhoud en beheer zou
worden genomen tot de slotsom geleid dat het in alle
opzichten aanbeveling zou verdienenindien in stede
van de voorgenomen houten walbeschoeiing een basalt
steenen walmuur werd gemaakt, zooals die b.v. te üron-
rijp in de Harlingervaart was gelegd. Het kwam ons
aanstonds voor, dat indien de Nederlandsche Tramweg
maatschappij hiertoe bereid werd bevondener alle
aanleiding bestond om de gemeente te doen bijdragen in
de meerdere kosten die daarvan het gevolg zouden zijn.
Nadat de Directeur der Gemeentewerken bij drie achter
eenvolgende rapporten zijne zienswijze omtrent de missive
van heeren Gedeputeerde Staten en het advies van den
hoofdingenieur had kenbaar gemaakthebben wij met den
Directeur der Nederlandsche Tramwegmaatschappij eene
bespreking gehouden en hem de vraag voorgelegd of de
Maatschappij bereid was de demping met bijbehoorende
werken overeenkomstig de door de Directeur der Gemeen
tewerken overgelegde te keningen uit te voeren indien
de gemeente eene som van ƒ1500 in de kosten bijdroeg
en den ontworpen walmuur na voltooiing in beheer en
onderhoud nam.
Na ontvangst van het bevestigend antwoord op deze
vraag dd. 20 April hebben wij aan Gedeputeerde Staten
de missive van 26 April no. 98/422 doen afgaan, waarin
wij nauwkeuring onze wenschen ten opzichte van de
demping c.a. uiteenzetten en naar den inhoud waarvan
wij kortheidshalve verwijzen.
Ons schrijven gaf aanleiding tot oen nader rapport van
den hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat dd.
7 Mei no. 741 waaromtrent door den heer Comm. der
Koningin ons advies werd gevraagd hetwelk wij gaven
bij brief van 21 Mei 1900, no. 98/473.
Hierop volgde een beschikking van heeren Gedepu
teerde Staten op het adres der Nederlandsche Tramweg-
Maatschappij geheel in den door ons college aangegeven
zin, die ons in afschrift werd toegezonden bij brief van
23 Mei 1900 no. 35, waarin nog slechts vanwege de ge
meente de verklaring wordt gevraagd, dat zij zich ver
bindt den walmuur voortdurend ten genoegen van het
provinciaal bestuur te onderhouden.
Na kennisneming van vorenstaand overzicht en van
de te dezer zake gewisselde stukken die alle hetzij in
originali of in afschrift hiernevens worden overgelegd, zal
Uwe vergadering, naar wij vertrouwen, met ons college
overtuigd zijn van het groote belang dat voor de gemeente
Leeuwarden gemoeid is met de volledige uitvoering van
de door Gedeputeerde Staten op het verzoek om demping
van een gedeelte der Stadsgracht nabij het tramstation ge
nomen beschikking.
De uitvoering, welke ter plaatse een alleszins bevredi
genden toestand zal scheppen, is, zooals daaruit blijkt,
thans alleen nog afhankelijk van de bereidwilligheid Uwer
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juni 1900.
77
vergadering, om voor de uitvoering der werken bovenge
noemde som van 1500 beschikbaar te stellen en den
te maken walmuur in onderhoud en beheer bij do ge
meente te nemen.
Wij aarzelen niet hiertoe krachtig te adviseeren en
hebben mitsdien de eer voor te stellen te besluiten
I. Een bedrag van f 1500.beschikbaar te stellen
tot tegemoetkoming in de kosten, voor de Nederlandsche
Tramweg-Maatschappij voortvloeiende uit de vervulling
der door H.H. Gedeputeerde Staten van Friesland aan
hunne beschikking d.d. 23 Mei 1900, 2e afd. W, no. 35
verbonden voorwaarden.
II. Na volledige uitvoering dier beschikking, den in voor
waarde a daarvan bedoelden walmuur bij de gemeente
in beheer te nemen en dezen voortdurend ten genoegen
van het Provinciaal Bestuur te onderhouden.
Dc beraadslaging wordt geopend.
Den heer Middelkoop is bij onderzoek der betrekkelijke
stukken, de moeielijkheid gebleken, om het geheele zeer
uitgebreide dossier na te gaan. Als resumé kan hij het
volgende mededeelen.
De Tramweg-Maatschappij heeft vergunning gekregen,
om een gedeelte van de holle bocht in de gracht bij haar
station tegenover den molen te dempen.
Het vaarwater is provinciaal eigendom en daarom is
door de Provincie aan de maatschappij bij de vergun
ning, de verplichting opgelegd, de gracht aldaar van eene
houten walbeschoeiing te voorzien. De gemeente bleef
dus geheel buiten de zaak.
De directeur der gemeentewerken berekent de kosten
der houten walbeschoeiing op 3.000.en begroot de
kapitaalswaarde van het jaarlijksch onderhoud daarvan op
250»».—.
Burgemeester en wethouders echter kwamen tot de
conclusie, dat een basaltbeschoeiing, hoewel met hoogere
stichtingskosteu gepaard gaande, de voorkeur verdient
wegens haar grooter weerstandsvermogen, en het daardoor
verminderde onderhoud.
De gemeente is niet tot onderhoud verplicht. Als zij
de Tramweg-Maatschappij van het onderhoud der houten
beschoeiing ontheft, schenkt zij deze eene kapitaalswaarde
van 2500.—. De basaltmuur kost 15o0.—Dit
geeft een verschil van 000 welke, indien de ba
saltmuur door de gemeente in onderhoud wordt overge
nomen, de Maatschappij van haar cadeau ontvangt.
Op grond van deze cijfers zal spr. het voorstel van
burgemeester en wethouders niet kunnen steunen.
De heer Beekhuis vindt het moeilijk de becijferingen
van den geachten laatslen spr. zoo dadelijk te beoordeelen,
doch hij begrijpt niet hoe men tot de conclusie kan ko
men dat de Tramweg-Maatschappij nog f 500.zoude
moeten toebetalen aan de gemeente, nu zij een werk zal
moeten maken dat belangrijk duurder is dan het haar
oorspronkelijk opgelegde.
In ieder geval verkeert die spr. in dwaling, waar hij
meent dat de houten beschoeiing in onderhoud bij de Tram
weg-Maatschappij zoude komen. Immers uit de gevoerde
correspondentie met Gedeputeerde Staten blijkt, dat het
college als voorwaarde voor de demping heeft gesteld, dat
de gemeente het onderhoud der beschoeiing op zich
zoude moeten nemen.
Waar nu het onderhoud van een basaltmuur veel minder
kosten na zich zal sleepen voor de gemeente dan dat
eener houten walbeschoeiing, en waar bovendien de ge
meente in het bezit zal komen van eene uitstekende
ligplaats voor schepen, daar acht hij eene uitgave van
f 1500.voor dit doel niet te hoog.
De Voorzitter voegt hieraan toe, dat de wijziging der
richting van den tramweg, die door burgemeester en wet
houders werd gewenscht, slechts kon worden verkregen
dank zij de medewerking der Tramweg-Maatschappij.
De hiervoor noodige demping c.a. zou van harentwege
geschieden. Maar waar het gemeentebestuur thans een
basaltmuur wilde, dus een duurder werk dan door Gede
puteerde Staten voor de demping werd gevorderd, daar
zou het onbillijk zijn de meerdere kosten ten laste der
maatschappij te brengen.
De heer Middelkoop kreeg van den heer Beekhuis ten
antwoord, dat het onderhoud van de beschoeiing bij de
gemeente zal berusten. Doch uit de correspondentie
blijkt, dat Gedeputeerde Staten bezwaar maken, de Tram
weg-Maatschappij bij de vergunning tot demping de voor
waarde op te leggen, dat de werken voortdurend door
de gemeente moeten worden onderhouden. Dat konden
Gedeputeerde Staten ook niet doen, omdat het hier eene
onderhandeling betrof tusschen de Provincie en de Tram
weg-Maatschappij, waar de gemeente buiten stond. Zeer
terecht maakten daarom Gedeputeerde Staten bezwaar om
van eenige verplichting der gemeente te spreken. „Na
leving van die voorwaarde zou van de Tramweg-Maat
schappij ook bezwaarlijk kunnen worden gevergd, gesteld
dat dit ooit noodig mocht worden." zeggen Gedeputeerde
Staten in hunne missive van 23 Mei 1.1.
In het voorstel van burgemeester en wethouders tot
wijziging der concessie-voorwaarden voor traraaanleg langs
den Westersingel leest men „Ken en ander (de verleg
ging van den rijweg en de gedeeltelijke demping der
stadsgracht) zal uit den aard der zaak door en voor re
kening der Ned. Tramweg-Maatschappij geschieden," ter
wijl de voorzitter op eene vraag van den heer Bekhuis
antwoordde„Wat de 2e vraag aangaat enz., dat
moet worden aangevraagd door dengene die het werk
zal uitvoeren en dus ook de voorwaarden moet naleven,
die aan de eventueele vergunning zullen worden verbon
den, dus in casu door de Maatschappij, niet door het ge
meentebestuur."
Gedeputeerde Staten hebben bij hunne vergunning tot
stichting van de beschoeiing als voorwaarde gesteld, dat
de demping moet worden uitgevoerd tot hun genoegen
en van burgemeester en wethouders.
De Voorzitter is van oordeel, dat indien het voorstel van
burgemeester en wethouders niet wordt aangenomen de
kans bestaat, dat van het geheele plan voor dit wegsge
deelte niets komt.
In ieder geval zal dan de maatschappij kunnen vol
staan met een houten beschoeiing overeenkomstig de be
schrijving in het eerste rapport van den Hoofdingenieur
van den Prov. Waterstaat.
Hierdoor zou de gemeente eene kade krijgen, die veel
moeielijker is te onderhouden dan een walmuur en voor
aanlegplaats veel minder geschikt is.
De quaestie van den onderhoudsplicht nu daargelaten,
zal het den heer Middelkoop niet zijn ontgaan, dat de
directeur der gemeentewerken in zijn achtereenvolgende
rapporten nog hoogere cijfers noemt dan 1500.—, die
voor rekening der gemeente zouden kunnen komen.
Burgemeester en wethouders meenden, dat als zij er
in konden slagen met de maatschappij op den grondslag
eener bijdrage van 1500.— tot overeenstemming te
geraken, zoowel de billijkheid als het belang der ge
meente het aanhangig voorstel rechtvaardigden.
De heer Middelkoop bekomt den indruk, dat het
kwestieus schijnten het van den basaltmuur zal afhan
gen of daar een geschikte aanlegplaats voor schepen zal
ontstaan. Hij plaatst zich op het standpuntdat het
onderhoud van de houten beschoeiing voor rekening der
Tramwegmaatschappij zal zijnhetgeen voor de gemeente
toch voordeeliger is. Voor het behoud van den wal is
het eene geheel onverschillige zaak of het een houten
beschoeiing of een basaltmuur is. Waar de gemeente
tot geenerlei onderhoud verplicht is, maar kan waken voorde
nakoming van den onderhoudsplicht door de Tramwegmaat
schappij. heeft de gemeente in dat opzicht geen belang bij