86
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 10 Juli 1900.
zaak ter sprake. De Raad heeft destijds besloten om zijne
motie, ten doel hebbende de wenschelijklieid uit te spreken
van de invoering van hot drieploegenstelsel, niet in over
weging te nemen. In zijne overtuiging is hij desniettemin
niet verzwaktintegendeel, het advies van Burgemeester
en Wethouders, steunende op het advies van den Directeur
der Gasfabriek heeft hem gesterkt. Hij had gedacht, dat
in plaats van het sobere advies zou zijn uitgebracht een
uitvoerig rapport, waarin de gegevens zouden zijn verwerkt
welke de gaseommissie nu reeds gedurende 2i/1 jaar aan
het verzamelen is.
Dit dossier blijft echter nog geheimals de commissie
vaststond in hare schoenen, waarom dit dan niet gepubli
ceerd Wij moe'ten ons nu trachten te redden op andere
wijzen, waartoe wij worden in staat gesteld door de gege
vens van andere steden, die een dergelijk stelsel invoerden,
en een feit is het, dat deze gemeenten het aanbevelen.
En al zegt de Directeur der Gasfabriek nu welhet bestaat
slechts in een achttal steden, dan geeft hij z.i. daarmede
blijk van wel te kunnen tellen, maar tevens van gemis
aan oordeel. De Directeur erkent zelf, dat de arbeid der
stokers een zeer zware is, eene n.l. van 12 uren lang,
welke werktijd zal dan wel moeten worden gevorderd van
arbeiders in de open lucht? Zoodoende zou men tot een
normalen arbeidsdag van 18 uur moeten komen. En dat
bovendien het werk zeer ongezond is, daarvoor staat ons
borg het oordeel van Dr. Baart de la Faille, die destijds
tegen de motie op opportuniteitsgronden stemde.
Wat de voorgestelde moties nu betreftdie van den
heer van Ketwich Verschuur keurt hij af, want de inhoud
spreekt van zelf, daar de Raad toch altijd vrij blijft,
wanneer hij wil, een oordeel uit te spreken.
Spr. had met de h.h. Jansen en Lautenbaeh eene andere
motie willen voorstellen, die de wenschelijklieid uitspreekt
tot invoering van het drieploegenstelsel zoo spoedig moge
lijk, uiterlijk met 1 September aanstaandenu echter die
van den heer Duparc daartusschen komt, met welke hij
zich wel kan vereenigen, komt hij terug van zijn oorspron
kelijk plan. Op 't oogenblik is het niet mogelijk het
juiste bedrag der meerdere kosten van het drieploegenstelsel
op te geven. Het heeft ten gevolge eene hoogere uitgave
aan werkloonen, maar daar staat tegenover eene besparing
aan kolen en eene grootere gasproductie, uit Zwolle rap
porteerde men, dat deze met 10 °/0 vermeerdertdeze
belangrijke factor moet men in aanmerking nemen bij de
grootere uitgaaf voor werkloonen.
De heer Oosterhoff verwondert zich over het verwijt
door den heer Middelkoop tot de gaseommissie gericht.
Allerminst had hij dit van dien spreker verwacht, die
getoond heeft uitstekend op de hoogte te zijn.
Hij wil verder eene mededeeling doen, die niet van
belang ontbloot is. Toen het vraagstuk van het drieploe
genstelsel aanhangig was, zijn twee stokers bij hem ge
komen om over de zaak te spreken. Spreker zeide toen
„laten wij zien geleidelijk tot verbetering te komen wil
niet in eens te veeldeel mij dus mede, wat wenschelijk
is als het drieploegenstelsel niet aangenomen wordt."
Daarop kreeg spr. later een schrijven, dat hij, helaas
schijnt vernietigd te hebben maar waarin, naar hij zich
zeer goed herinnerthet volgende verzoek stond te lezen
vermeerdering van elke ploeg met één stoker, daarenbo
ven versterking in den winter gedurende een langer
tijdvak.
Of aan het laatste verzoek is voldaan, durft spreker
niet zeggen maar overeenkomstig hun verlangen werd
elke ploeg met één stoker vermeerderd.
Waar nu die nieuwe regeling met het begin van dit
jaar in werking is getreden en dus ter nauwernood zes
maanden heeft geduurd, kan zijns inziens over de doel
matigheid nog niet worden geoordeeld. Trouwens aan de
commissie werd hieromtrent nog niets medegedeeld.
Ongerust behoeft men zich in geenen deele over de
zaak te maken hij kan wel verzekeren, dat de gaseom
missie in deze volkomen diligent zal blijven.
De heer Duparc had een oogenblik er aan gedacht zijne
motie te kunnen intrekken, naar aanleiding van die van
de heeren v. Ketwich Verschuur, Beucker Andreae en
Haverschmidt. In de toelichting, door eerstgenoemde aan
de motie gegeven ligt toch voldoende opgesloten, dat er
in het wezen der zaak tusschen hen en spr. geen ver
schil van gevoelen bestaat. Hij heeft echter een vorm-
bezwaarde Raad kan wel de wenschelijklieid der invoe
ring uitspreken, maar zelf daarover beslissen kan bij niet,
hij zou dan treden in de bij de verordening van 1883
aan burgemeester en wethouders toegekende bevoegdheid.
Dit college kan en zal trouwens ongetwijfeld ook beter
te rade kunnen gaan met de financieele gevolgen van de
invoering van den gewenschten maatregel. Van de aan
neming zijner motie wacht spr. bovendien reeds dadelijk
voordeelreeds in het vooruitzicht van invoering van
het zóó gewenschte drieploegenstelsel, zal het personeel
ongetwijfeld reeds nu met meer ambitie zijn dagelijks
zwaar werk verrichten.
Aan den heer Oosterhoff wil spr. nogmaals vrageh of
inderdaad ooit pertinent de uitkomsten van de met den
len Jan. ingevoerde proefneming zullen kunnen worden
geweten Eigenlijk kan het geen vraag zijn, want op
zoodanige uitkomsten zal wel nooit kunnen worden ge
wezen.
De heer Hijlkemadat burgemeester en wethouders
sober zijn geweest ligt voor de hand, tengevolge namelijk
van het advies der Gaseommissie en dat deze op haar
beurt kort kon zijn vindt zijn reden hierin, dat de beoor
deeling van de proef nu nog niet kan gedaan worden.
Door verschillende heeren zijn nu moties ingediend:
oogenschijnlijk is dit zeer onschuldig, spr. vindt het echter
niet onnoodig tegen dergelijke moties ten sterkste te waar
schuwen deze zijn geboren uit de adressen dit nu acht
hij voor het minst verkeerd, zoo niet gevaarlijk. Voordat
een nienw voorstel wordt gedaan, wil de gaseommissie
afwachten, hoe de uitslag zal zijn der proefneming. Advi
seur van burgemeester en wethouders in dergelijke quaesties
is de gaseommissie, en nu verlangt hij geene adviezen
van buiten af; als de stokers iets te wenschen hebben,
laten zij dan naar de gaseommissie gaan, adressen zenden
die worden gesteund door Raadsleden blijft hij gevaarlijk
achten. Het zal kunnen wezen, dat de commissie met
een voorstel tot invoering van het drieploegenstelsel voor
den dag komt, daar de arbeid toch zonder twijfel een
zware is, eerst moet echter de proef afgewacht worden.
Op dit oogenblik kan hij dus naar aanleiding van de
vraag van Ketwich Verschuur slechts zeggen, dat de gas
eommissie vooralsnog niet in staat is te beslissen, in welke
koers zij verder zal sturen.
De heer van Ketwich Verschuur wijst op het doel
zijner motie, n.l. om de beslissing thans niet overhaast te
nemen, zooals de heer Duparc wil, maar eerst bij de
openbare behandeling der begrooting. Dan kunnen, zoo
noodig, tegelijk de gelden gevoteerd worden, die op dit
oogenblik niet beschikbaar zijn. Wat het vertrouwen in
de gaseommissie aangaat, daarvoor verwijst spreker naar
hetgeen hij gezegd heeft in de vergaderingen van 4 en
28 November 1899, en hij blijft ook in haar het volste
vertrouwen stellen.
De motie-Duparc vindt spr. nog voorbarigimmers de
commissie is met daar oordeel nog niet gereed vandaar
dat hij de motie van zijne twee buren en hem aanbeve
len durft, strekkende daartoe, dat bij de begrooting de
gaseommissie komt met een voorstel in welken geest dan
ook en eene beslissing worde genomen. Dan resten haar
nu nog vier maanden, waarin over de proef, sedert 1 Jan.
1.1. ingevoerd en over het al of niet wenschelijke van het
drieploegenstelsel voor onze fabriek, geoordeeld kan worden.
De heer Middelkoop is van meening, dat, als men eene
klacht heeft, het best is, deze in te zenden aan hem, die
in laatste instantie beslist, en in dit geval dus niet aan
de gaseommissie, zooals de heer Hijlkema wenschelijk vond.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Juli 1900.
87
De heer Hijlkema zegt dat de gaseommissie alleen rapport
had uit te brengen over de proef, die sedert 1 Januari
in werking is, doch spr. meent dat het geheele adres van
Holman e.a. in handen der gaseommissie is gesteld. Dat
adres liep over de invoer van het drieploegstelsel en daar
over had de gaseommissie te adviseeren.
De heer Hijlkema zegt, dat de gaseommissie niet gekant
is tegen het drieploegstelsel, maar waarom adviseert zij
er dan tegen en waarom zegt de heer Hijlkema dan,
dat hij niet de verzekering kan geven dat die commissie
een voorstel in dien geest zal doen
Den heer Oosterhoff geeft hij te kennen, dat, al is het
waar, dat hij goed op de hoogte is, hij toch niet minder
gaarne door middel van wat hij het geheim dossier noemt,
kennis had willen nemen van de tegenovergestelde meening.
De gegevens, die spr. ter beschikking staan, wijzen alle
op de wenschelijklieid van invoering van het drieploeg
stelsel spr. zou uit de stukken van het geheim dossier
overtuigd willen worden dat het niet noodig of nuttig was.
Wat de heer Oosterhoff mededeelde omtrent die brieven
der stokers, is juist, maar spr. wil daarbij mededeelen. dat
zij slechts tot vermindering hunner vraag zijn overgegaan,
naar aanleiding van een overleg met den heer Oosterhoff,
die hun aanraadde niet in eens aan te dringen op invoe
ring van het drieploegstelsel, doch geleidelijk daartoe te
komen.
Volgens den heer Jansma zijn de adressen eigenlijk
het gevolg van het voorstel-Middelkoop van verleden jaar,
voortkomende uit de overweginghoe noodzakelijk eene
dergelijke invoering was. Toen had spr. (het was de eerste
vergadering, die hij bijwoonde) den indruk gekregen, alsof
de Raad eigenlijk niet wist, tot welke uitkomsten het
onderzoek, dat het D. B. of de Gaseommissie zeide gedaan
te hebben, had geleid, en of daaruit n.l. dan aangetoond
zou kunnen worden, dat invoering van het drieploegen
stelsel niet wenschelijk zou zijn.
Vóór eenigen tijd vond hij in het Sociaal Weekblad
van '96 no. 37 een artikel, onderteekend A. K., waarin
naar aanleiding van een mededeeling van den Directeur
der Gasfabriek te Zutphen in het vakblad Het Gas van
April 1895, het drieploegenstelsel besproken wordt. Hij
verondersteltdat de gaseommissie toch ook wel met dit
vakblad bekend zal zijn en van de gunstige uitkomsten
hierin vermeld eenige zinsneden uit dit artikel worden
voorgelezenwaarna spr. constateert, dat de commissie
derhalve al geruimen tijd geleden ook met de voordeelen
van eene veranderde werkwijze aan de gasfabriek, dan
de alhier tot heden bestaande, bekend zal zijn geweest.
De heer Hijlkema wijst den heer van Ketwich Ver
schuur op de verplichting der gaseommissie, om de be
grooting vóór 15 Juli in te sturen. Zij zou dus nu reeds
moeten besluiten, ofschoon de behandeling pas in Novem
ber zou geschieden. Spr. raadt dus de vergadering aan
de moties te laten rusten, en alles aan de gaseommissie
over te laten. Vóór de begrooting van nu kan de com
missie onmogelijk eene décisie nemen.
Do heer Duparc vindt, in tegenstelling met den heer
Hijlkema, zijne motie zoo onschuldig mogelijk, er wordt
niet meer dan een wensch daarin uitgesproken. Of, zou
de heer Hijlkema meenen, dat wel ieder lid van den raad
afzonderlijk die wenschelijkheid uitspreken, doch de Raad
collectief het niet mag doen, gelijk het in 1866 gebeurde
met de Tweede Kamer door de bekende motie Keuchenius?
Nu zegt de commissie voor der gasfabriek wel, dat zij
geen pressie noodig heeft, maar daarvan is in 't geheel
geen sprake. De motie spreekt slecht eene wenschelijkheid
uit en spr., als haar voorsteller, wil terstond verklaren,
alle mogelijke vertrouwen in de commissie te stellen.
De heer Baart de la Faille erkent, dat, toen hij den
28en Nov. stemde tegen het in overweging nemen der
motie-Middelkoop, hij dit deed, omdal de zaak naar zijne
overtuiging bij de gaseommissie en het Dagelijksch Be
stuur in goede handen was. Dat is nog zijne overtuiging.
Wat de twee nu voorgestelde moties betreft, vindt hij
dat die van den heer van Ketwich Verschuur te verkie
zen is, daar zij direct bij de begrooting de zaak in handen
laat nemenmaar hij stuit op het formeele bezwaar
door den heer Duparc opgeworpen. Na de verklaring
van den heer Hijlkema, lid van het Dagelijksch Bestuur
en van de gaseommissie, zou hij liefst zien, dat de Raad
geenerlei pressie meer uitoefende. Vooralsnog kan spr.
aan de moties zijne stem dus niet geven.
De heer Troelstra wil de bewoordingen der motie-
Duparc niet aanstonds onderschrijven. Aannemelijker acht
hij de motie-van Ketwich Verschuur c.s., ofschoon hij die
niet erg gelukkig geredigeerd acht. Hij vat deze op in
dien zin, dat burgemeester en wethouders bij het opma
ken der bcgrooting een post kunnen uittrekken voor het
invoeren van het drieploegenstelsel. Zij zijn echter vrij
het niet te doen. In het eerste geval kan de Raad den
post schrappen of goedkeuren, in het tweede dien op de
begrooting brengen. Burgemeester en wethouders blijven
ook dan nog vrij in hunne beslissing, doch zullen zich
uit den aard der zaak voegen naar de wensch van den
Raad.
Is deze de strekking der motiedan kan spr. zich wel
daarmede vereenigen, daar ook z.i. de maatregel op den
duur wenschelijk zal blijken. Door aanneming der motie
beslist de Raad dan eigenlijk alleen dat men voornemens
is bij de behandeling der begrooting op de zaak terug te
komen en ten deze eene beslissing te nemen.
Den heer Beucker Andreae doet het genoegen, zooeven
te hebben opgemerkt, dat de heer Troelstra den zin der
motie goed heeft begrepen, dat n.l. bij de behandeling der
begrooting voor 1901 eene boslissing door den Raad zal
worden genomen, nadat het advies van-burgemeester en
wethouders en van de gaseommissie zal zijn ingekomen.
Het komt spr. voor, dat ieder zich met deze motie zal
kunnen vereenigen.
De heer van Ketwich Verschuur bespreekt nader het
formeele bezwaar van den heer Duparcde betrekkelijke
verordening van 1881 zegt in art. 8: het getal der werk
lieden aan de gasfabriek zal worden geregeld door bur
gemeester en wethouders. Zijne motie nu treedt niet in
de rechten van dat college. Zij betreft slechts een prin
cipe, een stelselde uitwerking overlatende aan burge
meester en wethouders. Met deze uitlegging vervallen
zoo meent spr., de formeele bezwaren van de heeren
Dnparc en Baart de la Faille.
De heer Oosterhoff: De heer Duparc heeft er bij her
haling op gewezen, dat de vermeerdering van elke ploeg
met één man hoegenaamd tot geen resultaat kan leiden.
Spr. moet opmerken, dat de Raad dan den 28en November
een dwaas besluit heeft genomen, z.i. zal echter de proef
wel degelijk waarneembare resultaten kunnen hebben,
mits zij maar niet te kort duurt.
Tegen het verwijt van den heer Middelkoop, alsof
verzwegen zou hebben de eerste vraag der stokers spr.
om het drieploegenstelsel, komt spr. op.
üit zijne mededeeling, dat hij den stokers heeft aange
raden, om niet in eens te veel te willen en zich met het
bereikbare tevreden te stellen, bleek toch voldoende, dat
zij meer hadden gevraagd.
De heer Konter staat ten opzichte van dit onderwerp nog
op hetzelfde standpunt, dat bij de behandeling in Novem
ber 1.1. door hem werd ingenomen. Toen steunde hij het
voorstel van den heer Middelkoop om de zaak in nadere
overweging te nemen, nu zal hij gaarne zijn stem geven
aan do motie van de heeren van Ketwich Verschuur,
Andreae en Haverschmidt.