94 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Augustus 1900. van hun college en aan die der commissie voor de gas fabriek ook niet aan de leden van den raad. Met dit bescheid kon spr. heengaan. Spr. wil gaarne verklarenzijn ooren eerst niet te hebben kunnen gelooven. Indien spr. een veronderstelling mocht wagenhet zou deze zijn dat burgemeester en wethouders zich tot het uitvaardigen van het verbod hebben genoopt gevonden, naar aanleiding van het door den heer Lautenbach en spr. in het midden gebrachte in de vergadering van 26 Juni jl., bij de behandeling van het voorstel tot ver hooging van den gasprijs. Wat spr. betreft, wees hij er op, dat, naar hij zich had geïnformeerd, de gasfabriek reeds over het eerste halfjaar van 1900 een winst van ƒ13,600 had opgeleverd. Dit alléén had hij van den boekhouder. Al de andere cijfers waren van hem zelf en getrokken uit wat hij zou kunnen noemen het arsenaal van cijfers en andere opgavendoor hem sinds 35 jaar dat de gemeente de gasfabriek exploiteert, aangelegd en bijgehouden. Van dit tijdvak had spr. de eer niet minder dan 20 jaren lid en secretaris van de commissie voor de gasfabriek te zijn, maar nooit was het bij hem of eenig ander lid dier commissie opgekomenburgemeester en wethouders in overweging te geven den raadsleden eenigen hinderpaal in den weg te leggen als zij bij den directeur of den boekhouder der fabriek inlichtingen meenden te moeten vragen. Indien raadsleden om inlichtingenbetreffende welken tak van gemeentedienst ook, bij gemeente-ambte naren komen, geschiedt dit in het belang van de gemeente en hare ingezetenen. Met hetzelfde recht, liever onrecht, waarmede burgemeester en wethouders thans den boek houder der gasfabriek hebben verboden den raadsleden ten dienste te staanzouden zij ook den directeur dei- gemeentewerken den directeur der stadsreiniging en anderen zelfs de secretarie-ambtenarendie zij wel eens een vraag over gemeentezaken hebben te doen daartoe een verbod kunnen geven Tot welke consequenties dit zou leiden acht spr. onnoodig uiteen te zetten. Als door den raad of door burgemeester en wethouders een verordeningeenig gebod of verbod wordt vastgesteld, dan worden de belanghebbenden steeds tijdig vooraf er van verwittigd, om er zich naar te kunnen gedragen. Tegenover de raadsleden heeft het college echter gemeendanders te moeten handelen. Afgescheiden echter van dit allesbeweert spr.dat burgemeester en wethouders in dezen buiten hun bevoegd heid zijn getreden. De verplichtingen van den boekhouder zijn omschreven in een door den raad vastgestelde instruc tie. Hoe spr. ook naploos hij kon er geen bepaling in vinden waarin den boekhouder wordt verboden, den raads leden inlichtingen te verstrekken. Het geldt hier dus eene aanvulling der instructie. Aanvulling of wijziging van die instructie kan echter slechts door den raad ge schieden. De zaak heeft spr. zeer ontstemd. Hij heeft zich afge vraagd wat thans te doen Hij is tot het besluit geko men om, bij wijze van protest tegen het voorstel te stemmen. Hij behoudt zich voorwat hij later in de onderwerpe- lijke zaak denkt te doen. De Voorzitter zegt, dat de veronderstelling van den heer Duparc juist is, dat n.l. het verbod aan den boek houder der gasfabriek gegeven, gegrond was op hetgeen gebleken is bij de discussiën over de verhooging van den gasprijs en vooral op het feit dat in nieuwsbladen becij feringen hebben gestaan, die zelfs aan burgemeester en wethouders onbekend waren. Hierin vonden burgemeester en wethouders aanleiding te onderzoeken wie die cijfers gaf; bij dat onderzoek bleek, dat de boekhouder in lichtingen aan raadsleden verstrekt had. Burgemeester en wethouders hebben hem toen door tusschenkomst van den Directeur onder het oog gebracht, niet zooals de heer Duparc doet voorkomen, dat hij in geen geval aan raadsleden inlichtingen mocht verstrekken, maar dat hij behalve aan burgemeester en wethouders en de gascom- missie aan niemand inlichtingen mocht geven betreffende de comptabiliteit der gasfabriek, waarmede hij door zijne betrekking bekend was, dan met machtiging van burge meester en wethouders. Dit werpt, vindt spr. een geheel ander licht op de zaak had de heer Duparc aan spr. kennisneming van cijfers gevraagd dan zou de vereisclite machtiging allicht niet zijn onthouden. De heer Duparc heeft uit de woorden van den Voor zitter bemerkt, dat zijne veronderstelling omtrent de aan leiding tot het verbod 'juist was. Naar aanleiding van het door verder door den Voorzitter gesprokene, herhaalt hij echter, dat hij in de maand Juni aan den boekhouder slechts vroeg om eenige cijfers betreffende de winst der gasfabriek over de eerste zes maanden van 1900. Alle andere cijfersdie hij den 26en Juni noemdewaren voortgekomen uit eigen bron door sprekers jarenlange betrekking tot de gasfabriek. Met den heer Lautenbach was het iets anders. Wat echter buiten de vergadering gebeurt, gaat spr. niet aan. Een verbod aan den boekhouder, om aan particulieren inlichtingen te verstrekken, zou alleszins grond hebben. Doch ook dit zou door den Raad in de instructie voor dien ambtenaar dienen te worden bepaald. Voor het overige zou spr. den Voorzitter wenschen te vragen of het inderdaad kan opgaan voor te schrijven dat de raadsledenindien zij inlichtingen noodig achten omtrent een de gasfabriek betreffend voorstelvóór de raadsvergaderingwaarin het zal worden behandeld, zich daartoe steeds vooraf tot burgemeester en wethouders moeten wenden. Gisteren zou dit met het oog op den korten tusschentijd tot niets hebben geleid. Doch zelfs in gewone omstandigheden zou dit laatste het geval zijn. Zaterdags namiddags ontvangen de raadsleden den oproepingsbrief voor den volgenden Dinsdag. Eigenlijk is er dan maar één dag, de Maandag, tusschenbeide. Burgemeester en wethouders zouden dan in buitengewone vergadering moeten bijeenkomen, om het verzoek om inlichtingen te behandelen. De heer Hijlkema do heer Duparc beweert dat, nu in de instructie dat verbod aan den boekhouder om inlich tingen te geven niet is opgenomendaaruit volgt dat de bevoegdheid daartoe ook niet bij burgemeester en wet houders bestaat. Spreker beschouwt het verbod echter als eene conditio sine qua non 't spreekt van zelf. Het stelsel om van den boekhouder mededeelingen te kunnen krijgen is daarenboven onpractischimmers het zou kunnen zijn dat deze ambtenaar daardoor overstelpt werd met werk. Het intermediair van burgemeester en wethouders of de gascommissie vindt hij dan een waar borg daartegen want ter aanvulling van de woorden door den voorzitter zoo even gesprokéndienedat ook de gascommissie de machtiging kan verstrekken. De heer Duparc zegt, dat, naar het schijnt, de heer Hijlkema zijn antwoord aan den voorzitter van zooeven niet heeft gehoord. Het college van burgemeester en wethouders telt reeds vier leden, de gascommissie vijf leden hoe zou het nu mogelijk zijn zoo spoedig die commissie bij elkaar te roepen En dan de waarschuwingdat de boekhouder overstelpt zou worden met vragen om inlichtingen In al de jaren dat spr. vroeger de eer had tot die com missie te behooren, is hem nooit gebleken, dat de direc teur of boekhouder door leden van den raaddie bovendien wel wetenhoever zij mogen gaanbepaald lastig zijn gevallen nimmer is door deze functionarissen daarover een klacht gedaan. Hij meent, dat de waarschu wing van den heer Hijlkema alleen als schrikbeeld moet dienen. Wie echter te veel wil bewijzen, bewijst dikwijls niets. Verder komt spreker ten sterkste op tegen de mee ning alsof iets wat niet verboden is bij de instructie wel buiten de instructie om zou kunnen worden verboden. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 28 Augustus 1900. 95 Indien bij wet of verordening iets niet is verboden dan is er ook geen verbod. Wat door den raad is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders in geen geval aan vullen. De leden van den raad kunnen bovendien best door hun eigen oogen zien en behoeven daartoe niet de oogen van het dagelijksch bestuur, zooals dit nu schijnt te willen. Tegenover hen van wie de wethouders niets anders dan mandatarissen zijn (den burgemeester laat spr. er buiten, want deze wordt door de koningin benoemd) heeft het college van dagelijksch bestuur echter gemeend anders te moeten handelen. Of dit getuigt van deferentie tegenover den Raadhebbe het college zelf te beslissen. De wet houders moeten nooit vergeten dat zij slechts de manda tarissen zijn van de raadsleden gelijk deze op hunne beurt de mandatarissen zijn der kiezers. De heer Hijlkema wil den heer Duparc toegeven, dat er geene aanvulling mag geschieden door burgemeester en wethouders van iets wat door den raad is vastgesteld. Maar hier is geen sprake van aanvulling hier wordt er op gewezen hoe de instructie moet worden opgevat. 't Is ook waar, dat de tijd te kort is geweest om het voorstel goed te kunnen onderzoekenmaar dan moet de heer Duparc bedenkendat er hier quaestie was van eene buitengewone zaakwaarbij veel spoed moest ge maakt worden. De heer Troelstra De heer Duparc zegt welhet verbod van verstrekking van inlichtingen aan raadsleden staat niet in de instructiemaar wat er evenmin in staat is dat ook aan particulieren geene inlichtingen mogen gegeven worden. Nu zal de heer Duparc toch wel niet aarzelen om de wenschelijkheid van eene dergelijke uit breiding van bevoegdheid zoodat iedereen zich kan doen inlichten in twijfel te trekken. Bij de behandeling van de verhooging van den gasprijs is gebleken dat dergelijke mededeelingen zijn gedaan en daarvan is gebruik gemaakt op eene openbare meeting dit is de aanleiding geweest tot het geven van dit verbod. Burgemeester en wethouders putten hunne gegevens uit opgaven hun door een verantwoordelijk ambtenaar ver strekt en de raad kan daarvan evenzeer kennis nemen. Op die opgaven is dus te vertrouwen maar waar de boekhouder der fabriek inlichtingen aan raadsleden of particulieren verstrektis deze daarvoor niet verantwoor delijk te stellen En waar nu in een raadsvergadering cijfers worden gesteld tegenover die, welke burgemeester en wethouders zijn verstrekt, dan is het bijna onmogelijk die te weerleggen en hunne juistheid te verifieeren. Zoo iets nu geschieddetoen in behandeling was het voorstel tot verhooging van den gasprijs. Spreker her innert, dat de heer Jansma een voorstel deed tot verdaging, omdat „uit vertrouwbare bron" cijfers waren genoemd diejeen veel gunstiger oordeel gaven over de flnancieëele resul taten der fabriek dan uit de officieële opgaven was af te leiden. Dat waren dan de cijfers die in de meeting waren genoemd. De wethouders mogen hun mandaat nu aan den raad ontleenen zij hebben hier voorstellen te doen en die te verdedigen en kunnen niet toelaten dat ondergeschikte ambtenaren hen willens of onwillens hierin bemoeilijken door het verstrekken van inlichtingen, waarvan op meetings of in dagbladen gebruik wordt gemaaktte minder wanneerzooals is gebleken raadsleden daaraan waarde hechtenomdat ze „uit vertrouwbare bron" afkomstig zouden zijn. Voorts weet de heer Duparc als oud raadslid te goed, dat burgemeester en wethouders nooit licht schromen en steeds bereid zijn dit, zoo noodig, te ontsteken. Wenscht men nadere opgaven dan kunnen die aan hen worden gevraagdmaar het gaat niet aan hier te komen met cijfers of inlichtingen van ondergeschikte op dat punt niet verantwoordelijke ambtenaren, waar burgemeester en wethouders geen kennis van dragen en die niet behoorlijk gecontroleerd kunnen worden. De ambtenaren ter secre tarie leggen een eed van geheimhouding af en ofschoon dit nu niet moge staan in de instructie van den boekhouder der gasfabriekzoo dient hij zich in dit opzicht toch gelijkelijk te gedragen. Spreker zou den heer Duparcdie ambtenaar is bij het provinciaal gouvernementwel eens willen vragen of hij aan een statenlid dat aan zijn bureau komt maar alle mogelijke inlichtingen geeft of opgaven verstrekt die hem worden gevraagd. Ten slotte nog ditwelke inlichtingen kon de heer Duparc wel van den boekhouder verlangen ten aanzien van het zeer eenvoudig voorstel dat thans aan de orde is Tegen eene buitengewone uitgaaf wordt eene tijdelijke geldleening aangebracht, wat eenvoudig niet anders kan, tenzij men een deel der geheele gemeentebegrooting wilde omwerken. Nu zijn naam in het debat is gemengd wil de heer Jansma opmerken, dat hij indertijd voor uitstel van be handeling van het voorstel tot verhooging van den gas prijs wasvoor het gevaldat de cijfers die hij onder zijn bereik had, werkelijk juist waren en dat hij tot die meening overheldevond zijn reden hierin dat hij de indruk had verkregen, dat die cijfers uit zeer goede bron afkomstig waren. Verder wil hij nog opmerken, dat z.i. in dezen niet juist is gehandeld de gewoonte bestond dat de raadsleden informaties konden gaan nemenals nu burgemeester en wethouders meenen, dat het niet wenschelijk is deze usance te bestendigen, dan hadden de raadsleden ten minste met deze verandering in kennis behooren gesteld te worden. De heer Duparc meent nog de door den geachten oud sten wethouder hem persoonlijkals provinciaal ambte naar gedane vraag niet onbeantwoord te mogen laten. Nooit nog is aan spr. of aan de andere ambtenaren der provinciale griffie verboden geworden om als de leden der Staten om inlichting komen het gebeurt spr. heel weinigdie te weigeren. Als de zitting is gesloten, dan zijn de leden der staten, althans voor spr., slechts particulieren, en nooit zou spr. ze inlichtingen van eenig belang verstrekken, tenzij met vergunning van zijn chefs. Die geachte wethouder deed aan spr. ook nog eene an dere vraag. Spr. zou geneigd zijn, haar eene gewetens vraag te noemen. Hij aarzelt echter geen oogen blik te verklaren, dat de vraag, die hij gisteren den boekhouder wenschte te doendoch waarop deze niet mocht ant woorden eigenlijk deze was of de tot bestrijding der kosten voor de zinkers enz. uitgetrokken tijdelijke leening niet slechts was aangebracht pro forman.l. om de be grooting te doen sluitenmaar dat het plan was haar niet aan te gaandoch het geld later te vinden uit de winstdie de gasfabriek zeer zeker over 1900 zal op leveren. De heer Troelstra: volkomen juist. Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aan genomen. De heer Duparc wenscht te zien aangeteekend, dat hij bij wijze van protest, zich tegen het voorstel ver klaart. De Voorzitter sluit de vergadering. Stooin Hoek- en Steendrukkerij van N. Ml EDEMA Co. Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1900 | | pagina 2