7nrpüiriuiTaiBiisi9i25Seiitsil)erl900. 100 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 11 September 1900- gende hier in Leeuwarden, of de gevraagde inlichtingen geven, een gedragslijn, die, naar spr. meent, in andere gemeenten wel wordt gevolgd. De Voorzitter doet opmerken, dat de interpellatie van den heer Middelkoop tweeledig is; hij doet nl. ééne vraag aan het gemeentebestuur, eene andere aan den burge meester als hoofd der politie. Wat de eerste vraag betreft, is spr. van oordeel dat indien êón lichaam tegenover de gerezen quaestie eene volstrekte onpartijdigheid in acht dient te nemen, dit het gemeentebestuur moet zijn. Elk ingrijpen van burgemeester en wethouders als college, ware z. i. verkeerd en in geen geval zouden zij tegenover de fabriek behooren op te treden op de door den heer Middelkoop aangegeven wijze. Spr. betwijfelt trouwens of dit mogelijk zou zijn, daar het beroep van de directie tegen de beschikking van burgemeester en wethouders omtrent den wederopbouw der fabriek, nog bij den Raad van State in onderzoek is en hij zich eene koninklijke beslissing uit den jongsten tijd meent te herinneren waarbij is uitgemaaktdatindien gelijk hier eene vergunning is verleendhangende het appèl tegen de aan die beschikking verbonden voorwaarden, burgemeester en wethouders niet bevoegd zijn tot sluiting eener inrichting ingevolge art. 21 der Hinderwet. En nu de tweede vraag. Te dien aanzien acht spr. zich geroepen te herinneren, dat de burgemeester als hoofd der politie, aan den raad geenerlei verantwoording schuldig isde verantwoordelijkheid voor in die qualiteit genomen maatregelen draagt hij tegenover andere autoriteiten. Dit z. i. volkomen juiste standpunt is alhier steeds gehuldigd en spr. vindt geen aanleiding om daarvan af te wijken. Hij kan dan ook op dien grond aan den raad de gevraagde inlichtingen niet geven en zijne voorstelling van de beide aangehaalde incidenten stellen tegenover de beschouwingen van den heer Middelkoop. Maar hij is volkomen bereid don heer Middelkoop, indien deze zich daartoe bij den burgemeester wil vervoegen volledig in te lichten en kennis te doen nemen van alle rapportendie hem omtrent het gebeurde van Zondag ten dienste staan. De voorzitter sluit daarop de vergadering. >=N3}C*5-K Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. MIEDENfA Co. Leeuwarden. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 25 September 1900. 101 Tegenwoordig 17 leden. Afwezigde heeren van MesselDuparcMr. van Ketwich Verschuur, Dr. Baart de la Faille, D. Tigler Wijbrandi en S. Jansen. Voorzitter: de heer Jhr. Mr. A. Röellburgemeester. I. De notulen van de op Dinsdag 11 September 190o gehouden vergadering worden gelezen en vastgesteld. II. Wordt medegedeeld 1. dat zijn ingekomen berichten van afwezigheid van de heeren: van Messel, Mr. van Ketwich Verschuurür. Baart de la Faille en Duparc. 2. missive van den Voorzitter van het College van Zetters voor 's Rijksbelastingen in de gemeente Leeuwar den, dat door den Commissaris der Koningin in de pro vincie Friesland bij besluit van 11 September 1900 le afd. A. No. 1114 tot leden van dat College zijn benoemd de heeren H. II. Menalda E. J. Kuipers, en P. Attema Dz. 3. resolutie van Gedeputeerde Staten van 13 September 1900 2e afd. no. 37, houdende goedkeuring van het le suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag, dienst 1900; 4. dat voorloopig in koop aan de firma Faber en Zei- linga is toegewezen een gedeelte van blok VII, groot on geveer 556 c. Are tegen een koopprijs van 1517.88, nader vast te stellen in afwachting van de opmeting door een landmeter. III. Wordt ter tafel gebracht 1. Voorstel om in de eerstvolgende vergadering te benoemen twee leden in het stembureau voor de verkie zing van leden der Kamer van Koophandel en Fabrieken op Maandag den 12 November 1900; 2. voorstel van burgemeester en wethouders om aan C. Groenendijk en zijne rechtverkrijgenden vergunning te verleenen tot het leggen van een dam in de sloot tusschen de Spanjaardslaan en het perceel ten kadaster bekend gemeente Leeuwardensectie D no. 874 3. praeadvies van burgemeester en wethouders op het voorstel van de voogden der stads-armenkamer om het salaris van den secretaris-boekhouder te bepalen op 1200; 4. idem op het adres der zangvereeniging „Aurora" om voor het houden van zangoefeningen door hare leden ge bruik te mogen maken van een der gemeentelijke gym nastiek- of bewaarscholen 5. adres van G. R. Pelgraanhandelaar te Leeuwar den en medeonderteekenaren om het vaarwater het Vliet op voldoende diepte te laten uitbaggeren. Wordt ter fine van onderzoek gesteld in handen van burgemeester en wethouders; 6. voorstel van burgemeester en wethouders, om aan R. E. van der Weide onderhands te verhuren de zathe en landen op Kleijenburg en de landen aan de Zuidzijde van het Nieuwe Kanaal, voor den tijd van 7 jaren, in te gaan den 5 Maart en 12 Mei 1901, voor een jaarlijksche huur- som van ƒ924.50, op nader gestelde en nog te bepalen voorwaarden 7. voorstel van burgemeester en wethouders, om de zathe en landengenaamd „de Magere Weide", met in gang van 5 Maart en 12 Mei 1901 onderhands voorden tijd van 7 jaren te verhuren aan Gatze J. Nieuwland alhier, voor een jaarlijksche huursom van ƒ2502.50, en verder op nader door burgemeester en wethouders vast te stellen voorwaarden 8. aanbevelingslijst van benoembaren voor de betrek king van tijdelijke klassenleerares aan de schooi van middelbaar onderwijs voor meisjes. De punten sub 14 en 68 zullen in eene volgende vergadering worden behandeld. IV. Wordt overgegaan tot behandeling der op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Benoeming van een onderwijzer aan gemeente school no. 6. Met 16 van de 17 uitgebrachte stemmen wordt be noemd de heer P. L. de Vries, tijdelijk onderwijzer aan school 9. 2. Voorstel van burgemeester en wethoudersom aan A. de Metz vergunning te verleenen tot het plaatsen eener stankvrije kolk in gemeentegrondnaast zijn huis in de Oude Oosterstraat Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aange nomen. De heer Jansma vraagt en bekomt verlof der vergade ring tot het vragen van inlichtingen ten aanzien van eene zaakvreemd aan de orde van den dag. Daartoe overgaande zegt spreker, dat hetgeen hem op het hart ligt, is de toestand, waarin de uitgeslotenen aan de cartonfabriek verkeeren. Hij was ten zeerste teleur gesteld toen hij hoorde, dat de door het comité tot be hartiging der belangen der uitgeslotenen aangevraagde collecte was geweigerd. Hij weet weldat de in deze bevoegde macht is het Dagelijksch Bestuuren het eigen lijk onnoodig is inlichtingen te vragen maar toch wil spr. de quaestie hier te berde brengen om daardoor tot eene motiezoo mogelijk te komenwaarin de Raad zijn gevoelen kan uitspreken. Afgescheiden van het materieele belang dat voor hen zou liggen in het mogen houden eener collecte weegt haast nog zwaarder de moreele beteekenis, die in derge lijke toestemming gelegen zou zijn geweest. En moreelen steun hebben de uitgeslotenen ook zeer noodig, waar het publiek zoo gemakkelijk her- en derwaarts wordt geslingerd en vaak op het minste geruchtje zonder eenig onderzoek dadelijk klaar is met de opwellende sympatbiën in afkeer of onverschilligheid om te zetten. Nu wil spr. gaarne verklaren (en hij doet ditniettegenstaande sommigen zullen meenendat dit totaal overbodig is) dat de positie van lichamen die hebben uit te voeren en op wie ten slotte de volle verantwoordelijkheid komt te rusten van wat zij doen of nalaten anders isdan van hen die voor bepaalde belangen optreden. Veel meer wikkend en wegenddan de laatsten in den regel doen moeten uit voerende lichamen (en zeker kan dit wel eens tot te groote angstvalligheid leiden) onpartijdigheid betrachten. Tot aan de uiterste grens moet steeds het algemeen belang den doorslag geven. Er kan echter (geen onge woon verschijnsel) verschil bestaan over de vraagwan neer dat algemeen belang aanwezig is. Voor de diamantbewerkers bijv. is het houden eener collecte toegestaante ontkennen valt echter nietdat hier buitengewone rampen of omstandigheden aanwezig waren die een speciaal beroep op de milddadigheid van alle ingezetenen wettigden. Dochwil spr. vragenzijn die redenen niet aanwezig in de zaak der carton'oewerkers Harlingen schijnt daarop metjate hebben geant woord want aldaar is eene collecte gehoudenen spr. zelf is van oordeeldat het hier geldt een belang van algemeenen en zeer ingrijpenden aard. Over de zaak zelve behoeft niet in den breede uitge- geweid te worden. Slechts kort kan gereleveerd worden, dat de oorzaak van het thans nog in gedwongen staking

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1900 | | pagina 1