102 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 25 September 1900* zijn van ongeveer 120 personen is eene aanranding op de persoonlijke vrijheid dier uitgeslotenen eene vrijheid, die de Nederlandsche Wetgever heeft noodig geacht voor de organische ontwikkeling van ieder individu door in de Grondwet eene bepaling op te nemen waardoor dat recht gewaarborgd is voor eiken burger. Het is zeker goed dat in deze vergadering de discus- siën door het nuchtere verstand gewoonlijk beheerscht worden toch is het soms ook wel zeer wenschelijk dat het gevoel zich eens uitspreektwant (men mag het vaak overdrijving ten laste leggen) de gevoelsuiting is zeker in den regel eerlijker in zijn wezen dan de sluitredenen van het nuchtere overleggende en aan practiscne eischen zich aanpassende verstand. Daarom wil spr. hier er even aan herinneren hoe wij allen zeker met recht steeds er trotsch op zijn, dat Neder land heet het klassieke land der vrijheid en dat diezelfde Nederlandersjong en oud blijk hebben gegeven van wat zij nog gevoelden als ze in den laatsten tijd telkens en telkens herhaalden ,,Dat vrije volk zijn wij.*' En dit is de reden, waarom hij volstrekt niet meent, dat een gemeenteraad er kwaad aan zal doen, indien ook dat lichaam zich eens kloek toont ten deze. Zij moet dat doen, waar dergelijke schendingen van de beginselen der wet kunnen leiden tot inderdaad buitengewone rampen waar door het belemmeren van de vrije ontplooiing van den menschelijken geestde grond wordt gelegd voor wrok en de daaruit ontspruitende wanorde. Spr. zelf had gaarne bijgedragen tot een bijelkaar bren gen van partijen hij heeft gewenscht een buurman van den directeur te zijn geweest, omdat dan allicht ongezocht eene aanleiding gevonden had kunnen worden eens met hem te praten. Hij kan zich toch bijna niet voorstellen, dat deze niet voor rede vatbaar is. „Ga er niet heen zeide men hem 't helpt je toch niets." ,,De werklieden hebben niet politiek gehandeld met hot verbod te overtreden zij hadden schijnbaar eene zangver- eeniging kunnen oprichten om hun doel te bereiken"; deze opmerking is ook gemaakt. Maar zoo iets leidt tot huiche larij en is zeker uit zedelijkheidsoogpunt streng af te keuren. Deze algemeene beschouwingen wil spr. nu belichamen in eene motie door aanneming daarvan meent spr. dat kan bereikt worden, dat burgemeester en wethouders steun krijgen. Deze motie is van den volgenden inhoud De vergadering, gehoord enz. enz. is van oordeeldat de redenen die tot de uitsluiting der cartonbewerkers heeft geleid, afkeuring verdient, vooral, omdat het de geleidelijke ontwikkeling der arbeidende klasse belemmerten daardoor een belangrijke factor, die tot den gemeentebloei moet bijdragen buitensluit overwegende, dat het de plicht van het gemeentebe stuur is ook indirect die belemmering te fnuiken; erkennendedat het voor burgemeester en wethouders moeilijk kan zijn in deze het meest juiste standpunt in te nemen docli dat standpunt steun willende geven door daarnaast te plaatsen dat van den raad vertrouwtdat burgemeester en wethouders ook door het toestaan eener eventueel alsnog aan te vragen collecte ten behoeve der uitgesloten cartonbewerkers daartoe in dat geval vergunning zullen geven. Deze motievoldoend ondersteund wordendekomt in behandeling. De Voorzitter zal niet in breede beschouwingen treden naar aanleiding van hetgeen door den heer Jansma is op gemerkt. Het zuiverste standpuntdat burgemeester en wethouders kunnen innemen is dat zij zich bepalen tot mededeeling der feiten. Het verzoek tot het mogen houden eener collecte nu luidde als volgt Leeuwarden, 14 September 1900. Aan het Dagelijksch Beduur der gemeente Leeuwarden Edelachtbare Heeren Burgemeester en Wethouders In opdracht van een uit verschillende vak- en andere vereenigingen te dezer stede gevormd comité tot behar tiging van de belangen van ongeveer 130 werklieden die vroeger werkten op de Cartonfabriek alhier, maar nu om welke reden dit laten wij hier in 't midden zonder werk en mitsdien zonder brood zijnhebben ondergeteekenden vormende het Dagelijksch Bestuur van genoemd comité de eer U Edelachtbare heeren te vragen de vergunning tot het houden van een collecte langs de huizen ten bate van bovenbedoelde gezinnen die op dit oogenblik in den feitelijken toestand verkeeren, dat zij hulp behoeven. Het welk doende met verschuldigden eerbied Het Dagelijksch Bestuur van bovengenoemd Comité J. W. BONNETVoorzitter. Mr. T. de VRIES, Voorstreek 348, Secretaris. W. HIELKEMA. G. W. MELCHERS. J. RUITENSCHILD Penningmeester. De beschikking door burgemeester en wethouders daarop gegeven is de volgende Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden Gelezen een verzoek van J W. BonnetMr. T. de Vries, W. Hielkema, G. "VV. Melchers en J. Ruitenschild, uitmakende het Dagelijksch Bestuur van het comité dat zich gevormd heeft tot behartiging der belangen van ongeveer 130 werklieden vroeger werkzaam op de Car tonfabriek om ten bate van hunne gezinnen die op dit oogenblik in den feitelijken toestand verkeerendat zij hulp behoeven eene collecte langs de huizen te mogen houden Overwegendedat een verzoek als het onderwerpelijke slechts pleegt te worden ingewilligdwanneer bui tengewone rampen of omstandigheden daartoe aanleiding geven dat deze in casu niet aanwezig zijn en waar het gemeentebestuur tegenover de redenen die tot de bestaande werkeloosheid hebben geleideen volkomen onpartijdig standpunt heeft in acht te nemen en bovendien in deze gemeente talrijke instellingen bestaan wier taak het is in den nood te voorzien van hen die in den fei telijken toestand verkeeren dat zij hulp behoeven dus geen termen worden gevonden om een speciaal beroep op de milddadigheid van alle ingezetenen toe te staan Gelet op artikel 92 der Verordening (Gemeenteblad no. IS van 1896); Besluiten Aan adressanten bij afschrift dezes te kennen te geven, dat bezwaar moet worden gemaakt de gevraagde vergun ning te verleenen. Spr. meent tegenover den Raad met deze mededeelin- gen te kunnen volstaan daar immers de motieven die geleid hebben tot afwijzing van dit verzoekin de over wegingen der beschikking zijn opgenomen. De heer Middelkoop wijst er op dat de afwijzing dei- aanvraag tot vergunning tot het houden eener collecte ten behoeve der uitgesloten cartonbewerkers gegrond is op art. 92 der algemeene politieverordening; drie motieven wor den aangevoerd in die afwijzende beschikking C i' -•*? - - JO Ij#*- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 25 September 1900. 103 a. dat alleen bij buitengewone rampen of omstandig heden collectes worden toegestaan b. dat het gemeentebestuur tegenover de redenen, die tot de bestaande werkeloosheid hebben geleideene vol komen onpartijdige houding moet in acht nemen c. dat hier ter stede talrijke inrichtingen zijn gevestigd, welke ten doel hebben steun te verleenen aan hulpbe hoevenden. Spr. zal dit laatste motief het eerst bespreken. Naar zijne meening is het onvoldoende daarvan reeds helder aangetoond door de Provinciale Friesche Courant, waaruit hij eenige zinsneden voorleestdie er op wijzen dat waar zoodanige inrichtingen zijn eigenlijk nooit van col lectes houden sprake kan zijn. Hierbij wil spr. alleen nog dit releveeren datblijven deze instellingen in gebreke, het gemeentebestuur tegen over hen niet de minste dwingende kracht heeft, hoogstens alleen eenige moreele dwang kan uitoefenen. Wat de reden onder a genoemd betreft, het wil spr. voorkomen dat burgemeester en wethouders de uitsluiting van tal van werklieden (niet minder dan 120) onder de gewone omstandigheden rekenen. Tegen zulk eene opvat ting komt spr. op hij zou dan willen vragenwat wordt dan wel onder buitengewone omstandigheden verstaan. Normaal aan die fabriek is, dat de ledematen van de werklieden worden afgescheurd; ook, dat werklieden op straat worden gezet en dat zonder reden maar dat eene uitsluiting van 120 werklieden zou zijn te rangschikken onder de gewone omstandigheden is spr. herhaalt het niet juist. Zoolang de fabriek bestaan heeftis een ont slag in zoo groote getale niet voorgekomen. Onder de vroegere directie heeft dat nooit plaats gehad. De eer van opeens over de 100 huisgezinnen broodeloos te hebben gemaakt komt alleen toe aan de tegenwoordige directie. Bet tweede motief is zoo mogelijk nog zwakker dan de beide andere genoemde. De redenen der uitsluiting zijn den Raad bekend immers door sprekers interpellatie in de vorige vergadering is de Raad officieel hiermede in kennis gesteld. Door het optreden der directie is inbreuk gemaakt op het grondwettig recht van vereeniging en vergadering. Nu is het toch waar, dat de wet van 1855 tot regeling van dit recht geen dwingende kracht heeftin zoover, dat de overheid de macht zoude hebben de menschen tot na koming daarvan te noodzaken maar dit neemt toch niet wegdat bedoelde wet een wel isen dus iedereen ver plicht is haar op te volgen en uit te voeren en in dit gevalhet gemeentebestuurals openbaar lichaam tot taak heeft de pogingen te steunen die ten doel hebben dat recht te doen handhaven. Vooral in de laatste jaren is door verschillende corpo raties misbruik gemaakt in dien zin dat het recht van vereeniging en vergadering op grove wijze is miskend. Dit was de aanleiding, dat 3 jaren geleden de zaak be sproken werd op eene vergadering van het Algemeene Nederlandsche Werkliedenverbond om te trachten daar aan paal en perk te stellen op initiatief der afdeeling „Leeuwarden" is toen eene motie aangenomen om aan te dringen op handhaving van dat rechtdoor gevange nisstraf te bedreigen tegen hem, die het schendt. Tot hiertoe is echter weinig of geen notitie genomen van de stemmen die aandrongen op zuivering van der gelijke toestanden hoogstens kwam het een enkele keer tot eene interpellatie in de Tweede Kamer. Zoolang er dus geen dwingende kracht bestaatbij de wet geregeldmoet het gemeentebestuur het zijne doen tot handhaving van dat recht. En hierbij wil spr. wijzen op het karakter van die wet tot regeling en beperking der uitoefening van het recht van vereeniging en verga dering. Geen gewone wet is dezewaarbij de rechten van private personen onderling worden geregeld neen zij regelt een publiek belangzij is dus van publieke orde. Spr. heeft de commentaar van prof. Opzoomer op art. 14 der wet houdende Algemeene Bepalingen eens nage slagen en daar gevondendat deze jurist niet ernstig kon betwijfelen wat onder openbare orde is te verstaan „vrij duidelijk wordt met wetten betreffende de openbare orde bedoeld dezulke, welke een algemeen belang regelen." Als voorbeelden worden dan aangehaald de regeling der ouderlijke machtvoogdij en curatele. Hoeveel te moer valt nu niet onder deze categorie eene wet als de hier besprokenewaarmede iedereen in zijn leven meermalen in aanraking komt. Waar nu dat recht, hetwelk van publieke orde is, wordt geschondendaar ligt het op den weg van elke autoriteit om tegen zulke schennis op te komen. Het was een schoon iets geweest voor burgemeester en wet houders om door het toestaan der collecte hiertoe bij te dragen door de nu aangenomen houding echter hebben zij er toe bijgedragen de wet te schenden. Zij hebben gemeend onpartijdig te zijn, en volkomen te goeder trouw. Naar het spr. echter voorkomt hebben zij juist daardoor een partijdig standpunt ingenomen. Spr. vermeent op deze gronden de motie van den heer Jansma te moeten steunen. De motie in stemming gebracht zijnde, wordt verwor pen met 13 tegen 4 stemmen die der heeren Lauten- baeh, Jansma, Konter en Middelkoop. 3. Rapport der Commissie omtrent reclames legen aan slagen in den Hoofdelijken Omslag, dienst 1900. In verband met de behandeling van dit punt wordt de openbare vergadering gesloten. t Stoom Boek- on Steendrukkerij van N. MIEDEMA Sc Co. Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1900 | | pagina 2