110 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 23 October 1900.
ting der ontvangsten en uitgaven voor den dienst van
1901 voor het Nieuwe Stads-Weeshuis
15. Rapport der commissie tot onderzoek der begrooting
der administratiekosten van de Stads Bank van Leening
voor het jaar 1901.
De punten genoemd sub 1, 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 11,
13, 14 en 15, zullen in eene volgende vergadering
worden behandeld.
III. Wordt overgegaan tot behandeling der op den
oproepingsbrief vermelde punten.
1. Benoeming van twee voogden der Stads-Armenkamer.
De uitslag der gehouden stemmingen is, dat met 17
en 14 stemmen, worden gekozen de heerenE. H. Sikkes
en mr. S. K. Thodcn van Velzen.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot nadere
wijzigingen der gemeentebegrooting voor het dienstjaar 1900
in verhand met de belegging der opbrengst van den ver
koop van gronden behoorende tot de zathe en landen de
Maqere Weide".
Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aange
nomen.
3. Idemom over te gaan tol de herstelling van het
steenen voetpad over de Lange Negen" naar Schilkampen.
De heer Bekhuis merkt opdat het gisteren 5 jaren
geleden wasdat de laatste maal deze veelbesproken aan
gelegenheid van de verbetering van het steenen voetpad
naar Schilkampen in den Raad behandeld werd.
Bij die gelegenheid bleken er afdoende bezwaren te be
staan tegen het aanbrengen van eene soliede maar kost
bare verbetering. Tijdens de vergadering evenwel werd
het denkbeeld aan de hand gedaan tot eene eenvoudige
verbetering te komenmogelijkomdat het Vliet ophield
te zijn een vaarwater gebruikt voor de stoomvaart.
Hoewel dat plan wel ingang scheen te vinden bij de
raadsleden werd het geheel veroordeeld door burgemees
ter en wethouderszoodat het resultaat nihil was.
Ongeveer 18 maanden geleden werd nogmaals een ver
zoek gericht door de bewoners van Schilkampen en zoo
is dan eindelijk na langdurige overwegingen dit voorstel
gekomentot eenvoudige weinig kostbare verbetering
geheel van dezelfde strekking als vijf jaren geleden in den
Raad werd gedaan.
Spr. verklaart zich er geheel voormaar betreurt toch,
dat de geheele zaak zoo lang heeft geduurdhij zal echter
zijn stem uitbrengen onder dit beding evenweldat n.l.
niet nu het werk wordt uitgevoerdwant bij gewonen
waterstand gelijk of beneden Z. P. moet zulks geschieden.
Een tweede reden om de uitvoering van het werk op
te schorsen isdat thans minder goed met blokzoden kan
worden gewerkt.
Spr. wil echter nietdat het geheele werk pas later
wordt uitgevoerd hij heeft alleen op het oog de herstel
ling van den wal met de bestrating kan wel degelijk een
aanvang worden gemaakt. De toestand op het oogenblik
is meer dan gevaarlijk zooals spr. gebleken istoen hij
dezen morgen het terrein bezocht.
Spr. geeft derhalve burgemeester en wethouders in over
weging bij de uitvoering van dat werk op deze opmer
kingen te letten.
Do Voorzitter zegt den heer Bekhuis toe, dat burge
meester en wethouders volgaarne met deze wenken zullen
rekening houden. Hij wil echter opmerken dat het reeds
in de bedoeling laghet werk alleen bij geschikten wa
terstand te doen uitvoeren. Uit de overgelegde stuk
ken blijkt dit genoegzaam.
Wat betreft de onmiddellijke uitvoering der bestrating,
die zal spr. bij burgemeester en wethouders ter sprake;
brengen en hij vertrouwtdat tegen de inwilliging van J
dit verzoek wel geene bezwaren zullen zijn.
De heer Van Ketwich Verschuur doet opmerken, dat
uit de raadsverslagen van 1895 en 1896, vooral der ver
gadering van 12 Eebr. 1895, blijkt, dat er destijds groot
verschil bestond over het juridisch karakter van dezen
wegspr. laat echter nu ter zijde of deze een buurweg
is of een weg ter bedeal is dit van groot belang. Wat
zeker is, is dit, dat in 1871 vergunning is gegeven een
bepaald pad te bestraten doch nooit tot iets meer. In
den loop der jaren is echter de toestand veranderd en
wel door afslag van den oever ten gevolge van de beroering-
in het water door de stoomschepen. Het pad mocht
volgens de vergunning van 1871 niet verder dan twee
meter van den oever worden gelegdin 1887 is het
echter tengevolge van den afslag verlegd en in 1889 is
tot verlegging om dezelfde reden nog eens besloten, doch
de uitvoering is afgestuit op bezwaren bij de eigenaresse
van „de Lange Negen."
Nu zullen door de gemeente de wallen van dat land
worden verbeterdhet talud worden veranderd en het
klinkerpad hersteld. Maar spr.'s vraag is dan deze zal
men nu niet, wat de eerstgenoemde werken betreft, in
botsing komen met de eigenares? Spr. zou niet gaarne
willen, dat de raad wederom kwam te staan voor de mo
gelijkheiddat een besluit wordt genomen, dat misschien
niet voor uitvoering vatbaar zal zijn. te meer nu hij in
de stukken heeft gelezen, dat eene verlichting van het pad
als aanstaande wordt veronderstelddan zuilen gasbuizen
moeten gelegd worden en wat nu, als de eigenares zich
daartegen verzet
Spr.'s meening is dus, dat de Raad zeker moet zijn
van het gedoogen door de eigenares, wat aangaat het
herstellen van den wal en het leggen van gasbuizen,
voordat eene beslissing genomen wordt. Hebben burge
meester en wethouders zich daarvan overtuigd
De Voorzitter kan den voorgaanden spreker gerust
stellen burgemeester en wethouders hebben zich immers
vergewist, dat door de eigenares aan de herstelling van
het voetpad geen bezwaren zullen worden in den weg
gelegd.
Wat aangaat de verlichting van het pad, wil spr. doen
opmerken, dat deze eventueel waarschijnlijk zal geschieden
door petroleumlantaarns, zoodat er van leggen van gas
buizen door het land nog geen sprake is.
De heer Baart de ia Faille neemt nota van hetgeen
de voorzitter zooeven gezegd heeft aangaande de verlich
ting in het adres van Drijver c.s., wordt immers ook om
verlichting verzocht. Nu maakt de Directeur der Gemeen
tewerken geen melding van dit punt en evenmin burge
meester en wethouders in hun voorstelhet is daarom dan
ook, dat spr. met genoegen gehoord heeft, dat er verlich
ting zal worden aangebracht.
De Voorzitter herneemt, dat de heer Baart de la Faille
eene verdere strekking aan zijne mededeeling toekent, dan
daarin lag. Spr. heeft immers bedoeld als de verlichting
van het terrein wordt ter hand genomen, dan zal deze er
eene zijn door middel van petroleumlantaarns, maar in
spr.'s woorden lag niet de toezegging, dat het padjerlicht
zal worden. Ongetwijfeld zijn burgemeester en wethouders
tot verlichting niet ongezind, maar daartoe is nog niet
besloten. Hierover loopt echter de zaak nu niet. Aan
den Raad wordt alléén voorgesteld te besluiten tot herstel
ling van het voetpad op de aangegeven wijze.
De heer Baart de la Faille gelooft wel, dat, als het
plan zonder gelijktijdige verlichting tot uitvoering komt,
Lij met zijne collega's of vroedvrouwen, bij het bezoeken
van patiënten te Schilkampen in den nacht, die verlichting
zullen missen. Die buurt is nu eenmaal een deel der-
gemeente, waardoor op die gemeente ook plichten worden
geladen en een bestanddeel van die plichten is te zorgen
voor eene goede straatverlichting.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 23 October 1900. Ill
De heer Troelsira wil opmerken, dat de regeling der
straatverlichting behoort tot de competentie van burge
meester en wethouders en niet van den Raad. Over
eventueele verlichting wordt bovendien de gascommissie
gehoord, van wier advies veel afhangt, maar burgemeester
en wethouders beslissen toch in hoogste ressort.
't Spreekt dan ook van zelf, dat de burgemeester geen
verdere toezegging kon doen.
De heer Baart de ia Faille wist niet, dat de straat
verlichting eene zaak was, waarover alleen burgemeester
en wethouders hadden te beslissendaarom betuigt hij
den oudsten wethouder zijnen dank voor de gegeven inlich
tingen, maar beveelt nogmaals de verlichting van het
voetpad met nadruk aan de zorg van burgemeester en
wethouders aan.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aange
nomen.
4. Voorstelom aan W. Franzen te verkoopen een
gedeelte van het terrein kadastraal bekend gemeente
Leeuwardensectie B no. 3057, openvallende door oprui
ming van het publiek privaat en de aschbakken in de
Arendstraat.
De heer Bekhuis heeft tegen dit voorstel, evenmin als
tegen het vorige, eenig bezwaarer zal eene hoogst
wenschelijke verbetering komen. Maar in verband met
het voornemen, om op de opengekomen ruimte een huis
te zetten wijst spr. er opdat er nu daarvoor ook een
rooilijn zal moeten worden bepaalden hij voor zich zou
wensehendat die rooilijn dan voor de geheele straat
werd getrokken. Dan zou ook blijkendat er aan de
Noordelijke ingang van de Arendstraatbij het Zaailand
nog eene vrije ruimte overblijft, die goed voor bouwterrein
zou kunnen worden gebruikt en tevens dat er dan ook
stukjes grond zijndie zouden kunnen dienen tot een
gerieflijker maken der huizen en woningen in de straat.
Spr. herhaaltdat hij tegen het voorstel zelf geen be
zwaar heeftmaar er bestaau ter plaatse toestanden, die
dringend verbetering eischenwaartoe nu een eerste
stap wordt gedaan. Gaarne zou spr. willendat het
denkbeeld door hem aan de hand gedaan door burge
meester en wethouders werd overwogen om zoodoende
te komen tot algeheele verbetering.
De Voorzitter is volkomen bereid de wenk van den
heer Bekhuis ter sprake te brengen in de vergadering van
burgemeester en wethouders; volgens art. 58 sub. Ia der
algemeene politie-verordeningzal de rooilijn voor het te
bouwen huis, moeten vallen in één lijn met die der aan
grenzende gebouwen „tenzij de Raad de rooilijn anders
hebbe bepaald." Er zal dus worden overwogen of aan
leiding bestaat een andere rooilijn te bepalen voor de ge
heele straatin welk geval de Raad daartoe zal hebben
te besluiten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aange
nomen.
5. Voorstel om te besluiten
1. met intrekking van het bij Raadsbesluit van 2
Maart 1896 goedgekeurde plan van aanleg en indeeling
van bouwterreinen, voor zooverre die zijn gelegen aan de
noordzijde van het Nieuwe Kanaal,
voor deze terreinen een nieuw grondplan vast te stellen
overeenkomstig de overgelegde teekening;
2. met intrekking van de bij besluiten van den Raad
van 14 April 1896, van 28 December 1897 en van 11
April 1899, vastgestelde bepalingen en voorwaarden voor
de uitgifte van de Blokken I—IX dier bouwterreinen,
vast te stellen de hierbij overgelegde „Bepalingen be
treffende de uitgifte van bouwterreinen gelegen aan het
Nieuwe Kanaal en toebehooronde aan de gemeente Leeu
warden"
3. tot het aanleggen en rioleoren van de op het grond
plan aangeduide straat A, B, waarvan de kosten zijn ge
raamd op 1900;
4. tot den publieken verkoop van de op het grondplan
in Blok IV gelegen terreinen op de hierbij overgelegde
voorwaarden
5. bij gunning der in publieke veiling gebrachte sub 4
bedoelde perceelen, tot aanleg en rioleering op kosten dei-
gemeente van de op het grondplan aangeduide straten F, G
en E, H waarvan de kosten zijn geraamd op ƒ2912.
6. in beginsel te besluiten tot den aanleg en rioleering
van de op het grondplan aangeduide straten B, C, D, E,
IC, L, N en M, L.
Punt 1 wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming
goedgekeurd. Eveneens punt 2, nadat mr. C. Beekhuis
er op gewezen had, dat in art. 25 der bepalingen betref
fende de uitgifte eenige drukfouten waren ingeslopen
alinea 4 moet aldus gelezen worden:
50 vierkante meterop de blokken III 5, VI a, c, d, VII c,
VIII en IX.
De Voorzitter deelt mede, dat vanwege burgemeester
en wethouders op het grondplan een der straten voorloo-
pig „Vredeman de Vriesstraat is genoemd, naar aanleiding
van een indertijd door de veréeniging „de Eriesche bouw-
kring" gedaan verzoek. Het zou echter kunnen wezen,
dat die naam werd. veranderd in Vredemanstraat, daar de
archivaris destijds nagespoord heeft, dat de eigenlijke fa
milienaam van dezen bouwkundige is Vredeman.
De heer Du pare releveert de bekende quaestie, aan
welke autoriteit het recht behoort, de namen der straten
te bepalen. Welke autoriteit dit is, de Raad of burge
meester en wethouders, laat spr. daar. In Leeuwarden
echter hebben burgemeester en wethouders deze bevoegd
heid steeds aan zich gehouden, en daarom verwondert spr.
er zich over, dat thans de Raad er in wordt gemoeid.
Burgemeester en wethouders zijn, met het oog op het
hier altoos gevolgd beginsel, zoo vrij mogelijk de straat
een anderen naam te geven Vredeman de Vriesstraat of
Vredemanstraat of de Vries Vredemanstraat, of hoe dan ook.
De Voorzitter vreest, dat de geachte spr. de strekking
van zijne opmerking niet goed begrepen heeftop het
grondplan en in de bepalingen betreffende de uitgifte, nu
door den Raad vastgesteld, is de straat genoemd Vrede
man de Vriesstraat. Het moet niet tot misverstand aanleiding
kunnen geven, als de straat later door burgemeester en
wethouders herdoopt wordt.
De heer Duparc meent den voorzitter te moeten doen
opmerken, dat hij de strekking van diens woorden wel
degelijk goed heeft begrepen en daarom wees hij er dan
ook op, dat burgemeester en wethouders volkomen vrij
zijn de straat te noemen, zooals zij willen, en ook zoovele
keeren te herdoopen, als zij willen, zonder eerst het goed
vinden van den Raad te vragen.
De heer Jansen zou gaarne, ofschoon hij weet, dat de
bevoegdheid tot het geven der straatnamen behoort bij
burgemeester en wethouderseen redelijk verzoek doen
spr. vindt de „Vredemanstraat" eene verbastering; altijd
wordt toch van dien bekenden bouwkundige uit de 16e
eeuw gesproken als „Vredeman de Vries". Kan die naam
in zijn geheel nu ook niet aan die straat worden gegeven
De Voorzitter zegt toe, dat burgemeester en wethouders
zullen overwegen, wat de beste benaming ishet adres