124 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 30 October 1900.
zal hij intusschen volgaarne aan de wenschen van den
heer Bekhuis gehoor geven.
Naar aanleiding van de houding van burgemeester en
wethouders, ook door den heer Duparc verdedigd, inge
nomen in zake het niet overnemen op de begrooting van
postendie directeuren op hunne begrootingen plaatsten
kan spr. nog mededeelen hetgeen met den vroegeren
directeur der gemeentewerken gebeurdedeze toch stelde
elk jaar voor een sloot te dempen aan den Oostersingel
welke post steeds werd geschraptnooit is echter daar
over iemand gevallen. Alle stukken hebben burgemeester
en wethouders niet overgelegdomdat die naar hunne
meening, daartoe niet dienstig waren. Als echter de heer
Bekhuis prijs had gesteld op die bedoelde brieven enz., had
hij in de sectievergadering even aan de bel kunnen trek
ken en den commies-chef der financiën, die jnist met dat
doel zoolang op zijn post blijft, om de bedoelde missives
kunnen vragen. Als oud en zeer werkzaam lid van den
raad kent de heer Bekhuis ten dezen wel den weg.
De heer Duparc verzoekt, niet van inconsequentie te
worden beschuldigd als hij zich thans zal neerleggen bij
de zienswijze van burgemeester en wethoudersom voor
verkoop van bouwterreinen geen cijferpost op de begroo
ting te brengen. Wel diende hij ten vorigen jare een
amendement in, om in anderen zin te handelen, doch de
Raad wilde er niets van weten. Nu behoort de Raad,
volgens spr., in dit met bijna algemeene stemmen uitge
bracht votum te berusten. Spr. schroomt intusschen niet
te verklaren, dat hij, bij nadere overweging, ook tot andere
gedachten is gekomenvooral door wat burgemeester en
wethouders in de Memorie van antwoord zeggen, dat,
indien er eens geen bouwterrein werd verkocht, de reke
ning niet zou sluiten. Drie jaren geleden dachten burge
meester en wethouders zeiven er ook anders over, maar,
gelijk zij terecht doen uitkomen, als er bouwterrein wordt
verkochtkomt dit aan den volgenden dienst ten goede.
Het is dus questie van slechts één jaar later.
De heer Bekhuis voelt zich verplicht na de voor hem
vleiende woorden door den heer Troelstra gesproken nog
eens terug te komen op hetgeen in zijn eerste termijn
door hem is gezegd als burgemeester en wethouders in
die J/4 kolom in de memorie van antwoord, aan hem ge
wijd, slechts een tiende deel van de welwillendheid had
den gelegd, zooais nu door den heer Troelstia is gedaan,
zou hij voorzeker niet zijne bezwaren tegen de begrooting
in de 2e sectie geuit, herhaald hebben.
Bij het einde van de algemeene beraadslagingen nog
een woord.
Als raadslid gevoelt spr zich verplicht de besluiten van
dit lichaam te eerbiedigen, maar niemand kan hom toch
noodzaken zijne persoonlijke opinie te verzaken of zijne
verantwoordelijkheid te verzwaren.
Spr. heeft zich daarom voorgenomen als protest tegen
het behoud der tegenwoordige gasprijzen, te stemmen tegen
elk onderdeel van de begrooting der gasfabriek.
De heer Dijkstra is het eens met den heer Duparc. Hij
acht het al of niet aanbrengen van een bedrag voor de
opbrengst van bouwterreinen op deze begrooting van geen
belang voor de gemeente. Echter gaat hij voor zich ook
volkomen mede met de richting die nu gevolgd wordt
in afwijking van die van 3 jaren geleden hij acht die
betervooral voorzichtigerdan het volgen van het denk
beeld van den heer Konter.
De heer Konter vindt het wel aardig, dat de heeren
Duparc en Dijkstra hem brengen op het terrein, waar hij
wezen wil. Juist de geschiedenis toont aandat men
van het eene uiterste in het andere vervalt Toen in 1896
nog geen stukje bouwterrein was verkocht, werd daarvoor
f 20.000 uitgetrokken. Nu daarentegen terwijl op de
klimmende opbrengst der 3 laatste jaren kan worden ge
wezen wordt de post voor memorie aangebrachtvooral
het laatste jaarmet eene opbrengst van p.m. f 28000
pleit sterk voor spr.'s zienswijze. Hij blijft dan ook van
oordeeldat het beter is een matig bedrag op de
begrooting te brengen. En dit niet alleen omdat de be
grooting dan juister zal worden, maar ook omdat het niet
tot een zuinig beheer medewerkt, een dergelijken ontvang-
post voor memorie uit te trekken. Men schept daardoor
als het ware een tweeden post voor onvoorziene uitgaven.
Volgnummer 84.
De heer Lautenbach memoreertdat hij in de eerste
sectie gewezen heeft op de post van 720 voor een
nieuw tapijt in de kamer van den burgemeester en zich
daar tegen verklaarde. Na afloop der vergadering is hem
medegedeeld, dat zijne houding iets had van eene demon
stratie tegen den burgemeester. Nu voelt zich spr. ge
drongen te verklaren dat zelfs de schijn hiervan verre
van hem is. Hij deed eene poging tot vermindering van den
postwaartegen echter werd ingebrachtdat het tapijt
in overeenstemming moest zijn met den stijl van het
behang.
Gelijk in de sectie-vergaderingkan spr. ook nu niet
zijn stem aan dezen post geven.
Volgnummers 84— 108 worden onveranderd goedgekeurd.
De heer Haverschmidt heeft eenige opmerkingen over
de tram. Spr. wijst op de slechte constructie van den
basaltmuur, waarvoor de gemeente een belangrijk subsidie
geeft en die nu reeds tendeele ineenvaltmaar hij vertrouwt
dat de directeur der gemeentewerken wel niet zal advi-
seeren tot overname in onderhoud en beheeralvorens
zich van de degelijkheid van dit bouwwerk te hebben
overtuigd.
Op de klachtreeds een jaar geleden geuitover de
povere afsluiting van het terrein aan den Harlinger Sin
gel zal spreker niet verder ingaan omdat hij van den
voorzitter meent te hebben verstaandat weldra hierin
zal worden voorzien. Maar waarop spr. in het bijzonder
de aandacht wil vestigen is het gevaar voor wandelaars
en rijtuigen langs den zooeven genoemden singel.
Spr. heeft er zich meermalen van overtuigd dat deze
weg geregeld wordt gebruikt als rangeerterrein en dat
de treinen niet behoorlijk worden geloodstnoch bij aan
komst noch bij vertrekzoodat ongelukken zeker niet
zullen uitblijven.
Wel loopt een der conducteurs op een drafje mee, maar
in de bocht springt hij reeds op een der wagens, anders
zou hij wegens de snelle vaart zelf niet meekomen.
Dat onder deze omstandigheden art. 27 waarbij een
maximum snelheid van 5 K.M. in de bebouwde kom wordt
voorgeschreven voortdurend overtreden wordtbehoeft
geen betoog.
Toch hebben burgemeester en wethouders het in hunne
macht dit te verbeteren. Art. 27 der concessie spreekt
van een bijzonder reglementwaarin burgemeester en
wethouders veiligheidsmaatregelen kunnen voorschrijven
en volgens art. 25 kunnen burgemeester en wethouders
op gevaarlijke plaatsen een wachter eischen.
Daarbij komt nogdat de geheele bocht eigenlijk geen
recht van bestaan heeftwanneer de lijn naar de Bonte
koe achterwege blijft. Toen de commissie voor de open
bare werken de richting goedkeurde, werd haar tegelijker
tijd een gedetailleerd plan voor de lijn Bontekoe voorge
legd en het lag voor de hand dat de lijnen tot de Zwem
school zouden samengaan.
Dit is ook sprekers antwoordwanneer hem wordt
gevraagdhoe de Raad er indertijd toch toe gekomen is
deze gevaarlijke kruising toe te staan.
Misschien kan de fout nog worden goedgemaakt.
Wanneer het eens zoover mocht komen en die tijd
is wellicht niet ver af, dat de Tramweg-Maatschappij
ontheffing vraagt van hare verplichting ten opzichte van
de lijn Bontekoe dan zou de gemeente van hare zijde
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 30 October 1900. 125
den eisch kunnen stellen de bestaande lijn zoodanig te
verleggen dat de gevaarlijke bocht langs den Harlinger
Singel komt te vervallen.
De heer Beekhuis zegt het volgendedoor den heer
Haverschmidt zijn 4 punten besproken
1°. de constructie van den basaltmuur aan den Wester
singel dat deze alleszins onvoldoende geconstrueerd zoude
wezen, is wel wat sterk gezegd, al is het volkomen waar,
dat door het breken van een ijzeren anker eene verschui
ving van 20 c.M. is ontstaanhet zal den heer Haver
schmidt ook wel niet onbekend zijn, dat dit euvel thans
hersteld wordt.
Overigens wijst spr. er op, dat de subsidie van ƒ1500
pas aan de Tramweg Maatschappij zal worden uitgekeerd,
indien de directeur der gemeentewerken oordeelt, dat het
werk in den geconditioneerden staat kan worden opgeleverd
2°. de onvoldoende afsluiting aan den Harlingerweg
spr. kan hieromtrent mededeelen, dat reeds lang door bur
gemeester en wethouders stappen in deze zaak zijn gedaan
en dat misschien in de volgende vergadering een voorstel
bij den Raad kan worden aangebracht ten einde hieraan
tegemoet te komen
3°. het rangeeren der tramwagens op den openbaren
weg is ook in spr.'s oogen een bezwaar; de wissel schijnt
echter niet op eene andere plaats te kunnen worden ge
legd van wege zich voordoende technische moeiehjkheden.
Blijken de klachten van den heer Haverschmidt over
het te snel rijden bij het nemen der bocht gegrond te zijn,
dan zullen burgemeester en wethouders niet nalaten te
zorgen, dat hieraan wordt tegemoet gekomen. Al dadelijk
wijst hij er echter op, dat bij eiken tram, die door de bocht
gaat, een man met roode vlag vooruit loopt
4°. de bocht over den rijwegdeze zou zijn te ver
anderen, omdat van het plan van doortrekken van den
tramweg naar de Groote Bontekoe toch wel nooit iets zal
komen. Spr. laat in het midden, of dit wel juist is doch
is in ieder geval van meening, dat er nu niets meer aan
te veranderen is, ook al wordt de lijn niet doorgetrokken
dan staat men toch voor het feit, dat de loodsen en het
station reeds gebouwd zijn, zoodat men wel gebonden is
aan de nu bestaande richting.
De heer Bekhuis had ook eenige opmerkingen willen
maken over den basaltmuur, maar bij een ander artikel;
nu zal hij echter maar deze gelegenheid aangrijpen. Spr.
brengt in herinneringdat de Raad den 13 Febr. besloot
eene wijziging te brengen in de richting van den tramweg
tusschen diens station en dat van den Staatspoorweg
het gevolg daarvan wasdat een gedeelte der stadsgracht
moest worden gedempt. In de officieele stukken wordt
gesproken van een klein gedeelte. Indertijd heeft spr.
aan deze quaestie ruimschoots zijne aandacht geschonken
en al herinnert hij zich de teekening niet goed meer,
meent hij toch, dat ook daarop slechts een klein gedeelte
was aangegeven ter demping.
Nadat in de vergadering van den 26en Juni, waarin
spr. tot zijn spijt niet tegenwoordig wasde Raad beslo
ten had eene subsidie van ƒ1500 te verleenen voor het
maken van een walmuur, werd weldra met het werk
een aanvang gemaakt en nu kwam het spr. voor, dat
de afsnijding der stadsgracht veel grooter werd gemaakt
maar omdat hij niet begrijpen kondat in belangrijke
mate van het plan werd afgeweken bracht hij bij het
sectieonderzoek de zaak ook niet ter sprake.
Intusschen hebben zich in de laatste weken twee om
standigheden voorgedaan, die spr. nogmaals zich hebben
doen afvragen of het gedempte gedeelte niet grooter is
dan toegestaan werd
1. omdat er aan den tegenovergestelden oever, dus
aan de stadszijdewerd gewerktdaarvan is vroeger
nooit sprake geweest
2. omdat de verdere voortgang van het werk werd
gestaakten wederom een kistdam geplaatstomdat de
muur in de groote bocht was bezweken naar spr. infor
meerde bleek de fundeering niet bestand nu de basalt
muur op sommige gedeelten op eene diepte van 2 M.
beneden Z. P. moet worden aangelegd.
Spr. doet nu aan burgemeester en wethouders deze
vragen Is werkelijk die aanplemping niet grooter Lag
het tevens in de bedoeling de binnenoever af te graven
Zoo jais die afsnijding nu voldoende Een betere
afronding kwam spr. gewenscht voor ten opzichte van de
scheepvaart. Spr. zou op deze vragen gaarne een positief
antwoord hebben, hoewel hij, juist daarom, in 't geheel er
niet op wil aandringendat dit in deze vergadering
wordt gegeven.
De Voorzitter kan den heer Bekhuis mededeelen dat
naar aanleiding van het wijken van den basaltmuur eene
missive is gericht aan de directie der Ned. Tramwegmaat
schappij met de vraagwat de maatschappij zoude doen
om in het gebrek te voorzien.
Spr. geeft er de voorkeur aan het antwoord op deze
missive en het verschijnen van het raadsverslag dezer zit
ting af te wachtenom den heer Bekhuis voiledig te
beantwoorden.
Burgemeester en wethouders kunnen dan bij hunne
inlichtingen opnieuw de uitvoerige briefwisseling over
leggen die bij hun voorstel tot subsidieering van den
aanleg van den basaltmuur was gevoegd.
De heer Bekhuis betuigt zijn dank voor de toezegging
door den voorzitter gedaan.
De heer Haverschmidt antwoordt den heer Beekhuis dat
de bewuste bocht zeer goed zou kunnen vervallen, wan
neer de tramwegmaatschappij zich den eigendom ver
zekerde van een perceel land aan den Harlinger straatweg,
een perceel dat sedert lang te koop is.
Wordt het station als zoogenaamd kop-station ingericht,
dan geeft de ligging van de gebouwen niet het minste
bezwaar.
De heer Beekhuis blijft bij zijne opmerkingen omtrent
het verleggen der trambaan ten einde de volgens den
heer Haverschmidt gevaarlijke bocht te vermijden het
zal dezen spr. toch niet onbekend zijn dat deze tram een
straal van minstens 70 a 80 M. noodig heeft voor het
maken van de bochten. En hoe men nu aan diens wen
schen zou kunnen tegemoet komen met de bestaande
toestand terwijl het emplacement reeds voor goed is inge
richt kan spr. niet begrijpen.
De heer Bekhuis vindt, dat de heer Haverschmidt de
bezwaren tegen het traject aan den Harlingersingel te breed
uitmeetmet bepalingen, als die spr. zou willen opleggen,
wordt de exploitatie van tramwegen eenvoudig onmogelijk
gemaakt en nu zijn trams noodig in het belang der ge
meente zooveel mogelijk moet men dus aan de maat
schappij tegemoet komen.
Wat een doortrekken der baan naar de Groote Bontekoe
aangaatspr. is overtuigddat dit nooit zal geschieden.
Ook de Voorzitter voegt aan het gesprokene door den
heer Bekhuis toe, dat aan den Harlingersingel, zoolang de
tram daar rijdtslechts uiterst zelden een ongevalnog
nooit een ongeluk is voorgekomen.
De volgnummers 109—111 worden overanderd goed
gekeurd.
Volgnummer 112.
Het is niet voor de eerste maal, zegt de heer Haver
schmidt, dat ik het denkbeeld in overweging geef, den
aanleg om den verschwatervijver bij de wandeling te trekken,
maar ik zag mijn plan nog niet verwezenlijkt.
1