126 Verslag van de handelingen van den gemeenteaaad van Leeuwarden, van Dinsdag 30 October 1900.
Burgemeester en wethouders vreezen steeds, dat de wa
terleiding eens in gebreke kon blijven, en gaven telkens
ten antwoord dat men „vooralsnog" de vijvers niet kon
missen.
Spr. vraagt, of we dan zoo'n prullige waterleiding hebben,
die het noodig maakt dat we twee reservevijvers moeten
blijven onderhouden.
Spr. deelt de vrees van burgemeester en wethouders niet.
Hij zou wenschen te vragen, hoelang de proef met de
leiding nog moet worden voortgezet.
Sedert 1889 toch is de waterleiding in exploitatie en
stagnatie van eenige beteekenis is er nooit geweest, en
bij de tegenwoordige inrichting ook vrij onwaarschijnlijk.
Het doortrekken van de tram brengt eenige wijziging
in den aanleg, en daarom acht spr. thans het oogenbiik
gekomen om aan zijn denkbeeld uitvoering te geven.
Spr. is overtuigd, dat de burgerij, wanneer de zaak tot
stand is gebracht, eenstemmig zal verklarenwaarom heeft
men dit niet reeds 10 jaar eerder gedaan? Om het niet j
enkel te laten bij de opmerking, en om te zien hoe de
andere leden er over denken, wenscht spr. als motie voor
te stellendat „de Baad, in beginsel besluiteden aanleg J
om den verschwatervijver aan den Westersingel te bestem
men als wandelterrein."
De Voorzitter zegt, dat de heer Haverschmidt het ant
woord aan dezen in de sectie gegeven, beantwoordt met
do vraag, of er dan een onvoldoende waterleiding in de
gemeente bestaat. Dit nu zal spr. niet beweren, maar
men moet voorbereid zijn op alle eventualiteiten tot nu zijn
slechts stoornissen van korten duur voorgekomen, maar
het is mogelijk, dat ook grootere stagnaties voorkomen,
waardoor de gemeente gedurende geruimen tijd van lei
dingwater is verstoken; de mogelijkheid hiervan blijft bestaan,
zoolang het buizennet slechts door één hoofdbuis aan het
pompstation is verbonden.
In dergelijke omstandigheden zal het noodig wezen, dat
gebruik wordt gemaakt van den verschwatervijver, en deze
zal, naar spr. vreest, niet meer kunnen voldoen aan zijne
bestemming, wanneer het vijverterrein voor het publiek
wordt opengesteld en het water dus aan vervuiling bloot staat.
De heer Troelstra zal zich in het debat mengen, naar
aanleiding van de speciale betrekking, die hij in het dage-
lijksch bestuur bekleedtook financieel is de gemeente bij
deze zaak betrokken.
Aan de overzijde, dus aan de binnenkant van de stads
gracht is een pomp geplaatstdie haar water ontvangt
van uit den vijverdaar ter plaatse wonen tal van men-
schendie zich door middel van die pomp van water
voorzien. Wordt nu het vijverterrein opengesteld als wan
delplaats en wordt het water onbruikbaardan zou de
gemeente verplicht kunnen wezen een standpijp te plaatsen,
alwaar nu de pomp is en als de subsidie aan de water
leiding-maatschappij ophoudtkomen de kosten ten laste
der gemeente.
Een financieel bezwaar komt ook nog te berde, als men
bedenktdat het terrein zou moeten worden aangelegd
en onderhouden bovendien kan spr. niet inzien, dat daar
eene bijzonder aantrekkelijke wandelplaats zou kunnen
worden gemaakt.
De heer Haverschmidt kan het financieel bezwaar van
den heer Troelstra niet deelen. De openstelling van het
het terrein behoeft niet direct te leiden tot vervuiling van
het waterdat trouwens enkel als waschwater wordt ge
bruikt maar ook al ware dit het geval en moest er een
extra standpijp worden aangeschaft, dan acht spr. de
uitbreiding van het wandelterrein dien standpijp ten volle
waard.
den vijver overwegend tegenover het belang van eene
wandelplaats.
Spr. wijst ook op de baldadigheid van de straatjeugd,
waardoor de vijver aan vervuiling zou blootstaan wes
halve hij zich zal verklaren tegen de motie door den heer
Haverschmidt voorgesteld.
De heer Lautenbach heeft den Voorzitter niet goed
begrepen wat aangaat het gezegde over een nieuwe buis
van de waterleiding en zou gaarne daaromtrent nog eene
nadere opheldering verkrijgen.
De Voorzitter kan de heer Lautenbach naar aanleiding
van dien vraag mededeelendat er nu één hoofdbuis
slechts bestaatals er stagnatie komt, dan is Leeuwarden
dus zouder water uit de waterleidingde watervijvers
kunnen dus z. i. eerst worden gemist, wanneer nog een
tweede hoofdbuis wordt gelegd vanaf het pompstation, te
Grouw tot hier.
Ook de heer Dijkstra zal zich tegen de motie verklaren,
omdat bij hem weegt het onbestemde van de andere
daargelegen terreinen. Als men nu, zoo plotseling, plannen
maakt tot aanleg van een wandelplaatsdan zou het
kunnen zijndat dit besluit een hinderpaal werd voor
een andere bestemming, die men later aan de, aan dien
singel gelegen terreinen zoude willen geven.
De heer Bekhuis zal vóór de motie stemmen, echter
om een geheel andere reden er is z. i. geene behoefte
aan eene wandelplaats en het is hem bovendien te duur,
maar hij wil zich van den vijver ontdoen.
Spr. betreurt het, dat indertijd het terrein niet is over
gedragen aan de trammaatschappijdie het gaarne had
gekocht.
Met 119 stemmen wordt de motie van den heer
Haverschmidt verwox-pendie van den voorsteller en de
heeren Bekhuis, Jansma, Lautenbach, FeitzKonter,
MiddelkoopJanssen en Kiers.
De hoer Dijkstra heeft met genoegen gezien dat de
wensch in de derde sectie geuitten opzichte van het
plantsoen in het Zaailand door rapporteurs onder de aan
dacht van burgemeester en wethouders is gebracht. Door
burgemeester en wethouders is in hun antwoord gezegd
dat zij gaarne nota nemen van den wensch om het schoone
van het plantsoen meer zichtbaar te doen maken. Spr.
vindt dat dit plantsoenwaarvan de aanleg aan de ge
meente nog al veel geld heeft gekostdan beter aan zijne
bedoeling zal beantwoorden bovendien zullen de uitga
ven meest uit werkloon bestaan daar er niet veel aan
te schaffen maar wel veel af te schaffen zal zijn. Die
uitgaven zullen ruimschoots worden vergoed door het
genoegen dat daardoor aan de ingezetenen wordt ver
schaft en door de meerdere aantrekkelijkheid, die dit stads
gedeelte ook voor bezoekende vreemdelingen krijgt.
Ten volle beaamt hij het bezwaar te berde gebracht
tegen verplaatsen der karren naar de straat ten Westen
van het Waaggebouw maar waar door de stalletjes en
hondekarren de hoofdingang van het plantsoen geheel
onzichtbaar is, geeft spr. aan burgemeester en wethouders
in overweging eene flinke toegang te maken aan de
Westzijde tegenover het Paleis van Justitie met behoud
van de andere uitgangen. Ook over besproeiing is ge
sproken. Daarvoor wordt met gebrekkige middelen de
noodige zorg gedragen maar door het aanbrengen van
de waterleiding zoude eene groote verbetering kunnen
worden aangebracht.
De heer Baart de la Faille zou kunnen zwijgenna De Voorzitter zal deze opmerkingen van den heer
de argumenten door den Voorzitter en den heer Troelstra Dijkstra gaarne ter sprake brengen in de vergadering
aangebrachtook naar zijne meening is het behoud van van burgemeester en wethouders.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 30 October 1900. 127
De heer Beekhuis merkt alleen op, dat de bedoelde ton
binnen het plantsoen staat en niet bij de beurs.
De Volgnummers 112123 worden onveranderd goed
gekeurd.
Volgnummer 124.
Den heer Jansen is het eenige keeren opgevallen dat
des Maandags, wanneer de deuren van het waaggebouw
openstaan, daar hoeveelheden kaas worden opgeslagen toen
hij vroeg hoelang de kaas daar staat, werd hem geant
woord van Vrijdag tot Vrijdag en de kaas, die onverkocht
is gebleven, wordt daar bewaard. Spr. heiinnert zich, dat
verleden jaar besloten werd tot het maken van stellingen
voor de kazen naar hij meent zijn deze alleen Vrijdags
bestemd tot dat doel of reeds Donderdagsavonds.
Onlangs zag hij nu 3000 kazen daar staan zoo lijkt
het wel een kaaspakhuishij weet wel, dat men moet
letten op bevordering van handel en nijverheid, maar dit
vindt spr. toch een misbruikzoo sparen de kaashan
delaars op goedkoope wijze een pakhuis uit.
Bovendien past de kaaslucht niet bij een boterwaag
door de sterke lucht, die zij verspreidtwaardoor het
keuren van de boter zeer wordt bemoeilijkt.
Gaarne zou hij burgemeester en wethouders op dit
naar zijne bescheiden meening ingeslopen misbruik, opmerk
zaam maken.
De Voorzitter stemt den heer Jansen toe, dat het eerste
punt, door hem besproken, juist is intusschen is hedenoch
tend een schrijven van de waagcommissie ingekomen, waarin
wordt voorgesteld eene retributie te heffen voor het be
waren van kaas in de waagspr. had dus nog niet de
gelegenheid de zaak ter sprake te brengen bij burgemee
ster en wethouders.
En wat het tweede punt aangaat, dit is bij burgemeester
en wethouders in onderzoek spoedig zal in verband hier
mede den Raad een voorstel tot aanvulling van de ver
ordening regelende het gebruik van de waag bereiken.
De heer Jansen bedankt voor de inlichting en toezegging.
De volgnummers 124—131 worden onveranderd goed
gekeurd.
Herinnerd wordt, dat de heer Bekhuis zich verklaart
tegen alles, wat betrekking heeft op de begrooting voor
de gasfabriek, derhalve tegen afd. IV van hoofdstuk III.
Volgnummer 132.
De heer van Ketwich Verschuur brengt in herinnering
de motie, mede door hem voorgesteld en aangenomen, in
de vergadering van den 10 Juli j.l, waarbij werd besloten
vóór of althans gelijktijdig met de behandeling der begroo-
fing voor 1901 te beslissen of het drieploegenstelsel op de
gemeentelijke gasfabriek zal worden ingevoerd. In die
vergadering werd door de gascommissie, wegens den korten
tijd van onderzoekbezwaar hiertegen gemaakt, maar toch
reeds den 29 Augustus verscheen tot spr.'s groote voldoe
ning de bijlage no. 20 van 's raadshandelingen, waarin de
gascommissie adviseerde tot invoering als wensehelijk, hoe
wel niet noodzakelijk. De gascommissie moet o.a. daarin
toegeven, dat op die wijze alleen eene behoorlijke regeling
van den rusttijd en van den zondagsrust in het bijzonder
mogelijk is. Dit nu is voor spr. reeds een overwegende
reden om het stelsel in te voeren. Hoewel spr. zooeven
ook tegen de bepaling van den voorgestelden gasprijs
stemde, gaat hij toch niet zoover, als de heer Bekhuis
zoo juist mededeeldehij zal dus vóór dit art. stemmen,
maar wil tevens doen opmerken, dat gevolg moet worden
gegeven aan het voorschrift van de tot besluit verheven
motie en door voteering nu van art. 2 (volgnummer 132)
„Voor oventueele invoering van het drieploegenstelsel
f 3500", zooals het thans luidt, wordt dit niet gedaan.
In de secties schijnt niet over deze zaak gesproken te
zijn (spr. zelf was doorziekte verhinderd die vergadering
bij te wonen)derhalve stelt hij nu voor in de toe
lichting op dit artikel het woord „eventueel" te schrap
pen dan eerst is beslist, dat het drieploegstelsel zal
worden ingevoerd.
De Voorzitter heeft natuurlijk niets tegen het voorstel
van den heer van Ketwich Verschuur, wat het beginsel
der zaak betreftdoch hem weerhoudt eene formeele
quaestieen dat is de bepaling van art. 8 van de veror
dening van 1881 (gemeenteblad 8 no. 21), waarin staat,
dat burgemeester en wethouders het aantal werklieden
bepalen. Als nu de Raad den post van 3500 voteert,
dan beteekent ditdat aan burgemeester en wethouders
de gelden worden toegestaan om als het met hunne in
zichten strookt, het drieploegenstelsel in te voeren doch
daartoe gedwongen worden kunnen zij niet.
Spr. kan wel verzekeren dat het gebeuren zalwaar
allen eenstemmig zijn in dit opzicht, on burgemeester en
wethouders èn de gascommissie maar hem weerhoudt
als gezegdhet formeele bezwaarom in te gaan op het
voorstel van den heer van Ketwich Verschuur.
De heer Duparc beaamt het standpunt, door den Voor
zitter ingenomen. De Raad heeft slechts een crediet te
geven, doch kan niet meer doen. Als burgemeester en wet
houders besluiten over te gaan tot invoering van het drie
ploegstelseldan zal het gevolg zijn, dat in het volgen!
jaar het woord „eventueel" wordt weggelaten.
De heer Jansma was niet voornemens het woord te
voeren over dit art., omdat hij met veel genoegen den uit
getrokken post heeft gezien. Hij begrijpt echter niet goed
het bezwaar tegen het voorstel van den heer van Ketwich
Verschuur; „er zou dwang worden uitgeoefend" wordt
beweerdmaar kan dan niet het oordeel van den Raad
sterker worden gekleurd Het volste vertrouwen heeft
hij in het college van burgemeester en wethouders nu de
post reeds op de begrooting voorkomtmaar dit neemt
toch niet weg dat hij liever het woord „eventueel" ge
schrapt zag.
De heer v. Ketwich Verschuur kan niet medegaan met
de interpretatie van art. 8 der verordering van 1881 no. 21
door den voorzitter gegeven. Volgens dit artikel is de
regeling van het getal der werklieden van de gasfabriek
aan burgemeester en wethouders overgelaten. Maar in de
betrekkelijke post no. 132 is geen sprake van een getal
werklieden dat werkzaam zal zijndoch enkel wordt
daarbij een bepaald stelsel van werken aangenomen, zoodat
hij dan ook niet kan begrijpen, hoe eenig bezwaar wordt
gemaakt tegen zijn voorstelook hij wil in geen enkel
opzicht raken aan het „heilige huisje" van burgemeester
en wethouders en hij doet dit z. i. ook niet door zijn
voorstel.
De Voorzitter geeft hierop te kennen dat burgemeester
en wethouders hunnerzijds het woord „eventueel" uit de
aangeboden begrooting schrappen, zoodat het voorstel van
den heer van Ketwich Verschuur verder buiten beschou
wing kan blijven.
De heer Middelkoop ging bij het ontvangen dor begroo
ting in de eerste plaats na de posten betreffende questions
brulantes en met het meeste genoegen zag hij dan ook de
som uitgetrokken voor invoering van het drieploegstelsel.
Hij nam zich toen voor hierover niet meer te spreken.
Ongelukkigerwijze kreeg hij daarna bijlaga 20 in handen
met het advies der gascommie.
Verblijd over de conclusie was het hem erg te moede,
toen hij de argumenten las in de eerste kolom genoemd,
daar deze niet klopten met die in de tweede kolom Deze
zijn een terugslag van spr.'s argumenten verleden jaar bij
de behandeling der begrooting gebezigd.