128 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 October 1900.
Die bijlage bevat nu niet de verhoorendie zijn afge
nomen daarom deed spr. moeite die werklieden te spreken
te krijgen welke voor de gascommissie zijn verschenen,
om van hen te hooren wat gevraagd en wat geantwoord
was. Maar uit het toen vernomene heeft hij niet de con
clusie kunnen trekken, die de gascommissie heeft getrokken.
Spr. leest nu voor eene verklaring van elf der twaalf
stokers (een was absent bij de onderteekening) welke ver
klaring luidt als volgt
„De ondergeteekenden, alle thans in dienst als stokers
„aan de gemeentelijke gasfabriek te Leeuwarden, verklaren
„bierbijdat zij kennis genomen hebben door de Leeu-
„warder Courant van het rapport uitgebracht, door de Com
missie die een onderzoek heeft ingesteld aan de gasfa
briek naar aanleiding waarvan zij om des waarheidswille
„het volgende meenen onder Uwe aandacht te moeten
„brengen.
„Dat voor de Commissie zijn verschenen de twee stokers-
bazen en overigens van iedere ploeg twee stokers, waar-
„van opmerking verdient dat juist zij, die voor het uiterlijk
„het gezondst schijnenvoor de commissie zijn geroepen,
„waardoor het eenigszins verklaarbaar is, dat de commissie
„dien toestand nog al bevredigend vindt. Wij ondergetee-
„kenden weten evenwel bij ervaring hoeveel invloed ons
„werk op onze gezondheid heeft en hoe langer men aan
„de fabriek is werkzaam geweest hoe meer men dat aan
„zijn eigen lichaam gevoelt. Het zware werk en het vele
„zweeten gevoegd bij de vaak verpestende atmospheer laten
„niet na hun sporen op onze lichamelijketoestand te drukken.
„Wat betreft de opgave van het aantal jaren welke som-
„mige stokers in dienst zijn geweest, merken wij op, dat
„daar verscheidene onder zijn op wie hun langdurige werk-
„kring een zoodanige invloed heeft gehaddat zij thans
„niet meer in staat zijn hun werkzaamheden volledig te
„vervullen waardoor den anderen een zwaarderen taak wordt
„bereid.
„Wat betreft de opmerking, dat men met meerrecht van
„een twaalfurig verblijf in de fabriek zou kunnen spreken,
„dan van een twaalfurige werkdag merken wij op dat dit
„slechts eer schijn van Waarheid bevat voor één hoogstens
„twee maanden van het jaar, welke tijd evenwel juist valt
„in dat gedeelte van het jaar dat de zomerhitte hun werk
„bijna onmogelijk maaktterwijl er bijgevoegd moet wor
den dat het grootste gedeelte van de andere tijd hun
„werk bijna geheel hun tijd in beslag neemtzoodat er
„menigmaal voor het gebruik van hun eten ternauwernood
„tijd overschiet.
„Wat aangaat het verbranden en verrotten derkleeren,
„verklaren ondergeteekenden pertinent, dat dit geheel over
eenkomstig de waarheid is zoodat zij ook thans nog zeer
„dikwijls zich uit dien hoofde van nieuwe kleeren moeten
„voorzien hetgeen ook door hen voor de commissie is
„verklaard.
„Reeds thans nu de temperatuur tamelijk koel is, zijn
„hun kleeren zoo doornat van het zweetdat met een en-
„kele handbeweging het zweet uitdroppelt
„Wat de opmerking betreft als zou er in het vuur van
„den strijd wel eens woorden zijn gebezigd, die niet altijd
„juist waren verklaren wij, dat de door de heer Middelkoop
„bij de toelichting zijner motie medegedeelde feiten en be
schouwingen, geheel overeenkomstig de waarheid zonder
„eenige overdrijving zijn geweest, terwijl wij ten slotte op-
„merken dat niet uitsluitend de verkrijging eener vrije
„Zondag onze drijfveer is geweest maar wel de voor ons
„werk beslist noodzakelijke 8-urige arbeidsdag."
Ten overvloede kan hij nog eene verklaring overleggen
omtrent vroegere werklieden der fabriekwat betreft hun
gezondheidstoestand en ook eene verklaring van eene
weduwe, wier man vroeger als stoker aan de fabriek
werkzaam was en, tengevolge eener ziekte daar gekregen,
is overleden. Dan is er in het advies van de gascom
missie nog eene piquante opmerkingtijdens de verga
dering van 4 Nov. 1899 zeide spr., dat er geen drinkwa
ter aanwezig was daarmede bedoelde hij natuurlijk op de
plaats van het boterham eten dat er op het terrein der
fabriek water is te verkrijgen uit de waterleiding heeft
spr. wel nooit willen betwisten. De door de gascom
missie gemaakte opmerking naar aanleiding van woorden
door spr. niet gebezigd, is alzoo onjuist.
De heer Hijlkema meent te moeten opmerken uit het
betoog van den heer Middelkoopdat deze het niet plei-
zierig vindt, dat geantwoord is op de beschuldigingen vroe
ger door dezen geuit. De gascommissie heeft de werk
lieden uitgehoord, hen daarbij geheel op hun gemak gezet.
Eerst bestond het plan hunne antwoorden op schrift te
zetten en door hen te laten onderteekenen maar dit is
niet gedaandaar de gascommissie vertrouwde op de
waarheidsliefde der werklieden. Toch komt nu de heer
Middelkoop met eene opsomming van geheel andere
meeningen. Het spijt de commissie nu zeer, dat zij de
beweringen door haar geuit niet op schrift heeft gebracht
en laten onderteekenen, dan had zij die tweeërlei opvat
tingen der werklieden tegenover elkander kunnen zetten.
De heer Middelkoop kan alleen afgaan op hetgeen de
werklieden hem gezegd hebben. De heer Hijlkema zegt,
dat hetgeen de gascommissie heeft medegedeeldwas
overeenkomstig de indrukken, die zij gekregen had door
de verhooren. Hebben dus de werklieden anders getuigd
voor de gascommissie dan voor hem Spr. kan dit niet
weten en het zou hem bevreemden na zijn raad om toch
vooral de waarheid te zeggen en eerder daar beneden
te blijven want, maken zij in hunne klachten zich aan
overdrijving schuldig, dan is het einde, dat hunne zaak
wanhopig komt te staan.
De heer Jansma wil de zaak nu maar laten rusten.
Hij kan zeer goed begrijpendat de heer Middelkoop
opkomt tegen eene voorstelling als zou hij onwaarheid
hebben gesproken maar de Raad heeft nu niet uit te
maken, wie gelijk heeft.
De heer Hijlkema vindt toch, dat het vertrouwen van
den heer Middelkoop in de gascommissie niet zeer groot
is, want het had voor de hand gelegen, dat hij zich nu
zou neerleggen bij het voorstel dezer commissie en van
burgemeester en wethouders.
Wordt de heer Middelkoop wel altijd juist op de hoogte
gehouden zou spr. willen vragen. Als een werkman
grieven heeft, dan gaat hij maar direct naar den heer
Middelkoop en in adressen met schelle kleuren worden
de toestanden en klachten dan blootgelegddeze zou dan
beter doen door van die grieven de helft af te nemen
in plaats van ze nog te verzwaren.
De hoer Middelkoop heeft het volste vertrouwen in de
gascommissie, maar hij moet doen opmerken, dat hij niet
gesproken heeft van de verklaringen der werklieden voor
de gascommissiemaar van de indrukken door de gas
commissie weergegeven, naar aanleiding dier verklaringen
van de gevolgen van die verklaringen door haar opge
steld. Als nu de heer Hijlkema de antwoorden niet
mededeelt van de werklui en hij wèl dan moet hij zich
toch afvragen wie de juiste indruk heeft gekregen.
Overigens acht spr. het ook beter te zwijgen nu het
doel bereikt is.
De heer Lautenbach vraa^hdringend verhooging der
loonen voor eenige werklieden als de kleinste timmer
mansbaas 12 cent per uur betaalt kan dit hier ook wel
gegeven worden.
Ook zag hij -gaarne het schaftuur met een half uur f
verlengd.
De volgnummers 132151 worden onveranderd goed
gekeurd.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 October 1900. 129
Volgnummer 152.
De heer Dijkstra komt terug op de vraag in het ver
slag van rapporteurs of aan de Vischmarkt geene andere
bestemming kan worden gegeven en gebruikt worden voor
opslagplaats voor een of andere stoomboot-maatschappij
In Mei 1899 is daartoe reeds aanvraag aan burgemeester
en wethouders gedaan en om terrein te verkrijgen als
ligplaats voor stoombooten en met genoegen zag spr. in
de Memorie van Antwoord dat de reden waarom met eene
beslissing daarop zoo lang is gewacht gelegen is in de
omstandigheid dat met zoovele en verschillende belangen
rekening moet worden gehouden.
Het bezwaar, dat volgens den voorzitter van de le of
2e sectie de nabijheid der groentemarkt zou opleveren
tegen het openstellen van het terrein als ligplaats kan spr.
echter niet begrijpen deze markt wordt toch alleen Vrij
dags aldaar gehouden bovendien op eene plaats die toch
niet zoo dichtbij ligt dat de rook van stilliggende booten
hinderlijk zal zijn en schadelijker dan de stof' uit tapijten
etc.die dagelijks op de groenten neervalt als de markt
op de Korenmarkt wordt gehouden.
De Voorzitter merkt op, dat de quaestie van het ver
huren van het terrein bij de Vischmarkt verband houdt
met de regeling van de vaste ligplaatsen voor schepen.
Eene nieuwe regeling is in voorbereiding bij burgemeester
en wethoudersen dan zal ook de ligplaats voor de sche
pen Stanfries aangewezen worden. Wordt dus nu reeds
eene beslissing uitgelokt over het aanbangig verzoek dan
zal implicite beslist zijn, dat de vaste ligplaats, die be
doelde maatschappij destijds kreeg voor hare beurtschepen,
ook voor de stoomschependie zij sedert iu de vaart
brachtzal gehandhaafd blijven.
Het practische bezwaar is dat van de rook. Spr. heeft
een onderzoek laten instellen over de mogelijkheid van
verplaatsing van de Groentemarkt naar het Waagsplein
deze oppervlakte echter is driemaal kleiner dan de ruimte
nu ingenomen door de groentemarktdie zich uitstrekt
over de geheele Oosterkade tot de Nieuwe Kade.
De heer Dijkstra komt terug op zijne opmerking dat
de groentemarkt slechts één dag in de week op de be
doelde plaats wordt gehouden.
De heer Hijlkema wil er den heer Dijkstra op wijzen
dat bedoelde plaats ook in de bessentijd veel gebruikt
wordthet nadeel aan de groentemarkt te weeg te bren
gen wordt door dezen wel wat onderschat, maar spr. kan
verklaren dat de belangen van allen zooveel mogelijk zul
len worden overwogen.
De heer Dijkstrade markt duurt bovendien slechts
van 611 uur, terwijl de boot die om 3 uur vertrekt
eerst tegen dien tijd stoom behoeft te maken.
De volgnummers 152 163 worden onveranderd goed
gekeurd.
Volgnummer 164.
De heer Baart de la Faille heeft met genoegen gezien
de verhooging van art. 3 diverse uitgaven voor de plaat
selijke gezondheidspolitiemet het oog op de invoering
van een ontsmettingsdienst. In de 3e sectie werd door
hem ook besproken het gevaar van de naderende pest
wat nu wel nogal pessimistisch klinkt, nu het gevaar in
Glasgow schijnt geweken te zijn. Niemand kan echter
zeggen dat het gevaar zich niet weer vertoonen zal. De
voorzitter der 3e sectie gaf toen tot antwoord op zijne
vragen dat burgemeester en wethouders zorg zouden
dragen, dat de noodige middelen kunnen worden gevonden,
om, indien het noodig mocht blijken te zijn, de vereischte
maatregelen te kunnen nemen, maar niet alleen mot het
oog op het pestgevaarook in verband met den toestand
der volksgezondheid in het algemeen wil spr. wijzen op
de circulaire van verleden jaar van den Minister van
Binnenlandsche Zaken aan de provinciale- en gemeente
besturen daarin werd aangegeven wat gedaan moest
worden ingeval een epidemie voor de deur stond. In
dit jaar werd die circulaire herhaald.
In September j.l. begon de Vereeniging tot bevordering
van Volksgezondheid eene enquête in te stellen naar de
misstanden betreffende onreinheid van stegen en woningen,
gebrek aan zuiver drinkwatervuile slooten etc.
Daarbij zijn heel wat ongerechtigheden voor den dag
gekomen. Het is gebleken dat er dus heel wat te ver
beteren valt. Wat is nu de geschikste wijze heeft spr.
zich afgevraagd en hij wil dan burgemeester en wethouders
wijzen op de bevoegdheid hun verleend bij art. 6 der
wet tot voorziening tegen besmettelijke ziekten van 1872.
Het is wenschelijk bij zulk eene voorkomende gelegen
heid een voldoend gebruik te maken van die bevoegdheid.
Spr. stelt dan voor een artikel 2Ms, volgnummer 164bis
op te nemen „maatregelen bij het dreigen van besmet
telijke ziektenmemorie", om daardoor
burgemeester en wethouders te wijzen op het dreigende
gevaar en hen daarbij te steunen.
Het amendement voldoende ondersteund wordende
komt in behandeling.
De Voorzitter doet opmerkendat bij vorige gelegen
heden bij het dreigen van een of ander gevaar voor de
volksgezondheid, burgemeester en wethouders steeds dade
lijk bij den Raad kwamen met het voorstel hun een cre-
diet te verleenen. Tenzij de voorsteller nu bepaald een
anderen weg wil inslaan kan spr. gerust de verzekering
geven dat bij dreigend gevaar de gebruikelijke stappen
zullen worden gedaan.
De heer Baart de la Faille dankt voor die mededee-
ling van den Voorzitter en erkent dat bij vroegere gele
genheid alzoo is gehandeldmaar hij wil nu wijzen op
misstanden die voortdurend heerschen en daarom wil hij
de eerste de beste gelegenheid aangrijpen om eens een
flinke razzia te houden onder die verkeerde toestanden.
Het tijdstip daarvoor is gunstigal wil hij erkennen, dat
het saizoen niet geschikt is voor eene groote opruiming
en schoonmaakomdat bijv. de waterstand in de slooten
te hoog isdie toch bewaarplaatsen zijn van vuil en on
reinheid.
Men kan dan tegelijk eene onbewoonbaarverklaring van
tal van woningen uitspreken.
De heer Troelstra heeft den heer Baart de la Faille
reeds in de 3e sectie medegedeeld, dat als er inderdaad
pestgevaar bestaat uit den post „diverse uitgaven" direct
de noodige uitgaven kunnen gedaan worden en zijn de
geraamde cijfers niet voldoende, dan zullen onmiddellijk
voorstellen worden gedaan tot verhooging. Hij gelooft niet
dat het noodig is expresse finantieele maatregelen te nemen
ten einde daarin te kunnen voorzien.
Spr. heeft het rapport der vereeniging tot bevordering
van volksgezondheid gelezen en tegelijk bewonderd alle
hulde brengt hij hier voor het zeer gedetailleerde werk,
waarin echter ook zoo gemakkelijk de weg is te vinden
spr. vindt het waard alle dagen geraadpleegd te worden,
zooveel immers komt daarin voor, wat verbetering behoeft.
De heer Jansma voelt zich genoopt aan te wijzen de
analogie met het voorstel Konter om een post van „ver
koop van bouwterreinen" uit te trekken, ook deze betrof
eene mogelijkheid, zijn dergelijke posten op de begrooting
ongewenscht, dan geldt dit ook ten opzichte van dit voorstel.
De heer Duparc heeft het amendement van den heer
Baart de la Faille ondersteund omdat hij overtuigd is