hoofdkaart kosten voorgesteld mogelijkheden van aantal huisgenooten van abonnement stelsel a 1.10 abonnementsprijs a 1.20 1.25 en tegenw. stelsel. 2.20 2.40 2.50 3.— 1 1 3.60 3.30 3.60 3.75 4.50 1 2 4.20 4.40 4.80 5.— 6. 1 3 4.80 5.50 6.— 5.25 7.50 1 4 5.40 6.60 7.20 7.50 9.— 1 5 6.— 7.70 8.40 8.75 10.50 1 6 6.60 8.80 9.60 10.— 12.— 1 7 7.20 9.90 10.80 11.25 13.50 1 8 7.80 11.— 12.— 12.50 15.— I 9 8.40 12.10 13.20 13.75 16.50 1 10 9.- 13.20 14.40 15.— 18.— 1 11 9.60 14.30 15.60 15.25 19.50 1 12 10.20 15.40 16.80 17.50 21.— 1 13 10.80 16.50 18.— 18.75 22.50. 1 14 11.40 Op grond van een en ander moet spr. zich tegen het voorstel van burgemeester en wethouders verklaren. De heer Hijikema gelooft, dat de heer van Messel zijn aanval op het niet-practische van het voorstel zou hebben achterwege gelaten, als hij beter op de hoogte was geweest. Het groote verschil in prijs toch der hoofd- en bijkaarten a f3.en f0.60 is oorzaak van ongeoorloofde practijker.. Het is eigenaardig op te merken, hoe men tracht zijn „hoofd" te eclipseeren. En nu moet worden nagespoord, wie hoofd- en wie bijkaarten mag krijgen. Dit op zich zelf is al een heele controlemaar dan is het nog niet gedaan de huisgenootenkaarten gaan in allerlei handen over en dit is voor de controle niet na te gaan. Spr. wil hier niet in het openbaar mededeelen alle practijken die wel zijn uitgedacht en veelvuldig toegepast worden, want het is hier niet zijn taak een cursus in het smokkelen te geven. Het resultaat is dan ook, dat de controle vrijwel op niets neerkomt en iedereen zal moeten toegevendat verslapte controle eigenlijk geen controle is. De heer van Messel vindt een bedrag van f3.weinig voor een hoofdkaart, voor een hoofd van een huisgezin of alleenwonend persoon dus. Dit is nu eene persoonlijke opvattingdie trouwens zeer weinig aan de quaestie afdoetwant de eigenlijke vraag waarop het neerkomt is of de verhouding der prijs van hoofd- en bijkaarten wel J juist is en spr. vindt die in het tegenwoordig stelsel veel j te groot. Spr. kan zich daarenboven niet goed indenken dat de heer van Messeldie de tuin ook voor zooveel mogelijk personen wil toegankelijk stelleneen stelsel verlangt waarbij alleenwonende personendie het toch ook niet altijd breed hebben al zijn zij „hoofd eens huisgezins" f3.— moeten betalen zoodoende wordt de tuin ook voor velen gesloten. Spr. gelooft weldat de zaak evengoed als vroeger zal rendeeren, doordat het getal abonnementen zal toenemen maar hij geeft toedat dit eene quaestie van inzicht iswaarover de tijd alleen eene beslissing zal kunnen geven. Ten slotte het bezwaar van de vaststelling van het maximum a f 1.50 door buigemeester en wethoudershoe zou het moeten gaan, als die elk jaar door den Raad moest geschieden Maar spr. wil wel verklaren, dat, als men moet komen tot dat maximum het nieuwe stelsel niet deugthij voor zich zou wel geneigd zijn dat bedrag van f 1.50 te veranderen in f 1.25. En wat de controle aangaat, de kaarten zullen voortaan geknipt worden in plaats van met blauw potlood aange- teekend zoodoende wordt de controle mogelijk. De heer Duparc moet weerleggen de meening van den heer van Messel, in welke trouwens velen deelen, alsof de Prinsentuin door Willem I aan de stad is teruggegeven op voorwaarde, dat zij eene publieke wandelplaats werd. Het is niets dan een legende. De ware geschiedenis is dezeDe tuin was in vroegere tijden door het bestuur van Leeuwarden aan de Stadhouders slechts in gebrnik gegeven, niet in eigendom. Toen Koning Willem I, erfgenaam der Stadhouders, in 1817 Leeuwarden bezocht, gaf hij dan ook den tuin alleen in gebruik aan de stad terug zonder eenige de minste voorwaarde. Alléén sprak de Koning het verlangenden wenscli uitdat de tuin gelijk steeds het geval was geweesttot openbare wandel plaats bleef bestemd. Reeds meer dan eens moest spr. in deze vergadering wijzen op de geheel onjuiste meening, nu weder door den heer van Messel uitgesproken. Hij hoopt, nu voor goed een einde aan de legende gelijk hij het zoo aan stonds noemde te hebben gemaakt. De heer Wiiheimij verklaart, dat het voorstel van bur gemeester en wethouders hem in den aanvang ook niet toelachtedaar in het oude stelsel ieder kaartje aan den achterkant was voorzien van nummers, die het getal con certen aanduidden en werd dat getal met blauw potlood doorgehaald, dat het concert aanwees, hetwelk op dien dag werd gehouden dit voorkwam de misbruiken. Nu dacht hijdat alleen een kaart aan toonder werd verstrekt, die gemakkelijk aan iemand buiten het hek kon wórden ge geven die dan op zijn beurt zou kunnen binnen komen. Spr. is echter van zijne bezwaren teruggekomen, nu hij van den heer Hijikema gehoord heeft, dat de kaarten geknipt zullen worden, zoodanig, dat door den controleur kan worden gezien, dat deze kaart reeds voor dat concert is gebruikt. De heer van Messel zal met een enkel woord de ver schillende sprekers gecombineerd beantwoorden. Hij kan zich het bezwaar, dat het tegenwoordige stelsel zooveel werk te doen zou geven niet begrijpen als hij bedenkt dat dit een aantal jaren van kracht is geweest en toch nooit gecritiseerd is geworden. Het uitoefenen van controle kan toch waarlijk geen be zwaar zijn, mits dit geschiedt door een geschikt persoon, die in Leeuwarden goed bekend is en op de hoogte van hen die wèi en anderen die niet „hoofd van een huis gezin" zijn. Als de verwachting van burgemeester en wethouders gegrond is dat n.l. het aantal abonnés zal toenemen, dan vraagt spr. waarom de mogelijkheid gesteld van een maximum van 1.50? Dit bewijst toch vindt hijdat burgemeester en wet houders allerminst gerust zijn omtrent den eventueelen afloop der zaak en z. i. kan de Raad dan toch moeilijk in het voorstel treden. Rovendien %vordt bij het nieuwe stelsel een mindere opbrengst geraamd van 178; om alleen een even gunstige uitkomst te krijgen als nu moeten er 162 meer abonnementen komen. De heer Duparc zal zich wellicht herinneren dat er indertijd iemand was, die steeds ook bij concerten en andere amusementen zich vrije toegang verschafte in den tuin omdat hij beweerdedat de gemeente geen recht had om entrée te heffen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Februari 1901. De heer Duparc: ook niets dan eene legende! Spr. vervolgt, dat hij de voorgenomen wijze van controle om te knippen minstens even lastigzoo niet lastiger vindt dan de tot dusver gebezigde doorhaling met blauw potlood enz., daar er bij het knippen steeds zal moeten geteld worden hoevele concerten er reeds geweest zijn. Hij zal zich dus blijven verklaren tegen het vooorstel van burgemeester en wethouders. De heer Hijikema antwoordt den heer van Messel, dat de bestaande misbruiken niet in eens zijn gebleken, maar reeds telken jare, en dat zij steeds toenamen want, zooals het meer gaat, de een leert het den ander. Nu is het moeilijk een ander stelsel te vinden, dat goed zal voldoenburgemeester en wethouders zijn van meening, dat dit practisch zal blijken te zijn en dan is het toch beter dit later, dan nooit in te voeren. De controle zal niet lastig wezen werd vroeger een nummer op de kaart met blauw doorgehaald vervolgens weer met gummi uitgewischtde kaart overgereikt aan iemand buiten het hek, opdat deze zou kunnen binnen komen, nu zal de kaart geknipt worden en dat dit even spoedig zal kunnen geschieden, is reeds gebleken uitge houden proefnemingen; niet alle nummers zullen behoeven te worden geknipt, alleen het nummer van den dag. De heer van Messel stelt als amendement voor alinea 3 van de conclusie te lezen als volgt„de prijs dezer abonnementskaart, tot een maximum van f 1.50 per kaartwordt door den Raad vastgesteld" in plaats van „door burgemeester en wethouders." Daar het niet ondersteund wordtkomt het niet in behandeling. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt vervolgens ongewijzigd met 18 tegen I stemmen, die van den heer van Messel, aangenomen. 6 Rapport der commissie belast geweest met het onder zoek van een voorstel tot wijziging der gemeentebegrooting voor- 1901. De conclusie wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen, evenals die van het 7. Rapport der commissie belast geweest met het onder zoek van een aanvraag der voogden der Studs Armenkamer om machtiging tot het doen van af- en overschrijvingen op den dienst van 1900. 8. De heer Duparc vraagt en verkrijgt het woord tot het doen van een verzoek aan burgemeester en wethouders wat betreft de toestand, waarin de straten, thans reeds sedert een heele poos verkeeren. Spr. wil gaarne erkennendat, toen nu acht weken geleden de eerste sneeuwstorm kwam, het niet wel doen lijk wasde straten van de sneeuw te bevrijden. Later echter, en vooral toen bij herhaling de dooi inviel, werd bijna niets aan de reiniging der straten gedaan. Hier en daar kon men, Zaterdags namiddags, wel eenige werk lieden er voor aan den arbeid zien, doch het ging op zijn „elf-en-dertigst", gelijk men het noemt. In de laatste dagen, na den opnieuw ingevallen dooi, is de toestand allerergst geworden. De ingezetenen hebben over het algemeen, hun best gedaan, om de natte sneeuw van vóór hunne huizen te doen wegruimen, de gemeente echter liet alles maar liggen. De wegen waarover tijdens de glad heid ook van wege do gemeente zand werd gestrooid, zijn thans een modderpoel geworden. Dit geldt vooral van de bruggen of pijpen. De stationswegen zijn in dit opzicht er nog het ergst aan toe. Men denke hierbij vooral ook aan de honderden reizigers, die daar dagelijks, ook 's avonds, moeten op- en afgaan. En de sneeuw schijnt nog niet uit de lucht te zijn. Gisteren is te Groningen en in meer noordelijk gelegen plaatsen opnieuw weder veel sneeuw gevallen. Mocht dit zich hier ook herhalen, dan verzoekt spr. burgemeester en wethouders beleefd, dat op zijn klacht, mede die van honderden ingezetenen, zal worden gelet. De heer Hijikema zegt, dat deze klacht dikwijls wordt gehoordmaar dat er evenmin aan kan worden tegemoet gekomen. De reiniging der straten geschiedt volgens een vast systeem en dat bestaat hierindat eerst de groote toe voerwegen bij sneeuwval van de groote massa worden ontdaan men laat echter wat liggen en dit geschiedt ter wille van de sleden, die anders niet gebruikt zouden kunnen worden dit punt is van belang vooral voor de menschen van buiten. Bij dooi wordt de sneeuw wel opgeruimd maar het is niet mogelijk dat steeds te herhalen, zooals in dezen win ter. Het zou ontzettend duur kosten. Daarbij zouden wilde men eene geregelde groote schoonmaak door de stad houden allerlei menschen in dienst moeten worden geno men en nu moet men vooral niet meenen, dat alle dezen zoo goed en vlug werken. Spr. gelooft nietdat Leeuwarden alleen in dit opzicht staat, andere steden zijn er niet beter aan toe. Er wordt wel wat gedaan door particulierendie hunne stoepen schoonmaken, maar daardoor bederven zij vaak de straat. Burgemeester en wethouders zullen voorzeker op de wenk van den heer Duparc acht slaan maar zij moeten ook op de financiën hun blik gericht houden. De heer Duparc repliceert, dat hij het oog heeft gehad niet zoozeer op den toestand van de laatste weken, maar speciaal op die der laatste dagen, die waarlijk op sommige punten der stad ergerlijk was. Voor het opruimen der sneeuw beveelt spr. nog aan het gebruik van slangen der waterleiding, zooals dit reeds vroeger heeft plaats gehad. Zoo noodig zou men de brand spuiten er voor kunnen doen dienen. 9. De heer Middelkoop verzoekt en verkrijgt het woord tot het stellen van een vraag aan burgemeester en wet houders. Spr. heeft gezien uit het laatste raadsverslag dat medegedeeld is door den voorzitterdat het doen drukken der graphische voorstellingengevoegd bij het amendement door hem ingediend, zou kosten f70.— en dat daarvoor slechts 30 exemplaren zouden worden ver kregen. Spr. heeft van ter zijde gehoord, dat bij de firma Krediet alhier is geinformeerd naar de prijs, maar hij zou nu wel eens willen weten, of ook bij anderen navraag is gedaan naar den prijsen of de exemplaren wellicht door licht druk kunnen worden verkregen (hem zijn inrichtingen in Arnhem en Breda bekend, die van dit vak eene specialiteit maken) en zoo er geinformeerd isof alleen gedacht is over het drukken van 30 exemplaren slechts, of ook van meerdere. De Voorzitter herinnert er aan, dat de amendementen van de heeren MiddelkoopLautenbaeh en Jansma eerst zijn ingekomen den 11 en Februari; den volgenden dag is in den Raad besloten de amendementen en tabellen te doen drukken als bijlage tot het verslag van 's Raads handelingen en de graphische voorstellingen op de gebrui kelijke wijze ter visie te leggen. Toen aan het slot der zitting de heer Jansma op de zaak terug kwam, deelde spr. mede, wat de kosten zouden zijn van 30 exemplaren in kleurendruk volgens de opgaven van den heer Kredietde eenigedie hij in het korte tijdsverloop tusschen 11 en 12 Februari had kunnen krijgen. Het vermenigvuldigen der graphische voorstellingen tot het getal exemplaren van het raadsverslag (driehonderd, bij circa honderd en twintig abonnés) zou zelfs al werden deze in zwartdruk vervaardigd een aanmerkelijk hooger bedrag kosten en hij meende daartoe dus geen voorstel te moeten doen. Deze uitgave achtte spr. te minder gemotiveerd, omdat hem uit de kennisneming van het sectieverslag over de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1901 | | pagina 3