Miimi van Dinsdag. 2 April 1901. I Voorzitterde heer Jhr. Mr. A. Röell, burgemeester. Uii Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 2 April 1901. 37 Tegenwoordig 18, later 19 leden. Eéne vacature. Afwezig de heeren Dijkstra, Bekhuis en Baart de la Faille. I I. De notulen van de op Dinsdag 26 Maart 1901 gehouden vergadering worden gelezen en vastgesteld. II. Wordt medegedeeld dat zijn ingekomen berichten van afwezigheid der jheeren Dijkstra, Bekhuis en Baart de la Faille. III. Wordt ter tafel gebracht voorstel van burgemeester en wethouders tot ver- [leenen van eervol ontslag aan mejuffrouw G. Boonstra als onderwijzeres aan gemeenteschool no. 6. Dit punt zal in eene volgende vergadering behandeld worden. IV. Aan de orde zijn de Ontwerf-verordeningen tot het heffen van eenen lioofde- Jijken omslag naar het inkomen en op de invordering dier belasting (liijlagen no. 28 van 1900 en nos. 3 6 van 1901 De Voorzitter wenschtalvorens het woord te geven tot het voeren van algemeene beschouwingen, de prelimi naire quaestie te behandelen betreffende de intrekking der in 1898 aangeboden ontwerpen. Immers rapporteurs stellen in hun verslag aangaande het verhandelde in de secties voor in het thans ingediende voorstel van burgemeester en wethouders in den aanhef achter het woord vbesluit" het volgende op te nemen de door den Baad bij besluit van 9 Mei 1899 aan gehouden ontwerpen tot helling van een hoofdelijken omslag en tot vaststelling eener verordening op het heffen eener belasting onder den naam van straatgeld van de agenda af te voeren b. vast te stellen de volgende verordening tot het heffen van een hoofdelijken omslag haar het inkomen." Burgemeester en wethouders hebben in hunne me morie van antwoord hunne zienswijze over deze zaak- kenbaar gemaakt. Het komt hun voor, dat, hoe men daarover ook moge oordeelen althans algemeen zal worden erkend dat een formeel besluit om de vroegere ontwerpen van de agenda af te voeren niet in het hoofd der verordening te huis behoort, daar zoodanig besluit bezwaarlijk aan de goed keuring van de Kroon kan onderworpen zijn. Spr. vraagt, of heeren rapporteurs ook een nader voor stel wenschen te doen. De heer Beucker Andreae deelt namens rapporteurs mede, dat zij hun voorstel in nadere overweging hebben genomen en van oordeel zijn, dat het minder juist is de afvoering van de agenda van een ontwerp op de straat belasting op te nemen in een besluit tot regeling van den hoofdelijken omslag. Het bedoelde ontwerp op de straatbelasting kan dus gevoegelijk buiten bespreking worden gelaten. Zij erken nen voorts, dat de afvoering der oorspronkelijke ontwer pen op den hoofdelijken omslag in het hoofd der verorde ning niet op hare plaats is. Zij handhaven echter, in overeenstemming met het ge sprokene in de 2e sectie, hun voorstel, dat de Ilaad besluiten zal tot afvoering van de agenda van het op 9 Mei 1899 aangehouden ontwerp tot heffing van een hoof delijken omslag, daar dit huns inziens een juister wijze van handelen is. Zij hebben daarom de eer den Raad voor te stellen alvorens met de behandeling van het nieuwe ontwerp een aanvang te maken, te besluiten de door burgemeester en wethouders den 27 Augustus 1898 aangeboden ontwerp-verordeningen tot het heffen van eenen hoofdelijken omslag naar het inkomen en op de invordering dezer belasting (Bijlage no. 24 van 1898) van de agenda af te voeren. De Voorzitter deelt namens burgemeester en wethou ders mede, dat zij geen overwegend bezwaar hebben tegen het voorstel van rapporteurs om hunne voordracht (Bij lage no. 24 van 1898) bij afzonderlijk raadsbesluit van de agenda af te voeren. Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten. De Voorzitter vestigt de aandacht op een fout, voor komende in de laatste kolom, 25e regel van bladzijde 4 van bijlage 6, alwaar gelezen moet worden „nog een 5e en aan art. 5 een 3e lid toegevoegd zien", in plaats van „nog een 5e en 6e lid toegevoegd zien." De Voorzitter opent thans de algemeene beschouwingen. Het komt hem gewenscht voor, dat daarbij wordt behan deld het stelsel van het ontwerp en dat der amendementen van de heeren Middelkoop c. s. op de artikelen 4 en 5, zoomede het onderling verband tusschen de amendementen. De stemming over die amendementen zal hij doen plaats hebben bij de behandeling der betrokken artikelen. Bij de artikelsgewijze behandeling, kan de discussie zich dar. bepalen tot de becijferingen en de redactie. De heer Middelkoop wil beginnen met even terug te komen op de korte discussie van de vorige vergadering toen de voorzitter mededeeldedat het zijn voornemen was den Raad ter behandeling der ontwerp-verordening op den hoofdelijken omslag op den 2den April bijeen té roepenspr. constateert nogmaalsdat den voorstellers der amendementen niet behoorlijk tijd is gelaten om op de nota van burgemeester en wethouders, vervat in bijlage no. 6 schriftelijk te antwoorden. Spr. doet opmerken dat de amendementen van hem en de heeren Lautenbaeh en Jansma zijn ingediend den 9dcn Februariwaarop eerst 20 Maart het antwoord van burgemeester en wethouders is verschenen derhalve na een tijdsverloop van 5 a 6 weken, en nu wordt spr. voor de schriftelijke beantwoording der nota een 8-tal dagen gelaten want de nota van burgemeester en wethouders kwam pas in zijn bezit den avond vóór de laatste verga dering. Die tijd is te kort om het antwoord op te stellen, daarover met de medevoorstellers te confereeren het te doen drukken en, wat van veel belang is, in de dag bladen te doen publiceeren de nota heeft op het publiek een grooten indruk gemaakt en spr. had gaarne door een schriftelijk antwoord het publiek beter op de hoogte willen brengen van het verschil tusschen het voor stel van burgemeester en wethouders en de amendementen, maar datzelfde dagelijksch bestuur, dat 5 a 6 weken noodig heeft voor beantw-oording, geeft nu slechts aan de weder partij 8 dagen tijdsterwijl het vroeger aan spr. en de medeonderteekenaars der amendementen er een grief van maakte de amendementen niet vroeg genoeg te hebben ingediend. Bovendien is deze wijze van handelen in strijd met alle parlementaire gebruikenals van regeeringswege een schriftelijk antwoord wordt gegeven op een ingediend voorsteldan hebben de voorstellers het recht daarop schriftelijk te antwoorden. Verder gaat het bezwaar, dat er geen voldoende tijd ruimte meer beschikbaar blijftniet opdaar de veror dening toch pas over 9 maanden moet worden ingevoerd de circulaire van Gedeputeerde Staten aandringende op het maken van spoed, waarover in de vorige vergadering is gesproken, heeft geen bindende kracht, terwijl ook het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1901 | | pagina 1