Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 2 April 1901.
Art. 2.
Jaarlijks bij de vaststelling van de begrooting der inkom
sten en uitgaven der gemeente voor het volgend dienst
jaar bepaalt de raad, hoeveel ten honderd van het totaal be
drag der cijfers van aanslag over dat dienstjaar tot het
vinden van de benoodigde som zal worden geheven.
daalt beneden het onzuiver bedrag in de begrooting ge
raamd, noch dit bedrag met meer dan 2 percent overtreft.
kohieren.
Art. 3.
bij gemeld wetsartikel bepaalde regelen.
Minderjarigen zijn niet belastingplichtig dan voor het
geen zij trekken uit eigen kapitaal, vruchtgebruik, lijf
rente, pensioen of voor hetgeen zij zelf verdienen.
38e klasse
van
boven
22000
39e
9
24000
40e
9
9
9
26000
41e
9
9
28000
42e
9
30000
43e
9
32000
44e
9
34000
45e
9
9
36000
46e
9
9
2>
38000
47e
9
9
40000
4-8e
9
43000
49e
9
9
46000
50e
9
49000
51e
52000
52e
9
55000
53e
9
58000
54e
9
61000
55e
9
9
65000
56e
9
2>
9
69000
57e
9
9
9
73000
58e
9
9
77000
59e
9
9
810"0
60e
9
S>
9
9
85000
61 e
9
9
9
89000
62e
9
9
93000
63e
97000
64e
9
01000
Elke
5000.
boven
de
26000
28000
30000
3200d
34000
36'10(i
38000
40000
43000
46000
49000
52000
55000
5800a
6 LOO't
65000
69000
73000
7700O
8100'
85000
89000
9300"
97000
101000
106000
Art. 4.
Ieder belastingplichtige wordt ambtshalve naar zijn
vermoedelijk zuiver inkomen gerangschikt in eene der
klassen van de volgende tabel
hoogere klasse.
Het middencijfer van elke klasse, verminderd met eene
som van 450.—, vormt het belastbaar inkomen.
Art. 5.
De aanslag geschiedt naar de volgende verhoudings-
cijfers
le
klasse
van
boven
f
450
2e
9
9
9
500
3e
9
9
550
4e
9
600
5e
9
9
700
6e
9
9
800
7e
9
900
8e
9
1000
9e
9
9
1200
10e
9
1400
11e
1600
12e
V
1900
13e
9
2200
14e
2500
1 5e
9
2800
16e
9
9
3200
17e
9
3600
18e
9
9
9
4000
19e
9
9
9
4500
20e
5000
21e
9
9
550O
22e
9
6000
23e
9
6750
24e
9
7500
25e
9
8250
26e
9
9
9
9000
27e
9
10000
28e
9
9
9
9
11000
29e
9
9
12000
30e
9
9
13000
31e
9
9
14000
32e
9
9
9
15000
33e
9
9
9
9
16000
34e
9
9
9
17000
35e
9
9
18000
36e
9
9
9
19000
37e
9
9
9
9
20000
450 tot en met
9
9
9
9
500
voor
de
le
klasse
naar
het
cijfer
25
9
55"
9
9
2e
9
9
77
9
600
9
9
3e
9
9
9
132
9
700
9
9
4e
9
219
800
9
5e
9
9
9
339
900
9
9
6e
9
A
464
9
1000
9
7e
9
9
594
1200
8e
9
9
796
9
1400
9
9e
9
9
1076
9
16 o
10e
9
9
9
9
1366
9
1900
11e
9
9
1741
2200
9
12e
9
9
2206
9
2500
9
9
13e
9
9
2686
9
2800
9
14e
9
9
9
3181
9
3200
15e
9
9
9
3776
9
3600
9
16e
9
9
9
9
44 76
9
4000
9
17e
5176
9
4500
18e
9
9
9
5964
9
5000
19e
9
6839
5500
20e
9
9
7714
6000
2le
9
9
8589
6750
9
22e
9
9682
9
7500
9
23e
9
9
9
9
10995
9
8250
9
21e
9
9
9
9
12307
9000
9
9
25e
9
9
9
13620
10000
9
26e
9
9
15151
9
11000
9
9
27e
9
16901
9
12000
9
28e
18651
9
13000
9
9
29e
9
9
9
20401
14000
9
30e
9
9
9
22151
9
15O00
9
9
31e
9
9
9
9
23901
9
16000
9
9
32e
9
9
9
25651
9
17000
9
33e
9
27401
9
18000
9
9
34e
9
9
9
9
29151
9
19000
9
9
35e
9
9
9
9
30901
20000
9
9
36e
9
9
32651
9
22000
9
9
37e
9
9
35276
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 2 April 1901.
49
38e
klasse
naar het cijfer
38776
39e
9
9
9
42276
40e
9
9
9
9
45776
41e
9
9
49276
42e
9
9
52776
43e
9
9
9
9
56276
44e
9
59776
45e
9
9
9
9
63276
46e
9
9
9
66776
47e
9
9
9
71151
48e
9
9
9
9
76401
49e
9
9
9
81651
50e
9
86901
51e
9
9
92151
52e
X>
9
9
9
97401
53e
9
9
9
9
102651
54e
9
9
108776
55e
9
9
115776
56e
9
9
9
9
122776
57e
9
9
9
9
129776
58e
9
136776
59e
9
9
9
143776
60e
9
9
150776
61e
9
9
157776
62e
9
9
164776
63e
9
171776
64e
9
1796-51
voor de 65e
en v
olgende
klassen wordt ge-
verhoogen met 8750.
De tabel, houdende berekening van vorenstaande cijfers,
wordt aan deze verordening toegevoegd.
Art. 6.
Onder het inkomen, waarnaar de klassificatie geschiedt,
is bij hoofden van echtvereenigingen begrepen het inkomen
der huwelijksgemeenschap en ook het eigen inkomen
der vrouw, indien deze binnen de gemeente haar hoofd-
verblijf houdt of er verblijft en geene scheiding van goe
deren heeft plaats gehad.
Art. 7.
Voor de berekening van het inkomen worden in aan
merking genomen
1°. alle inkomsten en voordeelen en alle genot voort
spruitende uit onroerende goedereneffecten of andere
schuldvorderingen uitstaande kapitalen bezoldigingen
tractementen, salarissen, toelagen, pensioenen, wachtgelden,
lijf- en andere renten, jaarlijksche uitkeeringen uit weduwen-
fondsen wegens levensverzekering en dergelijke overeen
komsten of uit welken anderen hoofde ookalsmede uit
keeringen door meerderjarigen genoten van bloed- of
aanverwanten.
2° emolumenten van ambten en -betrekkingenbeloo
ningen voor tijdelijke dienstende zuivere winsten en
voordeelen uit beroepen, bedrijven, en neringen, de in
komsten uit tantièmes, dividenden van aandeelen in ven
nootschappen reederijenmaatschappijen en coöperatieve
vereenigingenalsmede werkloonen en daghuren en alle
verdere wisselvallige inkomsten.
De inkomsten enz. sub 10 worden berekend naar hun
jaarlijksch bedrag, die sub 2° naar het gemiddelde over
de drie Jaatsl-voorafgaande jaren, of, zoo deze maatstaf
wegens korteren duur van het genot der inkomsten niet
kan worden toegepast, naar dien korteren duur of naar
het vermoedelijk bedrag der inkomsten.
Art. 8.
Voordeelen, die niet in geld worden genoten, als vrije
woning, vrije kost en dergelijke, worden voor het bere
kenen van het inkomen op hunne geldswaarde geschat.
Winsten of verliezen ontstaan enkel uit belegging van
kapitalen in fondsen of goederen, anders dan in de uit
oefening van beroep of bedrijf, komen voor de berekening
van het inkomen niet in aanmerking.
Art. 9.
Van het totaal bedrag van het overeenkomstig art. 6
berekend inkomen kunnen worden afgetrokken
de interessen van opgenomen kapitalen
de grondbelasting, daaronder de opcenten begrepen, de
polder-, waterschaps- en dergelijke lasten op de onroerende
goederen rustende, benevens de kosten van gewoon onder
houd en brandassurantie van gebouwde eigendommen
dat gedeelte van de personeele belasting en opcenten
dat wordt geheven van perceelen of perceelsgedeelten
uitsluitend dienende tot uitoefening van het beroepmet
uitzondering van kantorendie bij de wet op de perso
neele belasting niet zijn vrijgesteld
de bureaukosten en andere noodzakelijke uitgaven ver
bonden aan de betrekkingvoor zoover die bestreden
moeten worden uit en begrepen zijn in de bezoldigingen,
tractementen en salarissen
verschuldigde lijfrenten
de verplichte kortingen op de tractementen ingehouden
ter bekoming van eigen pensioen en weduwen-en weezen-
pensioen
de premiën voor levensverzekering, voor pensioen of
voor lijfrenten tot een bedrag van ten hoogste 5% van
het totaal zuiver inkomen van den belastingschuldige, doch
in geen geval meer dan 100
de krachtens rechterlijk vonnis of testamentaire bepaling
verschuldigde periodieke uitkeeringen
de periodieke uitkeeringen of giften aan uitwonende
meerderjarige bloedverwanten of aangehuwden in de rechte
lijn en de uitgaven ten behoeve van de echtgenoot of
kinderen ten laste van den belastingplichtige zijnde, die
wegens krankzinnigheid of tengevolge eener chronische
ziekte buiten de gemeente verpleegd wordendoch ge
zamenlijk ten hoogste tot een derde van het totaal zuiver
inkomen van den belastingplichtige.
Art. 10.
De rangschikking in eene der bij art. 4 vastgestelde
klassen geschiedt naar den toestand op 1 Januari van
het betrekkelijk dienstjaar ten aanzien van hen die op
dat tijdstip belastingplichtige zijnen ten aanzien der
overige belastingplichtigen naar den toestand op het tijd
stip waarop zij belastingplichtig zijn geworden.
Art. 11.
Jaarlijks vóór den 15 Februari wordt door burgemeester
en wethouders een kohier opgemaakt en aan den Raad
ingediendwaarop zijn gebracht de personendie met
1 Januari van het dienstjaar volgens art. 3 belasting
plichtig zijn.
Personendieofschoon met l Januari belastingplich
tig door eenig verzuim niet op dat kohier mochten
voorkomen en zijdie in den loop van het dienstjaar
belastingplichtig worden worden op suppletoire kohieren
gebracht.
Art. 12.
Het primitief kohier wordtna indiening bij den Raad,
in de afdeelingen waarin de Raad is verdeeld onder
zocht en na ontvangst van het verslag van het onder
zoek door hem vastgesteld.
Art. 13.
Bezwaarschriften tegen den aanslagals zijn bedoeld
bij art. 265 der Gemeentewetworden in handen gesteld
van eene commissie van drie leden, door den Raad telkens
voor één jaar te benoemen en wel uit elke der drie