61
2/
60
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 23 April 1901.
weg naar de Landbuurt gelegd, in de sloot uitmondt, welker
demping men verlangt.
Als Andringa dit aanneemt, is de zaak in orde.
De heer Beekhuis meent, dat, al neemt men eene voor
waarde op, als de heer Jansma wenscht, men toch nooit
ontkomen zal aan de rioleering van de te dempen sloot.
De heer van Messel heeft de verschillende sprekers
met aandacht gevolgd er blijkt hem daaruitdat allen
van meening zijn, dat er iets billijks ligt in de aanvraag
van adressanten ook hij gaat daarin mede. Spr. heeft
zich bij het doorlezen der stukken de vraag gesteld
waarom hebben burgemeester en wethouders bij hun
prae-advieshet advies van den directeur der gemeente
werken ter zijde gelegd
Die vraag heeft hij zich zelve reeds beantwoord door
de reden te vinden in het verhandelde van den Raad in
1897.
Spr. meent, dat burgemeester en wethouders wel aan
leiding hadden kunnen vinden zich niet al te vast te
houden aan de beslissing van 1897, te meer daar er in dat
tijdsverloop van twee jaren verandering van personen
heeft plaats gehad
De directeur der gemeentewerken wijst in zijn rapport
op de rioleering van de Spanjaardslaan en bij die gele
genheid wezen burgemeester en wethouders toch ook op
de billijkheid daarvan. Spr. begrijpt volkomen de bezwa
ren, die er bestaan tegen een uitgaaf van 13000 ruim,
maar die zijn in verband met het voorstel van den direc
teur der gemeentewerken niet onoverkomelijk evenmin
dat van den heer Beekhuis, dat de gemeente zou moeten
wachten op de rioleering van Groenendijk, want de direc
teur der gemeentewerken wijst juist op de mogelijkheid
van niet-uitvoering van dit bouwplan.
Spr. vindt nu, dat er niets tegen kan zijn met den
nieuwen eigenaar der huizen in onderhandeling te treden
over de demping en de rioleering en stelt daarom deze
motie voor:
Burgemeester en wethouders te verzoeken hun voorstel
terug te nemen en uit te noodigen met de belanghebben-
ken in nader overleg te treden omtrent een plan voor
oen rioolstelsel.
Deze motie ondersteund wordende, komt in behandeling.
De heer Troelstra vindt, vooral na het gesprokene door
den heer van Ketwich Verschuur, omtrent eene mogelijke
wijze van afvoer van het hemelwater, zonder dat het
maken van een riool noodzakelijk is, dat de nu voorge
stelde motie burgemeester en wethouders te veel beperkt
de strekking moet niet zijn terugname, maar aanhouden
van het voorstel, opdat burgemeester en wethouders nog
eens met Andringa en Brantsma kunnen overleggen dan
blijft men tegelijk buiten beschouwingen van rioleering
van de Landbuurt, daar het nu toch alleen de quaestie
geldt van de adressanten te helpen.
Het kan zijn, dat de motie het goed bedoelt, maar dan
zijn de bewoordingen toch niet goed. Daarom stelt spr.
deze motie voor
de Raad verzoekt burgemeester en wethouders het voor
stel voorloopig terug te nemen en inmiddels met adres
santen in overleg te treden omtrent eene doelmatige
demping van bedoelde sloot.
De heer van Messel is het in zooverre eens met den
heer Troelstra, dat het ook in zijne bedoeling ligt de aan
gelegenheid tot een goed einde te brengen en de aanne
ming van het voorstel van burgemeester en wethouders
te voorkomen.
De heer Baart de la Faille heeft de motie ondersteund,
omdat die spijkers met koppen slaat en de principiëele
quaestie raakt.
Aan Groenendijk is de verplichting opgelegd, om een
riool te maken en nu is het mogelijk de rioleering van
de Landbuurt daaraan aan te sluitendit plan lacht
spr. toe.
Spr. was juist bezig een motie te redigeeren, maar
vooralsnog geeft hij aan die van den heer van Messel de
voorkeur, omdat die de mogelijkheid opent, dat in de naaste
toekomst in de rioleering worde voorzien.
De Voorzitter is van oordeeldat de adressanten beter
zijn te helpen wanneer de motie van den heer Troelstra
wordt aangenomen.
Spr. is het niet eens met den heer Beekhuisdat
Groenendijk per se gehouden is de in 1899 vastgestelde
rioleering aan te leggen, waaraan de Landbuurt zou
kunnen aansluiten hij is hiertoe alleen verplicht, indien
hij zijn toen goedgekeurd bouwplan uitvoert. Voor het
geval echter financieele overwegingen Groenendijk er toe
leiden op zijn oorspronkelijk plan terug te komen en het
eenvoudiger aan te leggenwaardoor hij kan volstaan
met riolen van mindere capaciteit, kan de Raad moeilijk
aan een gewijzigd bouwplan zijn goedkeuring onthouden
indien dit overigens aan de verordening voldoet. In elk
geval kan de tenuitvoerlegging nog eenige jaren op zich
laten wachten, en dan blijft ondertusschen de sloot onge
dempt daarom vindt spr. het beter de motie van den
heer Troelstra aan te nemen zoodoende kan men wel
licht eerder tot een voor adressanten gunstig resultaat
komen.
De heer Jansma wenscht ook aangaande de motie-van
Messel op te merken dat deze te veel gaat buiten het
door adressanten gevraagde en daar gaat het thans in
hoofdzaak om derhalve schenkt ook hij de voorkeur aan
die van den heer Troelstra.
De heer van Messel wil uit de motie van den heer
Troelstra het woord „voorloopig" verwijderen, opdat hetzelfde
voorstel niet weer later den Raad bereikt, en er aan toe
voegen „omtrent een plan voor een rioolstelsel."
De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wet
houders de motie-Troelstra tot de hunne maken en hij
deze het eerst in stemming zal brengen, als hebbende de
ruimste strekking.
De heer Troelstra vindt, dat het van zelf spreekt, dat
burgemeester en wethouders nu overleg zullen plegen ten
einde tot eene goede oplossing te komen, bijvoorbeeld het
leggen van een klein riool als dat kan en noodzakelijk
mocht zijn, maar ook moet de gelegenheid worden open
gelaten, om het denkbeeld van den heer van Ketwich
Verschuur te kunnen verwezenlijken, als dit practisch uit
voerbaar blijkt te zijn, dus zonder rioleering.
Bij zijne motie blijft men nu vrij wat te doen, terwijl
de motie-van Messel rioleering aan de demping vast
koppelt.
In stemming gebracht wordt de motie van den heer
Troelstra, door burgemeester en wethouders overgenomen,
met 12 3 stemmen, die der heeren Baart de la Faille,
van Messel en Haverschmidt aangenomen,
8. Rapport der commissiebelast geweest met het onder
zoek der rekening en verantwoording der Stads-armenkamer
zoomede van die van het Stads-armhuis, over 1900.
Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aange
nomen.
9 Rapport der commissie belast geweest met het onder
zoek van de rekening en verantwoording der dienstdoende
Schutterijover 1900.
Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aan
genomen.
10. De heer WiIhelmij vraagt en verkrijgt het woord
tot het bespreken van eene zaak, vreemd aan de orde
van den dag.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 23 April 1901.
De heer Wilhelmij zegt het volgende:
«r
Mijnheer de Voorzitter
Het heeft mijne aandacht getrokken, dat in de Leeuw.
Courant van Maandag 15 April de volgende advertentiën
waren geplaatst
Publieke verkoop van Kaas.
Tengevolge de onbillijke maatregelen, die genomen
worden te Leeuwarden betreffende den publieken verkoop
van kaasworden heeren inzenders verzocht hunne
zendingen zooveel mogelijk naar Sneek te plaatsen aan
den publieken verkoop aldaar.
(was geteekend) T. Steenstraen p. o. de Nieuwe Bond
W. Grondsma.
Kaashandelaars.
Naar aanleiding van herhaalde weigering van aanvoer-
kaas onder de Waag te Leeuwarden verzoeken onder-
geteekenden allen die genegen zijn mede te werken den
publieken verkoop van kaas naar de Waag te Sneek te ver
plaatsen, aan eerstondergeteekende spoedig daarvan kennis
geving te doen.
(geteekend) M. Grondsma.
Age R. Feitsma.
S. Westra.
G. F. Piersma.
J. v. d. Hoek.
H. Visser.
Ik heb de vrijheid genomen om te onderzoeken, wat
de oorzaak van deze advertentiën konde zijnen heb
daarop het volgende vernomen.
Het zij mij vergund, M. de V., mede nog even terug te
komen, op hetgeen is voorgevallen in de raadsvergadering
van 27 November 1900, waarin de instructie van den
waagmeester is gewijzigd en hieraan toegevoegd„Hij
„ziet toe, dat in de waag geen waren aanwezig zijn, die
„naar het oordeel van een der leden van de waagcom-
„missie of van hem zeiven, in bedorven toestand verkee-
„ren en draagt zorg, dat deze niet worden toegelaten of
„terstond verwijderd. Van de toepassing dezer bepaling
„doet hij wekelijksch verslag aan burgemeester en wet
houders."
Mede werd alstoen door de waagcommissie geadviseerd
om, waar de waag nogal eens werd gebruikt voor kleine
partijtjes, om aldaar gedurende enkele dagen te worden
bewaard, hiervoor eene retributie te heffen van 25 cent
per schippond (150 kilo) voor eene week of gedeelte daar
van hoewel de waagcommissie, die toch bestaat uit twee
boterhandelaren en een kaashandelaar een dergelijk advies
uitbracht, heeft dit geen genade gevonden in de oogen
van burgemeester en wethouders, en is alzoo niet door
hen overgenomen hoewel in die vergadering uitdrukke
lijk er op gewezen is, o.a. mede door den heer Konter,
dat de waagcommissie toch als deskundigen beter op de
hoogte zijn dan burgemeester en wethouders.
Den 14 December moet door den heer Strniksma en
p. m. 30 kaashandelaren een adres zijn gericht aan den
Gemeenteraad waarin zij hunne grieven te kennen gaven,
dat zoo weinig acht werd geslagen op het advies der
waagcommissie alsmede zoo het schijnt meerdere opmer
kingen maar dit adres heeft nu na vier maanden nog
niet de Raad bereiktzoodat de raadsleden hiervan nog
geheel onkundig zijn en is ook niet om prae-advies
aan de waagcommissie gezonden.
Het schijnt verder wel, dat de waagcommissie steeds in
deze zaken wordt voorbij gezien want onder anderen
heeft nu een paar weken geleden een der heeren wet
houders zonder hierin de waagcommissie of één hunner
te hoorenaan den waagmeester gelast om eene partij
kaas uit de "VVaag te verwijderen terwijl diezelfde partij
door den waagcommissaris, den heer Fennema, als des
kundige was goedgekeurd, om onder de Waag te worden
verkocht en gewogen.
Het was daarom dan ook, dat de waagcommissie een
stemmig van oordeel was, geheel overbodig te zijn, daar
hunne adviezen toch niet worden gevolgd, en heeft de
geheele waagcommissie daarop haar ontslag bij burge
meester en wethouders ingediend.
Dit is thans de toestand, en vermeen ik, dat deze niet
zoodanig mag bestendigd blijven, temeer daar de inkom
sten van de waag, geheel anders zijn dan vroeger eertijds
was het de boter, die het leeuwenaandeel van de inkom
sten aan de gemeentekas opbracht, thans is het echter de
kaas, en zal de kaashandel door de vermeerdering der
zuivelfabrieken toenemen terwijl van de boter hoe langer
hoe minder ter markt zal komenten bewijze hiervan
diene het volgende staatje
Aanvoer in Jan. 80/4 778 a7ie boter opbrengst 19.52
Jan. Yerw. boter 874 96/8 'he n n 7.17
474 63'7.. 1364
96/
'S
63/
IS
69/
Is
95ƒ
Maart.Yerw.boter l97/4 I77/8
VM April. Aanv. 1474 678
Febr. Aanvoer
Febr. Verw.boter 63/4
Maart. Aanvoer "4/t
Yerw.
129/
'4
'16
'7,6
7,6
'7,6
'7,6
lii
Ite
8/ 4/
/8 16
5.26
44.68
15.42
29.44
10.37
Totale opbrengst van l Jan. tot 15 April 145.50
Kaas. Aanvoer Januari 33690 kilo opbrengst 50.96
73.16
197.63
69.34
Februari 52689
Maart 139123
7,2 April 49457
Totale opbrepgst van 1 Jan. tot 15 April 391.09
de kaas leverde alzoo in 31/i maand eene meerdere
opbrengst op van 245.59.
Mij dunkt, M. de Y., dat deze cijfers genoeg spreken,
om aan te toonendat de kaashandel wel degelijk recht
heeft op eene goede behandeling en dat alles moet
gedaan worden, om het den kaashandelaren zoo aangenaam
mogelijk te makenhen naar hier te lokken maar niet
te dwarsboomenen hen zoodoende van de markt te
doen verwijderenen zich te gaan verplaatsen naar Sneek,
waar zij met open armen zullen worden ontvangen.
Het spreekwoord is, mijns inziens, hier van toepassing.
Wanneer het tij verloopt, moeten de bakens worden ver
zet, waar dus de kaas de hoofdmarkt is, daar zoude ook
aan dit artikel de meeste zorg moeten worden besteed,
maar waar Leeuwarden zulk eene uitstekende waag bezit,
daar kunnen beiden artikelen, kaas en boter, de noodige
ruimte en gemakken worden aangeboden, zoodat het
eene artikel in het geheel geen last meer van het andere
behoeft te hebbengesteld, dat dit al het geval was,
hetgeen ik vermeen te moeten betwijfelen.
Ik vermeende, M. de V., dit een en ander alhier te
moeten mededeeien en zoude gaarne van burgemeester
en wethouders willen vernemenof hetgeen ik bij mijn,
onderzoek heb gehoordjuist ismocht dit het geval
zijn, dan zoude ik gaarne zien, dat vooral art. 21 der
verordening werd gehandhaafd dat zegt„Dat de waag
meester is onder toezicht der waagcommissie (ik druk op
deze laatste woorden) belast met de handhaving der be
palingen van deze verordening."
De Voorzitter deelt mededat burgemeester en wet
houders wenschen gebruik te maken van het recht, hun
verleend bij artikel 36 van het reglement van orde, door
in eene volgende vergadering de verlangde inlichtingen
te geven.
De vergadering wordt hierop gesloten.
Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. Miedema Co.
Leeuwarden.