86 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 23 Juli 1901. Het overnemen van een voorstel mag niet eene kwestie van gevoel uitmaken, maar moet geschieden louter uit overtuiging. Niet burgemeester en wethouders alleen mag men in dezen aansprakelijk stellen voor het gedane voorstel. De gaseommissie is eigenlijk de beheerschter en contröleuse der onderneming, dient burgemeester en wetnouders en den Raad van advies, terwijl burgemeester en wethouders hunne cijfers putten uit de gegevens der commissie en uit die van den directeur. De heer Troelstra zegt, dat de heer van Messel zich vergist, waar hij zich beroept op de behandeling van den gasprijs tegelijk met de begrooting voor 1901. De behandeling, die spr. bedoelde, had in Juni 1900 plaats en stond in direct verband met de gemeentebegroo- ting voor 1900. De heer Jansen wil gaarne even het standpunt der gaseom missie verdedigen tegenover de aanvallen van den heer van Messel. Zooals telken jare krijgt de gaseommissie om dezen tijd de begrooting van de gasfabriek van den directeurom deze na bespreking pasklaar te zenden aan burgemeester en wethouders voor het opmaken der gemeentebegrooting. Bij de toelichting van de begrooting der gasfabriek stelde de directeur der gasfabriek voor, om den gasprijs, met het oog op de daling der kolenprijzen terug te brengen tot 6 cent per M'. Dit punt is bij de gaseommissie uitvoerig besproken en overwogen, en ofschoon er geen dadelijke overeenstemming wasook met het oog op het winst- en verliescijfer, heeft men voorzichtigheids halve de middenweg genomen, en voorgesteld den gasprijs te bepalen op 6 J/2 cent per M3. Dit was dus een voorzichtigheidsmaatregel, geen vrees, zooals door den heer van Messel wordt beweerd. Is men misschien als jong lid der gaseommissie in den beginne wat vreesachtig voor de geweldige be- en veroordeeling, die in laatste jaren vooral over de gasfabriek en de com missie wordt uitgesproken al spoedig wordt men hier aan gewoon. Komt de gasfabriek in geruimen tijd niet met een of ander voorsteldan doet ze niets heet het komt ze met voorstellen tot verhooging of verlaging van gasprijsdie onvermijdelijk iszal de gasprijs in even redigheid worden gebracht met den prijs der steenkolen dan is het den een veel te hoogden ander veel te laag, of omgekeerd. En al is het woord „vrees" in het rap port van de gaseommissie ingeslopen dan is dat in allen gevalle niet in die beteekeniswelke de heer van Messel gelieft er aan te geven. Nadat het advies, of zoo men wil, voorstel van de Gaseommissie bij burgemeester en wethouders was inge komen, hebben dezen bij nauwkeurig overzicht der be- grootingcijfers, toch gemeend aan den Raad het voorstel te kunnen doen om den gasprijs te brengen op 6 cent per M3., zoodat burgemeester en wethouders het voorstel van den directeur der gasfabriek overnamen. Was het nu te ver wonderen, dat de gaseommissie in hare vergadering van 17 Juli j.i. nog eens de zaak onderzocht en besprak, en op haar besluit in eene vroegere vergadering genomen, terugkwam, en meeging met het voorstel van burgemees ter en wethouders? Vooral dat besluit van burgemeester en wethouders was voor de gaseommissie een moreele steun en medeverantwoordelijkheid voor het nemen van een kloek besluit om den gasprijs zooveel te verlagen, al was het, dat het winst- en verliescijfer volgens deze maat staf misschien niet gunstig genoeg uitkwam. In alle geval heeft de gaseommissie na rijp beraad dit besluit genomen, stelt zich geheel medeverantwoordelijk voor de gevolgen, en is voor haar zelf overtuigd goed en correct te hebben gehandeld. De heer Middelkoop kan zich wel met het voorstel van burgemeester en wethouders vereenigen, evenwel niet met de daarin genoemde motieven. Hij is het met den heer van Messel eens, dat de reke ning van de gasfabriek niet met een verlies moet sluiten. Maar de opgenoemde cijfers zijn niet, zooals ze werkelijk zijn, hetgeen is te wijten aan de onjuistheid van den grondslag, waarnaar ze zijn berekend. Hij noemt de cijfers zooals burgemeester en wethouders die aangeven in hun voorstel dd. 9 Juli 1901, opgenomen in bijlage no. 14 tot het verslag van 's Raads handelingen, geheel onwaar. Volgens de begrooting voor 1901, post 137, zou de schuld van de gasfabriek aan de gemeente bedragen f 645947 waarvan betaald moet worden 5°/0 rente zijnde 32297.50 terwijl volgens post 230 dier begrooting de werkelijke schuld slechts bedraagt geconverteerde leening114000. leening 1892 44000. Samen 158000. waarvan door de gemeente betaald wordt 3 a 3'/2 De winstberekening, zooals die in bijlage 14 voorkomt, is gegrond op de onware cijfers van post 137, vandaar dat er zoogenaamd verlies geleden wordt. Neemt men evenwel de juiste cijfers, dan zal men zien, dat de verlaging van den gasprijs zeer goed kan lijden en er dan zelfs nog heel wat winst overblijft. De winstberekeningen, zooals zij door burgemeester en wethouders gegeven worden, zijn altijd foutief, omdat zij van een onjuisten grondslag uitgaan. Niet naar fictieve cijfers moet berekend worden, maar naar de werkelijkheid. Wanneer men naar oude gewoonte te werk gaat, dan trekt men eerst de kosten wegens vernieuwing van buizen ad f 10560 van den winst af en brengt later datzelfde bedrag als schuld ten laste der gasfabriek. Zoo is het altijd gegaan en laat men de gasfabriek rente betalen van een schuld, die niet bestaat. De heer Hij Ike ma zegt, dat de heer Du pare weer de oude geschiedenis van de muntgasmeters ter sprake brengt. Het is waar, dat 175 muntgasmeters voor deze gemeente zeer weinig is. Hij kan evenwel verklaren, dat de aan vragen daarnaar gering zijn en dat ze volgens den direc teur dan nog al eens moeten worden afgewezen, om dat de inrichtingenwaarvoor ze gevraagd worden niet geschikt zijn. Wanneer de directeur der gasfabriek een aanvraag ontvangt en de inrichtingwaarvoor de meter moet dienenniet geschikt oordeeltmoet hij voortaan eerst de reden daarvan aan de gaseommissie opgeven, opdat deze over de zaak beslisse. Aangaande de grief van den heer van Messel, dat de gaseommissie zijn voorstel tot verlaging van '/2 cent heeft laten varen, deelt hij mede, dat, als burgemeester en wethouders geen bezwaar hebben tot verlaging met 1 cent, de gaseommissie door zich daarmede te vereenigen, in dit geval zich wel verantwoord acht. Ook de heer Middelkoop spreekt over eene oude geschiedenis, waar hij gewaagt van de rente van eene oude schuld, die gaandeweg niet meer bestaat. Ook de bewering van genoemd raadslid, dat de reke ning van de gasfabriek berust op fictieve cijfers, is in betrekkelijken zin waar. De finantieële betrekking tusschen de gasfabriek en de gemeente toch is niet, wat ze moet zijn, maar het is een reeds lang bestaand en daarom juist des te moeielijker op te lossen vraagstuk. De heer van Messel dankt voor het hem verleende verlof om voor de derde maal het woord te voeren. De heer Middelkoop is 't dus met spr. eens, bewerende dat eene onderneming niet raag werken met een deficit. Verder zegt hij zijne steun te zullen geven aan 't voor stel van burgemeester en wethouders, omdat de cijfers daarin fictief zijn. Spr. meent vertrouwen te moeten stellen in de aange geven cijfers van burgemeester en wethouders het tegendeel te beweren zou eene beleediging voor dit geacht college zijn daarom is en blijft hij tegen het voorstel. Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 23 Juli 1901. 87 Nu echter de heer Middelkoop de verhouding tusschen gasfabriek en gemeente in het debat brengt eene ver houding, die telkens en telkens hier weder ter sprake komt hoopt spr., dat toch eens eenmaal de sluier, die over de zaak ligt, worde opgeheven en het mysterieuse ver- dwijne. De heer Troelstra moet opkomen tegen de voorstelling, die de heer Middelkoop geeft van den stand van zaken aan de gasfabriek. Hij wenscht evenwel de wijze van boekhouding aan die fabriek niet te verdedigen. De 10.560 voor het buizennet is geen winst voor de gas fabriek ofschoon dit bedrag in de rekening van die fabriek als ontvangst wordt geboekt. Het is juist een schuldvermeerdering van de fabriek, waarvan ze jaarlijks aan de gemeente rente moet betalen. Om eene juiste voorstelling van de zaak te geven is daarom dit jaar eene nota aan het verslag van de gasfa briek toegevoegd. Spr. is er sterk voordat eene andere wijze van boekhouding worde ingevoerdkan het zijn met eene wijziging van de financieele verhouding der fabriek tot de gemeentewat vroeger al eens tevergeefs is beproefd. Dat zou er ongetwijfeld tot kunnen mede werken, dat in het vervolg niet bij elke gelegenheid hier deze zaak ter sprake komt en daarover lange discussiën worden gevoerd. De heer Middelkoop heeft met genoegen van de heeren wethouders gehoord, dat de boekhouding aan de gasfabriek niet goed is ingericht. De heer Troelstra heeft hem niet goed begrepen, waar deze zegt, dat de f 10560.voor buizen door hem als winst werd genoemd, hij heeft ge zegd, dat dit bedrag van de winst is afgetrokken. Hij hoopt, dat, nu erkend wordt, dat de boekhouding aan de gasfabriek niet goed is ingericht, dit de eerste stap moge zijn op den weg der verbetering en dat men bij de vol gende begrooting met juiste cijfers voor den dag komt. De heer Duparc zegt, dat het ook hem genoegen heeft gedaan, van burgemeester en wethouders te vernemen, dat zij zelf eindelijk erkennen, dat er verandering moet komen in de regeling der financieële verhouding tusschen de gemeente en de gasfabriek. De oudere leden van den Raad zullen zich weten te herinneren, dat door spr. reeds herhaaldelijk daarop is aangedrongen. Aangaande de muntgasmeters deelt spr. nog mede, dat de aanvragers inderdaad dikwijls drie maanden, ja nog langer moeten wachten op antwoord, en dat er personen zijn, die, ofschoon zij gaarne een meter zouden willen hebben, er geen aanvraag om doen, omdat ze van anderen weten, dat ze toch niet zijn te krijgen. Indien de voorzitter der gaseommissie een onderzoek hiernaar wilde instellen, zou hij zien, dat het inderdaad zóó is. Spr. is hot geenszins met den heer van Messel eer.s, dat over de boekhouding aan de gasfabriek een sluier hangt. De boekhouding is zoo duidelijk mogelijk voor ieder, die maar wil en kan zien. Het komt hier alleen -aan op een andere regel voor de financieële verhouding tusschen gemeente en gasfabriek, waarvan reeds jaren geleden door spr. de wensehelijkheid werd uiteengezet en thans ook weder door den heer Hijlkema is gedaan. Den heer Beucker Andreae doet het genoegen, dat op verbetering in de boekhouding aan de gasfabriek wordt aangedrongen, betreffende de finantiëele verhouding tusschen de gemeente en de gasfabriek. De oudste leden van den Raad herinneren zich zeker wel, dat dit door hem vroeger reeds is ter sprake gebracht. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt hierop met 15 tegen 2 stemmen, die der heeren Beucker Andreae en van Messel, aangenomen. De heert Baart de ja Faille heeft vóór de stemming de vergadering verlaten. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot aanvul ling van a. het reglement voor de burgerdag- en avondschool b. de verordening op de school van middelbaar onder- ivijs voor meisies. (Bijlage no. 15.) De heer Duparc zegt, dat in de vergadering van 26 Maart door hem werd gevraagd, hoe het stond met de zaak van de opheffing der burgerdagschool en met de voorstellen, die burgemeester en wethouders naar aanleiding daarvan zouden indienen. Sedert zijn op den dag af vier maanden verloopen en nu is de raad in dit opzicht geen stap verder gekomen. Van terzijde heeft spr. alleen vernomen, dat de stukken achtereenvolgens in handen zijn gesteld van de commissiën van toezicht op het middelbaar- en op het lager onderwijs en dat ook door laatstgenoemde commissie, nu ruim een maand geleden, een rapport is ingediend. Intusschen bevreemt het spr., dat, waar de burgerdag school ten doode is opgeschreven, burgemeester en wet houders nu een voorstel tot wijziging doen van het regle ment dier school. Deze wijziging, op zichzelve wenscheiijk, had thans gerust achterwege kunnen worden gelaten. Spreker geeft er intusschen zijn leedwezen over te kennen, dat de afdoening dezer zaak herhaaldelijk zoo is vertraagd, tengevolge waarvan al weder een jaar zal ver loren gaan voor tal van kinderen uit den breeden zoom der kleine burgerij en voor nog zooveel andere kinderen, die behoefte hebben aan meer onderwijs, dan de lagere school hun kan geven en voor wie de middelbare school öf onbereikbaar öf ten eenenmale ongeschikt is. Spr. zal echter niet meer op spoed aandringen, omdat de regeling toch met 1 September niet gereed kan zijn, daar de opheffing der dagschool Koninklijk moet worden goedgekeurd en er dan nog zooveel andere zaken zullen moeten worden geregeld. De Voorzitter heeft naar aanleiding van het gesprokene door den heer Duparc een ongezochte gelegenheid, mede te deelen, hoe het met de schoolplannen staat. In Juni van dit jaar is het rapport van de Commissie van Toezicht op het L. O. ingekomen. Als de Raad hiervan kennis zal hebben genomen, zal hem blijken, dat de tijddie daaraan is ten koste gelegdzeker niet te lang is geweest. Want de arbeid daaraan besteed is zoo omvangrijk, dat niet, zooals in 1898, alleen in beginsel een besluit kan worden genomen omtrent de school, die voor de Burgerdagschool zal in de plaats komen maar gelijktijdig kan worden behandeld de wijzewaarop dit beginsel tot uitvoering kan komen. Dit rapport is niet aanstonds aanhangig gemaakt, omdat het in de laatste weken gevolgd is door andere voorstel len betreffende schoolbouw en schooluitbreiding voor het gewoon lager onderwijswelke onmiddellijk verband houden met de plannen voor de op te richten nieuwe school. Over alle punten bestaat evenwel bij burgemeester en wethouders nog geen volkomen overeenstemming met de denkbeelden der schoolcommissie. Spr. wenscht alle voorstellen in onderling verband te doen behandelen en eerst gelijktijdig in de afdeelingen van den Raad te doen onderzoeken. Hij vertrouwtdat zoodoende met het begin van den nieuwen cursus in 1902 de zaak niet slechts op papier in orde zal zijnmaar in werkelijken zin in kalk en cement zal staan. De hoer Duparc dankt voor de bekomen inlichting. Hij ziet thans de voorstellen van burgemeester en wet houders met verlangen tegemoet, opdat eindelijk de bur gerdagschool, sinds tal van jaren nog de eenige in Neder land, en tot wier opheffing hij reeds in 1885 pogingen deed, die vruchteloos bleven, uit de rij onzer onderwijs inrichtingen verdwijne. De Voorzitter zegt, dat de heer Duparc indertijd ook I tweemaal geïnterpelleerd heeft over het uitblijven der voorstellen omtrent de telefoonconcessie. Toen deze in-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1901 | | pagina 3