104 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 27 Augustus 1901. bij aan U overleggen (missive d.d. 19 Dec. 1900 no. 911/83). Aan adressanten dan werd bericht, dat wij ons bereid verklaarden U voor te stellen, een verhoogd voetpad te laten aanleggen van de Harlingervaartsbrug tot hunne huizen, mits zij de kosten daarvan tot een bedrag van 1013.70, vóórdat met het werk een aanvang werd ge maakt, ten kantore van den gemeente-ontvanger stortten, met uitnoodiging om, indien zij daartoe geneigd waren, vóór den 15 Augustus e.k., daarvan eene schriftelijke, door alle belanghebbenden te onderteekenen, op zegel ge stelde verklaring, aan het gemeentebestuur in te zenden. Blijkens het aan U ingediende adres verklaren de onder teekenaars niet bij machte te zijn zulk een som bijeen te brengen. Wij hebben hun verzoek nogmaals overwogen, maar meenen te moeten volharden bij onze meening, die ook door den Directeur der Gemeentewerken gedeeld wordt blijkens zijn advies, dat er in deze geene termen zijn om van wege en op kosten van de gemeente, die den HaRingertrekweg slechts als zoodanig heeft te onderhou den, de gevraagde verbeteringen aan te brengen. Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen te be sluiten het adres van H. Keij, J. de Jong e. abewoners van den Harlingertrekweg, om verbetering van dien weg, te wijzen van de hand. De heer Jansen gelooft, dat de bedoeling van adressan ten door burgemeester en wethouders en den directeur der gemeentewerken niet goed is begrepen. Spr. erkent, dat zulks te wijten is aan het adres dat niet zeer duide lijk is, en niet juist aangeeft, wat adressanten eigenlijk willen. De bedoeling van adressanten was een voetpad, desnoods zoo eenvoudig mogelijk, vanaf de Trambrug over de Har- lingervaart tot aan het huis van den heer Keij. Bij dat huis wordt het pad veel beter aangezien daar de weg is gevloerd met vlakke keien. Het door hen bedoelde ge deelte is des winters bijna onbegaanbaar, een pad, dat niet behoort te bestaan bij een stad als Leeuwarden. Als de bedoeling van adressanten dus wat duidelijker was geweest, had de directeur der gemeentewerken geen opmeting gedaan van 310 M., bij een breedte van 1.30 M., te zamen 403 M"., en geraamd op een kostenbedrag van ruim f 1000. Spr. heeft opmeting gedaan van dat gedeelte, 't welk loopt van de brug tot het huis van den heer Keij. Dat is een lengte van plm. 150 M., en wanneer er nu een voetpad gelegd wordt van 60 cM., zou dit een oppervlakte zijn van 90 M5., en dit berekend naar dezelfde begrooting, welke de directeur geeft, een kostenbedrag worden van ongeveer f 225.00. Was de zaak aldus opgevat, dan waren voorzeker bur gemeester en wethouders tot een andere conclusie geko men, en was de iaad meer genegen dit luttel bedrag voor dat voetpad toe te staan, dan eene som van 1000. Er moet niet worden vergeten, dat deze weg gebruikt wordt door een 30tal gezinnen, meest werklieden en dat een 60 a 7Otal schoolkinderen dagelijks dit, in den winter onbegaanbare pad eenige malen moeten passeeren. Nu hebben burgemeester en wethouders op een vroeger aan hun gericht adres 1000 van adressanten gevraagd ter tegemoetkoming in de kosten, doch dat is niet van de bewoners te krijgen, er zijn een paar gegoeden bij die iets kunnen bijdragen, van de overigen is niets te ver wachten, zelfs wanneer 225 bijdrage gevraagd werd, zou dit niet bijeen te krijgen zijn. Belanghebbenden hebben spr. gezegd, dat zij gaarne rente willen betalen van de door de gemeente te maken onkosten, doch ook daarvan kan niets komen, tenzij de gemeente zekerheid daarvoor kreeg. Met het voorstel van burgemeester en wethouders kan spr. zich dus niet ver eenigen. Het zou hem aangenaam zijn, zoo deze hun voorstel wilden terugnemen, de zaak opnieuw in den geest van spr.'s denkbeeld onderzoeken, om dan zoo mogelijk te komen met een voorstel, waardoor toch nog de verbetering tot stand kwam, door belanghebbenden gewenscht. De heer Beekhuis wenscht er op te wijzen, dat burge meester en wethouders nu hetzelfde standpunt hebben ingenomen, dat de Raad ook steeds innam, namelijk, dat bij verbetering van den Harlinger Trekweg de hoofdsom der kosten of de rente van die som door belanghebbenden moet worden betaald, op grond, dat deze weg slechts jure privato aan de gemeente behoort. Spr. hoopt dus, dat de Raad ook in dezen medegaat met burgemeester en wethouders. Na de inlichtingen van den heer Jansen, moet spr. wel gelooven, dat het adres verkeerd is begrepen dit laatste valt dan in een geheel ander licht, en dan wenscht spr. wel mede te gaan met het denkbeeld van dezen geachten spr. en dus in overweging te geven om het voorstel aan te houden en burgemeester en wethouders uit te noodi- gen te onderzoeken of wellicht aan het verzoek van adres santen kan worden voldaan op kleiner schaal. Doch ook daarbij blijve dan op den voorgrond staan, dat adres santen de kosten moeten betalen, hetzij door storting van de hoofdsom hetzij door het verleenen van eene grond rente op hunne panden. De heer Jansen wil ter ondersteuning van het verzoek van adressanten nog wijzen op het voetpad naar Schil kampen, dat niet breeder is dan 50 cM. en ook door de gemeente, niet door belanghebbenden betaald is. Aangezien de weg langs de Harlingervaart in onder houd bij de gemeente Leeuwarden is, moet, naar spr.'s be scheiden meening, dat in een toestand gebracht worden, dat vooral kinderen het in den winter behoorlijk kunnen gebruiken. De Voorzitter brengt den heer Jansen in herinnering het debat, gehouden naar aanleiding van het verzoek der firma Swildens Kuipers om verbetering van den Har linger Trekwegtoen heeft de Raad op adres van burge meester en wethouders het standpunt ingenomen, dat het meerdere onderhoud, dan het gewone, dat de gemeente aan den weg als trekweg moet doen ten laste van belang hebbenden moet komen wil men nu op gemeentekosten adressanten aan een voetpad helpen, dan behoeft spr. wel niet te zeggen, dat dan het eens ingenomen standpunt ook tegenover anderen niet meer houdbaar zal zijn. De heer Troelstra zou in overweging willen geven om het praeadvies te volgen. Nu naar het schijnt adressanten iets anders vragen dan ze bedoelen is het beter het ver zoek af te wijzen, dan kan men een nader adres inwach ten, waarin dan wèl gevraagd wordt, wat wordt bedoeld. Bovendien bestaat geen volkomen eenstemmigheid tusschen de heeren Jansen en Beekhuis; als men dus het praeadvies aanneemt, komt men op een geheel zuiver standpunt te staan. De heer Konter gaat mede met den heer Troelstra, waar deze zegt, dat men op een zuiverder standpunt komt te staan, als men het praeadvies volgt en een nieuw adres wordt ingediend, alleen vindt hij deze wijze wat omslachtig. Wat de zaak zelve betreft, wil hij nog deze opmerking makenwaar de gemeente verplicht is tot het behoorlijk onderhoud van den weg als trekweg, zal dit over het door adressanten bedoelde gedeelte, wellicht zonder veel extra kosten, zóó kunnen geschieden, dat het tevens voor voet gangers geschikt is. De Voorzitter kan het niet zoo erg omslachtig vinden, indien de door den heer Troelstra aanbevolen weg wordt ingeslagen. De belanghebbenden zullen toch wel op de hoogte worden gesteld van de discussies en hierin een richtsnoer vinden om hun verdere gedragslijn te bepalen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 27 Augustus 1901. 105 Nadat de heer Beekhuis zijn voorstel tot aanhouding had ingetrokken, wordt het praeadvies zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Jansen verklaart zich tegen. 8. Prae-advies op een adres van den heer W. Pik om eervol ontslag als lid der commissie van toezicht op het lager onderwijs. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt besloten het gevraagde ontslag eervol te verleenen onder dankbe tuiging voor de goede diensten in die betrekking bewezen. 9. Voorstel van burgemeester en wethouders lot: I. eervolle ontheffing van den heer W. Suverijn van de tijdelijke waarneming van de lessen in het boekhouden aan de Burgeravondschool II. idem van mr. P. C. Andreae van de tijdelijke waar neming van het onderwijs in de staathuishoudkunde aan de Burgerdagschool III tijdelijke opdracht van de lessen bovengenoemd aan den heer D. A. G Vastenou, leeraar aan de Rijks Jloogere Burgerschool alhier. De heer Middelkoop heeft uit de stukken gezien dat de heer Vastenou niet de bevoegdheid heeft om staathuis houdkunde aan eene inrichting voor M. O. te doceeren, maar alleen daarvoor studeerende isspr. zou willen vragen, of moeite is gedaan om een bevoegd persoon te krijgen. Van denzelfden leeraar blijkt uit de stukken evenmin, of bij de akte M. O. voor boekhouden bezit. De Voorzitter erkent, dat om het enkele uur staat huishoudkunde te kunnen onderwijzen, niet gezocht is naar een bevoegd persoon, maar waar de Commissie van Toezicht op het M. O. den heer Vastenou voordroeg, en bovendien hetzelfde vak onderwijst aan de R. H. B. S. alhier en de Inspecteur van het M. O. tegen de voorgestelde opdracht geen bezwaar heeft, daar hebben burgemeester en wethouders gemeend gerust dit voorstel te kunnen doen. Daar de heer Vastenou het boekhouden ook onderwijst aan de R. H. B. S. alhier, zal hij ongetwijfeld in het bezit der akte M. O. voor dit vak zijn. De heer Middelkoop herinnert aan de tijdelijke opdracht onlangs gedaan van het onderwijs in de werktuigkunde ook aan een onbevoegde. Gaat het nu wel aan aan dezelfde school door twee onbevoegden les te laten geven? De Voorzitter gelooft niet, dat hiertegen overwegende bezwaren kunnen bestaan, als men toch in aanmerking neemt, dat die opdracht vermoedelijk slechts voor één jaar zal zijn, daar onder de heden aangebrachte stukken een voorstel behoort tot opheffing der Burgerdagschool met het einde van den loopenden cursus. Daarop wordt zonder hoofdelijke stemming het voorstel aangenomen en derhalve besloten I. met ingang van den cursus 1901/1902 den heer W. Suverijn eervol te ontheffen van de tijdelijke waar neming van de lessen in het boekhouden aan de bur geravondschool II. Mr. Dr. P. C. Andreae met wijziging in zooverre van het besluit van 4 November 1899 eervol te ontheffen van de tijdelijke waarneming van het onderwijs in de staathuishoudkunde aan de burgerdagschool III. de waarneming der lessen in het boekhouden aan de burgeravondschool en der lessen in de staathuis houdkunde aan de burgerdagschool gedurende den cursus 1901/1902 tijdelijk op te dragen aan den heer D. A. G. Vastenou, leeraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool alhier, op eene belooning, berekend naar 2.50 per les uur, wat het onderwijs in de staathuishoudkunde betreft, behoudens nadere goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken. 10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot ver nieuwingvan het onderdek der Huizumerbrug. Zonder discussies of hoofdelijke stemming wordt besloten burgemeester en wethouders een crediet van 600. te verleenen, ten einde het onderdek van de Huizumer brug te vernieuwen. 11. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der verordeningregelende den rang, enz. der ambtenaren en werklieden van de gemeentewerken (Gem.blad no. 18 van 1895) en tot verhooging der jaarwedde van den directeur. (Bijlage No. 20.) De heer Duparc zou gaarne de behandeling van dit voorstel willen zien uitgesteld tot eene volgende vergade ring, daar de vergadering toch lang niet voltallig is, en het voorstel ongetwijfeld tot debat aanleiding -zal geven. Hij stelt daarom een motie tot uitstel voor. De motie ondersteund wordende komt in behandeling. De heer Troelstra erkent, dat de vergadering niet ge heel voltallig is, maar er zijn toch 17 leden tegenwoordig, dus bijzonder onvoltallig is zij ook nietbovendien be grijpt spr. de strekking van de motie niet, alsof de ver gadering nu niet in staat was de zaak te bespreken en te beslissen. De heer Duparc meent zoo duidelijk mogelijk de strek king van zijne motie van orde te hebben aangegevende onvoltalligheid der vergadering en het te vermoeden debat. Spr. drukt voorts den wensch uit, dat in het vervolg in de maand Augustus geen belangrijke voorstellen zullen worden aangebracht, daar dan steeds vele leden op reis zijn. De Voorzitter acht de gronden door den heer Duparc voor uitstel aangevoerd niet klemmendimmers de laatste vergadering is een hoogst belangrijk punt behandeld en beslist door slechts 12 leden; en als de wet nu slechts dit aantal vordert, waarom zoude dan een getal van 17 niet voldoende wezen De heer Duparc meent, dat de beide gevallen niet ge lijk staanverleden week moest men komen tot eene be slissing maar nu is er geen haast bij de zaak. Het voor stel zou zelfs evengoed in October tegelijk met de begroo ting kunnen worden behandeld. De heer Troelstra: juist nu is het voorstel ingediend met het oog op de begrooting. Met 12 5 stemmen, die der heeren Beucker Andreae, Wilhelmij, Troelstra, Beekhuis en Hijlkema, wordt daarop de motie van orde aangenomen en dus de behandeling van het voorstel aangehouden. 12. Voorstel van burgemeester en wethouders om mej. II. G. A. Kilsdonk definitief te benoemen tot leer ar es in de gymnastiek aan de middelbare school voor meisjes en haar te belasten met het onderwijs in dit leervak aan ge meenteschool no. 3 en de jaarwedde van den onderwijzer in de gymnastiek IJpes te verhoogen. De conclusie van het voorstel luidt als volgt: Met ingang van 1 September e.k. I. Mejuffrouw H. G. A. Kilsdonk, thans tijdelijk leerares in de gymnastiek aan de Middelbare School voor meisjes, a. definitief te benoemen tot leerares in dat vak aan de genoemde school b. te belasten met het Gymnastiekonderwijs aan de lagere meisjesschool der le klasse (gemeente school no. 3), zulks op eene jaarwedde van f 1250.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1901 | | pagina 4