118 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 24 September 1901.
vergeten, dat deze directeur deelt in de pensioenregeling,
hetwelk met eenen voriger. directeur niet het geval was,
Door hurgemeester en wethouders wordt verder gewe
zen op vermeerdering van het werk en uitbreiding der
werkkring, maar, M.H.daartegen vermeen ik te moeten
zeggen, dat er voor 18 Dec. 1894, den dag van indiensttreding
van den tegenwoordigen directeur, er nooit sprake was van
klerken, terwijl één jaar na de indienststelling van dezen
directeur, op zijn advies, een klerk is benoemd op eene
jaarwedde van 600, terwijl deze in 1899 werd gevolgd
door eenen tweeden klerk op eene jaarwedde van 400,
welke jaarwedde dit jaar is verhoogd tot 500, zoodat
wij in de jaren, gedurende welke de tegenwoordige titu
laris alhier werkzaam is, zijn verrijkt met twee klerken
met jaarwedden te zamen van 1100; terwijl deze
jaarwedde voor beide klerken kan worden verhoogd
volgens de verordening tot f 800 voor iedere klerk.
Deze beide klerken zijn ten gemakke van den
directeur, en er zal toch moeilijk kunnen worden beweerd,
dat de werkzaamheden in dien korten tijd zoodanig zijn
toegenomen, dat de directeur het, ondanks die beide klerken,
nog drukker heeft dan de vroegere directeuren.
Het opnoemen van enkele plaatsen, waar de traktemen
ten van den directeur der gemeentewerken hooger schijnen,
geeft zeer weinighier tegenover zouden ook tal van
plaatsen kunnen worden gesteld, waar dezelve lager zijn,
en men weet niet, welke werkzaamheden hieraan zijn ver
bonden; wanneer men de totale salarissen nagaat van de
diverse plaatsen door burgemeester en wethouders genoemd,
dan is Leeuwarden een van de hoogsteonze plaats
besteedt hieraan toch 9300Nijmegen 8650 Delft
7350, Schiedam 7364; alleen Dordrecht en Maas-
stricht zijn iets hooger.
Verder wordt nog door burgemeester en wethouders
aangehaald de lof den directeur toegezwaaid in de Raads
vergadering van 8 September 1896 het zij verre van
mij, dat ik den titularis de noodige bekwaamheid niet zal
toekennen, maar, M.H. toen was de directeur hier nog
slechts ruim 1 '/2 jaar werkzaam, en was toen wel eenigszins
het spreekwoord van toepassing, nieuwe bezems vegen schoon.
Het uitvoeren in eigen beheer, hierover kan ik zelf niet
zakelijk oordeelen, maar van bevoegde zijde hoorde ik, dat
het uitvoeren in eigen beheer in den regel voordeeliger
schijnt, dan het in werkelijkheid is, en zoude ik volkomen
kunnen medegaan, met hetgeen ons deskundig raadslid
de heer Bekhuis in de vergadering van 8 September
1896 woordelijk heeft gezegd: „Naar mijne opvatting
„moet uitvoering in eigen beheer eene zeldzame uitzon
dering zijn, en publieke aanbesteding daarentegen regel."
Ik hoop dus, dat noch bij den directeur noch bij burge
meester en wethouders een streven zich zal openbaren,
om nog meerdere werken in eigen beheer te doen uit
voeren.
Op bovenstaande gronden kan ik niet medegaan met
het voorstel van burgemeester en wethouders en zal ik mijne
stem hiertegen verklaren.
De heer Haverschmidt denkt er heel anders over dan
de heer Wilhelmy en wenscht zijn stem vóór het voorstel
te motiveeren. Een voorstel tot traktementsverhooging
lokt in den regel discussie uit en dat heeft zijne goede
zijde, want men gaat dan na, of de persoon, wien het
geldt, die verhooging waard is.
Spreker vraagt zich af: wat is de aard en de omvang
der betrekking en op welke wijze wordt die door den
tegenwoordigen titularis vervuld
De taak van den directeur is zijns inziens veelomvat
tend, ja onbegrensd. De directeuren van gasfabriek en
reiniging hebben een afgebakend terrein van werkzaam
heden en wat daarbuiten staaten dat is niet gering,
valt gewoonlijk den directeur der gemeentewerken ten deel.
Geen wonder, dat niet alleen hij, maar zijn geheele
personeel met werk is overladen.
De beoordeeling daarvan valt eigenlijk buiten het be
reik van een raadslid. Hoeveel rapporten en plannen
worden er toch niet opgemaakt, die het niet verder
brengen dan de burgemeesterskamer, soms nog doordringen
tot de Commissie voor openbare werken, maar den Raad
niet bereiken.
Wat wordt zoo'n directeur niet al opgedragen
Houdt dr. Jenny Weijerman een voordracht over bio
logische reiniging van riool- en afvalwater, den directeur
wordt verzocht eens een proef te nemen op kleine schaal
Ontwikkelt de heer Menalda een denkbeeld tot verplaatsing
van het aschland, de directeur wordt door hem aange
zocht een en ander onder cijfers te brengen.
Klagen de ingezetenen steen en been over de vervuiling
van de Potmarge, de directeur levert een belangrijk
gedocumenteerd rapport, dat elks bewondering wekt.
En dat de directeur al deze zaken en nog zoovele andere
niet a coeur léger opvat, blijkt wel uit het feit, dat hij door
gaans 2 of 3 oplossingen van hetzelfde vraagstuk aanbiedt.
Vraagt men spr. nu, hoe of deze ambtenaar gesalarieerd
wordt, dan is zijn antwoord in vergelijking met andere
gemeenten van gelijken omvang beslist onvoldoende.
De cijfers uit de bijlage zijn in dit opzicht welsprekend.
Ten slotte nog dit
In een der genoemde gemeenten wijzigde men onlangs
de verordening in dien zin, dat men den directeur verbood
particulier werk te doen, maar tegelijkertijd verhoogde
men zijn tractement met 500. Onze gemeente deed
hetzelfde, dat wil zeggen men wijzigde de verordening,
maar men liet het tractement onveranderd.
In September 1896 werd nog eens in 't licht gesteld,
dat men na den datum der benoeming bij amendement
de verbodsbepaling van art. 21 in de instructie heeft
opgenomen. De reden, waarom men toen niet tot ver
hooging overging, was uitsluitend gelegen in het feit,
zooals de Wethouder Mr. Meijer toen mededeelde, „dat
de directeur nog maar zoo kort in dienst was."
Dit argument van het jaar 1896 heeft nu aan kracht
verloren en de billijkheid brengt mee, dat daaraan thans
wordt tegemoet gekomen.
Een en ander geeft spr. vrijheid het voorstel van
burgemeester en wethouders krachtig te steunen.
De heer Jansen is er verre van af iets af te dingen
van de bekwaamheid en ijver van den directeur der ge
meentewerken en insgelijks wil hij niet beoordeelen, in
hoeverre het tractement evenredig is aan de diensten door
dezen hoofdambtenaar gepraesteerd, waarom hij dus niet
over de verhooging zelve wil spreken, maar spr. is beangst
voor de gevolgen, die de aanneming van het onderwer-
pelijke voorstel zal hebben ten aanzien van andere ge
meenteambtenaren; in hoeverre toch zullen deze nu op
verhooging hunner jaarwedden kunnen aanspraak maken?
5 jaren geleden is het tractement van den directeur met
f 400 verhoogd en naar spr. gelooft, terecht, maar nu
wordt weer eene verhooging voorgesteld en wel met 500!
evenwel, als het cijfer van 3300 de waarde van den
arbeid van den directeur vertegenwoordigt, dan gaat spr.
met de grondgedachte van het voorstel mede, dat de ar
beider zijn loon waard is, en dan laat hem elk cijfer, hoe
hoog ook, koud.
Spr. herhaalt echter, dat hij bedacht is voor de gevol
gen zullen niet de ambtenaren, die onmiddellijk onder
den directeur staan, ook aanspraak hebben op verhooging
immers de hoogst verdienstelijke hoofdopzichter heeft slechts
f 1500.— en de andere opzichters hebben ook tracte-
menten voor vermeerdering vatbaar; wat zullen deze amb
tenaren wel zeggen van die 2 verhoogingen van jaarwedde
van den directeur in zulk een korten tijd? zullen deze
ook niet komen met adressen om verhooging?
Spr. is te meer beducht om met burgemeester Öh wet
houders mede te gaan, omdat hij zich herinnert, dat hij
eens moeite heeft gedaan voor een anderen verdienstelij
ken ambtenaar, die op 100 na bet maximum bereikt
had, eene verhooging te verkrijgen, waarop hem toen ge
antwoord was; begin niet daarmede, want er zijn vele
verdienstelijke ambtenaren.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 24 September 1901. 119
Op deze gronden zal spr. zich dus niet kunnen veree
nigen met het voorstel van burgemeester en wethouders.
De heer Baart de la Faille is het eens met den heer
Haverschmidtook hij heeft het voorstel tot verhooging
der jaarwedde van den directeur der gemeentewerken met
ingenomenheid begroet en het gewaardeerd, dat burge
meester en wethouders den moed hadden om dezen hoofd
ambtenaar, wiens buitengewone verdiensten door den heer
Haverschmidt zijn op den voorgrond gesteld, ook op bui
tengewone wijze te beloonen. Spr. vertrouwt in dezen
geheel op het college van dagelijksch bestuur, dat meer
nog dan de commissie voor de openbare werken den
grooten omvang der werkzaamheden van den directeur
kan beoordeelen.
Daarom deelt spr. niet de bezwaren van den heer Wil-
helmij en zelfs niet die van den heer Jansen wel heeft
eerstgenoemde tot op zekere hoogte ware dingen gezegd
en gaat spr. mede waar deze van den Directeur na diens
optreden zeidenieuwe bezems vegen schoon, maar dan
gaat hij ook verder en beweert, dat die bezem de volgende
jaren niet minder goed is blijven vegen.
Spr. kan iets gevoelen voor het bezwaar van den heer
Jansen het is waar, dat het gevaarlijk is antecedenten
te scheppen en andere aanvragen uit te lokken, maar
eveneens is het waar, dat, om een buitengewoon verdien
stelijk ambtenaar in overeenstemming met zijn arbeid te
beloonen, men niet te angstvallig moet zijn, en gerust kan
afwachten of andere ambtenaren verhooging zullen aan
vragen zijn daarvoor gegronde redenen, dan moet ook
daaraan gehoor worden gegeven.
Spr. wil ook uit eigen ervaring constateeren, hoe de
Directeur der Gemeentewerken ten allen tijde bereid is,
aan de belangen der volkshygiène zijne medewerking te
verleenen. Als lid van de vereeniging voor Volksgezond
heid neemt hij een groot aandeel in de werkzaamheden
zoo bijv. verleden jaar aan de enquête, door deze vereeniging
naar aanleiding van het pestgevaar ingesteld naar mis
standen op het gebied der hygiëne, die toch juist hem
in de eerste plaats leed moesten doen zonder hem was
die enquête zelfs niet mogelijk geweestop de bemoeïngen
van het gemeentebestuur in zake de cartonfabriek, waarin
de Directeur zich niet onbetuigd liet, heeft de heer Haver
schmidt reeds gewezen en het is nu op deze gronden, dat
spr. met nadruk het voorstel van burgemeester en wet
houders wenscht te steunen.
De heer Beekhuis meent na de warme verdediging van
de heeren Haveischmidt en Baart de la Faille niet veel
meer ter ondersteuning van het voorstel van burgemeester
en wethouders behoeven te zeggen.
Inderdaad, de werkkring van den directeur is, zooals de
heer Haverschmidt deed opmerken, hoogst belangrijk en
om zoo te zeggen onbegrensd. Er worden door burge
meester en wethouders of den Raad bijna geene besluiten
genomen, waarover niet vooraf de directeur heeft gead
viseerd, en van de nauwkeurigheid van diens adviezen
is men voldoende op de hoogte.
De onderdeelen I en II van het voorstel van burge
meester en wethouders moeten goed van elkaar geschei
den worden. Wat het eerste onderdeel betreft, zijn bur
gemeester en wethouders stellig van meening, dat de be
moeiingen van den directeur van gemeentewerken in die
mate omvangrijk en belangrijk zijn geworden, dat bij ver
ordening het minimum en maximum van het tractement
voor dien ambtenaar behoort te worden verhoogd.
En wat het onderdeel II aangaat, of de tegenwoordige
titularis reeds aanstonds het maximum zal ontvangen, de
beantwoording van deze vraag is van ieders bijzondere
appreciatie afhankelijk, doch burgemeester en wethouders
zijn met de heeren Haverschmidt en Baart de la Faille
van meening, dat met gerustheid een toestemmend ant
woord daarop kan worden gegeven.
Tegenover den heer Wilhelmij zou spreker nog willen
aanvoeren, dat ieder toch wel zal begrijpen, dat de direc
teur werkelijk niet voor eigen genoegen werken in eigen be
heer uitvoert, integendeel, het is gemakkelijker aan een ander
de uitvoering over te laten, dan dat zelf te doen. Het
is dan ook duidelijk, dat de directeur alleen dan zal voor
stellen een werk in eigen beheer uit te voeren, wanneer
hij dit in het belang van de gemeente acht. Spr. stemt
over het algemeen in met de vroeger verkondigde meening
van den heer Bekhuis, maar de verzekering te geven, dat
hij nooit zal medewerken om een werk in eigen beheer
uit te voerenkan hij niet, immers de omstandigheden
kunnen van dien aard zijn, dat zij daartoe dwingen.
De heer Konter had gehoopt door de verdedigers van
het voorstel overtuigd te kunnen worden van de noodza
kelijkheid om den directeur der gemeentewerken een jaar
wedde te geven van 2800f 3300 en den tegenwoor
digen directeur dadelijk het maximum, want spr. moet
erkennen, hij waardeert dezen hoofdambtenaar zeer en is
ook persoonlijk door hem altijd op de meest voorkomende
wijze behandeld.
Tot zijn spijt echter vindt spr. het voorstel niet van
overdrijving vrij te pleitener wordt eene verhooging
voorgesteld van 500 of 18 °/0, wordt nu met dezen
stap de verhouding niet verbroken met de jaarwedden
van andere ambtenaren Men zou mogen aannemen, dat
er nu tusschen de verschillende jaarwedden een zeker
evenwicht bestaat, maar dan moet die vermeerdering met
18 noodzakelijk dat evenwicht verbreken.
Ook de voorbeelden van jaarwedden van directeuren
der gemeentewerken in andere steden door burgemeester
en wethouders in hnn voorstel aangehaald kunnen spr.
niet overtuigen van de noodzakelijkheid van eene verhoo
ging met 500immers bij eene verhooging met 300
zou Leeuwarden reeds boven Delft en Schiedam komen
te staande vergelijking met Den Bosch en Maastricht
gaat niet op, daar deze ambtenaren tevens belast zijn met
de directie over de waterleiding en over de gasfabriek.
Spr. gelooft, dat als men voor dergelijk geval kwam te
staan, n.l. uitbreiding der werkzaamheden met eene ge
heel nieuwe tak van dienst, men gerust de voorgestelde
som als jaarwedde kon geven, maar nu wordt de veror
dening uitgerekt tot over het doelmatige heen, omdat men
toevallig dezen directeur zeer op prijs stelt.
Spr. acht derhalve de verhooging van het maximum
met 500 ongemotiveerd en kan hoogstens met eene
van 300.mede gaan.
De heer Jansen was van zins de quaestie van tractements-
verhooging zeer sober te behandelen, omdat de persoon
van den directeur zoo licht op den voorgrond komt
immers langs zijwegen kan men zoo licht komen tot het
erkennen van het feit, dat er wel eens verschil van meening
met hem bestaan kan zoo zeide de heer Beekhuis, dat
de directeur in het belang der gemeente uitvoering in
eigen beheer soms verkoos, omdat dit financieel voordeeliger
was; natuurlijk, anders zou hij dat niet aanraden, maar
het is nooit gebleken, dat werken in eigen beheer goed-
kooper is, integendeel specialiteiten zeggen, dat dit 10
a 15°/0 duurder is.
Welke gemeente immers heeft de hulpmiddelen van
een aannemer
Spr. verklaart, dat de heer Beekhuis in de onmogelijk
heid verkeert, om te bewijzen, dat eigen beheer goedkooper
isdit zou dan moeten blijken uit de boekhouding, maar
dat is geen bewijs, eene boekhouding is alleen een resumé
van cijfers, maar bewijst op zichzelf nog niets omtrent
de zuinigheiddaarom gaat hij mee met de meening
van de heeren Wilhelmij en Bekhuis, dat eigen beheer
uitzondering moet blijven en publieke besteding regel.
De heer Beucker Andreae was niet van plan geweest
zich in het debat te mengen, omdat bij met het voorstel
van burgemeester en wethouders wenschte mede te gaan
alleen naar aanleiding van het gezegde door den heer
Konter wenscht hij iets in het midden te brengen deze