120 Verslag van de haudelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 24 September 1901. geachte spreker was in hoofdzaak tegen het voorstel, om dat hij vreesde, dat door aanneming daarvan de verhou ding tusschen verschillende jaarwedden zou verbroken wordenspreker voor zich gelooft intusschen niet, dat dit het geval zal zijn immers de positie van den direc teur der gemeentewerken is minstens gelijk aan die van den directeur der gasfabriek deze laatste heeft nu eene jaarwedde van 2800 benevens vrij wonen, hetgeen een som van 500 vertegenwoordigtin vergelijking hiermede is een bedrag van 3300 als jaarwedde voor den directeur der gemeentewerken toch waarlijk niet te hoog. Den heer Troelstra verwondert het niet, dat tegen het onderhavige voorstel eenige bezwaren worden geopperd immers de voorgestelde verhooging met 500 moet wel eenigszins de aandacht trekken. Spreker herinnert er aan, dat in 1894 de heer Hofkamp werd benoemd op eene jaarwedde van 2400, echter niet omdat men meende, dat dit tractement voldoende wasdestijds was het Nieuwe Kanaal nagenoeg gereed de heer van Krimpen was op eene jaarwedde van ƒ2400 tijdelijk aangesteld voor de leiding van die werken toen ontstond de vacature van directeur der gemeentewerken; onder de sollicitanten behoorde ook de heer van Krimpen nu weten de toenmalige leden van den Raad, dat in hfft dagelijksch bestuur verschil van meening bestond overd-t vraag, welk soort van persoon men aan het hoofd der gemeentewerken moest hebbenin verband daarmede werd de jaarwedde voorloopig op 2400 vastgesteld, ook omdat men op eene reorganisatie bedacht was eene betere controle was gewenscht, de verantwoordelijkheid, toen meer verdeeld, moest meer uitsluitend op den directeur worden overgebracht, maar die reorganisatie moest wachten totdat de nieuwbenoemde directeur op de hoogte wasdaarna is diens tractement bepaald op 2400 a 2800, terwijl ook de andere jaarwedden zijn verhoogd dat cijfer van 2400 is dus om deze redenen moeilijk in rekening te brengen, de vorige directeur had 2200 en 600 scha devergoeding voor woning dus f 2800, daarbij was het hem geoorloofd particuliere werkzaamheden te verrichten wat allicht nog een voordeel opleverde van misschien 500, als men dit goed in het oog houdt, dan moet men erkennen, dat de financieele positie van dezen directeur verre achter staat bij die van zijn voorganger en minder is dan 25 jaren geleden. Spr. wenscht verder te constateeren, dat de argumenten van het voorstel door geen der geachte sprekers zijn ont zenuwd, men vreest wel, dat de andere ambtenaren nu ook verhooging zullen vragen, maar kan dit nu een reden zijn om deze tractementsverhooging te weigeren, als men dit overigens billijk en in 't belang der gemeente wen- schelijk acht? Evenmin vreest spr., dat de verhouding der jaarwedden in het algemeen zal verbroken worden. Het voorstel rust op grondige motieven, deze hoofdamb tenaar, de rechterhand van burgemeester en wethouders en den raad in vele quaesties, op wien eene groote ver antwoordelijkheid rust, verdient eene jaarwedde ten minste gelijkstaande met die welke elders, in gemeenten ongeveer met Leeuwarden overeenkomende, wordt genoten. Onlangs nog is voor Breda een gemeente-architect opgeroepen op eene jaarwedde van 2500.benevens vrij wonen, stelt men dit op 500.dan krijgt men de som van 3000.voor een stad als Breda met ongeveer 25000 zielen, niet van die beteekenis als Leeuwarden. De heer Konter was bevreesd voor eene verbreking van het evenwicht tusschen de verschillende jaarwedden maar er werd ook reeds op gewezen, dat de directeur der gasfabriek alles te zamen genomen zeker nog meer dan f 3300.— geniet. De heer Jansen vatte vuur op de mededeeling van den heer Beekhuis, dat uitvoeren van werken in eigen beheer soms goedkooper was, maar er zijn daarvoor toch feiten aan te wijzen: als op een werk b.v. voor 6000.wordt ingeschreven en het blijkt dat het voor ongeveer 4000.— is gemaakt, dan zal toch wel zijn gebleken, dat in sommige gevallen uitvoeren in eigen beheer goedkooper is. Spr. vindt het niet meer dan recht en billijk, dat de jaarwedde nu verhoogd wordtop het oogenblik is er geen vacature en tegen eene niet-verhooging kan de directeur niets doen was er eene vacature, dan moest men om eene goede keuze te kunnen doen, eene niet- lagere jaarwedde beloven dan thans wordt voorgesteld, en nu eischt de billijkheid het te kort komende onmiddel lijk aan den directeur te geven van de omstandigheid, dat er geen vacature is, mag de gemeente niet profiteeren. De heer Du pare vindt, dat de onderdeelen I en II van het voorstel moeilijk van elkander zijn te scheiden. De tot nu toe gehouden beraadslagingen hebben dit trouwens ook reeds aangetoond. Het zwaartepunt zit intusschen in punt II, punt I is slechts het middel om het doel te bereiken de verhooging der jaarwedde van den directeur al dadelijk tot het maximum. Spr. is van meening, dat eene jaarwedde van 3300 als maximum voor den directeur der gemeentewerken van Leeuwarden inderdaad niet te hoog is; bij punt II zal echter eerst ter sprake kunnen komen, in hoeverre de tegenwoordige directeur dit maximum behoort te krijgen. Een sprong van 500 ter vermeerdering van jaarwedde is vrij groot, en daarom vroeg spr., evenals andere leden, met ernst zich af, of eene gedeeltelijke verhooging binnen die perken niet voldoende zou zijn. Waar echter de heer Haverschmidt het lid der commissie voor de openbare wer ken en de wethouders, de heeren Beekhuis en Troelstra, zoo pertinent verklaren, dat een verhooging met 500 gerechtvaardigd is, daar zou spr. geen vrijheid vinden niet met het voorstel mede te gaan. De heer Jansen vreest, dat men den indruk zou krijgen, alsof hij inderdaad zoo tegen die 500 verhooging zou zijn, maar zijn bezwaar tegen het voorstel is, dat bij aan neming daarvan ook andere ambtenaren om verhooging zullen vragen. De heer Troelstra haalde voor zijne bewering, dat de directeur door de uitvoering van werken in eigen beheer te nemen goedkooper kan handelen, aan een voorbeeld, waarbij deze 2000 zoude bespaard hebben. Spreker wil hierbij als voorbeeld aanhalen de besteding van de bestrating van wegen aan het Nieuwe Kanaalhet is mogelijk, dat de uitvoering voor minder geld is geweest, dan de inschrijvingssommen bedroegen, maar spreker be weert, dat deze ook lager zouden geweest zijn als in het bestek het werk was omschreven, gelijk het is uitge voerd. De heer Hijlkema is het eens met den heer Haver schmidt waar deze de meening verkondigt, dat raads leden moeielijk kunnen oordeelen over den omvang van de bezigheden van den directeur tal van plannen bereiken immers niet den Raad, hoogstens de Commissie voor openbare werken. Voordat spr. wethouder was, heeft hij zich ook wel eens afgevraagd, of het werk bij de gemeentewerken niet kon verminderd worden, maar daarna heeft hij een ander inzicht gekregen en heeft hij de bekwaamheid en de zeer groote werkkracht op prijs leeren stellen trou wens zonder die eigenschappen had de directeur al het werk niet kunnen verrichten en omdat de arbeider zijn loon waard is, zal spreker het voorstel gaarne ondersteu nen en aanbevelen. De algemeene beschouwingen worden geslotenmet 13—6 stemmen wordt daarop het eerste gedeelte der con clusie aangenomen. Vóór stemmen de heeren: Troelstra, Beucker Andieae, Tigler Wijbrandi, v. lvetwich Verschuur, Oosterhoff, Beek huis, v. Eijsinga, Duparc, Menalda, Haverschmidt, Feitz, Baart de la Faille en Hijlkema; Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 24 September 1901. 121 tegen de heerenKonter, Wilhelmij, Jansen, Bekhuis, Lautenbach en Middelkoop. De beraadslagingen worden geopend over het tweede gedeelte der conclusie. Den heer Middelkoop is het bijzonder opgevallen, hoe weinig justificatie wordt bijgebracht in het voorstel tot tractementsverhooging: evenmin als in de bijlage heeft spr. nu iets van dien aard gevonden in de redevoeringen van zijne medeleden. Evengoed had men eene verhooging met 1000 of 1500 of 300 kunnen voorstellen. Spr. geeft toe, dat de appreciatie van de geldswaarde van den arbeid zeer lastig valt; men onderscheidt wel ter waardeering daar van den arbeid in geestelijken en handenarbeid, in arbeid, waarvoor een langdurige opleiding noodig is en omgekeerd en zoo zijn er talrijke factoren om de geldswaarde te kunnen berekenen. (Spreker heeft een lijstje voor zich liggen waarop niet minder dan 15 factoren worden ver meld, die bij de loonsbepaling in aanmerking kunnen komen, dit aantal is gemakkelijk met eenige te vermeer deren). De meest voorkomende zijnvraag en aanbod welk leerstuk der Manchesterschool trouwens reeds door de wetenschap is opgeruimdhet menschwaardig bestaan etc. Nu is het wel eigenaardig, dat niettegenstaande dit groot aantal factoren geen enkel argument voor de ver hooging is bijgebracht en dit is toch wel noodig, waar de appreciatie van ieders arbeid zoo uiteen loopt, zóó bijv. dat onder de onderwijzers aan de ambachtsschool er zijn, die eene belooning van 35 cent per uur krijgen en een on bevoegde aan de burgeravondschool eene van 2.50. Wat in het voorstel wordt gezegd en op motieven gelijkt, houdt geen steek zoo bijv. „de stijgende eischen van het leven" en „de stijgende rijks- en gemeentebelastingen" want moti- veeren deze eene tractementsverhooging, dan hebben alle ambtenaren daarop aanspraak; als te veel bewijzende be wijst deze redeneering in het voorstel niets. Verder wordt gewezen op de „steeds vermeerderde ad viezen in zake de Hinderwet" maar deze wet dateert toch al van 1875 en de tegenwoordige directeur is pas in 1894 benoemd. De h eer Wilhelmij heeft reeds gewezen op de hulp, die den directeur in de laatste jaren is toegevoegd en spr. weet het uit eigen ervaring: als een ambt zich uitbreidt ener komt hulp, dan krijgt het hoofd geene meerdere werk zaamheden. Wegens anciënniteit kan men den directeur geen ver hooging toekennen; deze wordt, immers alleen gegeven aan iemand, die eenigen tijd bij dezelfde tak van dienst of eene daarmede verband houdende inrichting heeft ge werkt; de ambtenaar in quaestie is slechts 7 jaren in functie en kan dus hoogstens aanspraak maken op eenige verhooging, die trouwens reeds gegeven is. De leeftijd van den functionaris is, als men streng re deneert, niet van invloed op eene eventueele verhooging, integendeel, men zou eerder met het klimmen der jaren eene lagere bezoldiging moeten gevenhet is gelukkig evenwel, dat deze strenge billijkheid in theorie niet in practijk wordt doorgevoerd, want dan zou zij tot groote onbillijkheden leiden (spr. zou er trouwens zelf ook de dupe van worden): bij de industrie is dit echter werkelijk het geval, daar wordt het loon van den werkman, door wien de patroon winst heeft genoten, bij het klimmen der jaren minder. Dat de heer Hofkamp 51 jaar is, kan eene verhooging met 500 ook niet rechtvaardigen, evenmin gaat eene vergelijking op met andere ambtenaren in deze stad: de directeur der stadsreiniging krijgt immers./'2400, de boekhouder der gasfabriek, die ook een belangrijke en ver antwoordelijke taak heeft, slechts 1700, eigenlijk te weinig. Daargelaten dus de verdiensten van den hoofdambtenaar in quaestie vindt spr. de voorgestelde verhooging noch in de bijlage noch door de in deze vergadering gegeven in lichtingen voldoende gemotiveerd en zal hij dus zich tegen bet voorstel verklaren. Spr. wenscht ten slotte geen woord af te doen van den lof, den heer Hofkamp toegebracht. De heer Troelstra verklaart met belangstelling het geleerd vertoog van den heer Middelkoop te hebben ge volgd. Hij geeft dien geachten spreker toe, dat het bepalen der geldswaarde van iemands arbeid altijd betrekkelijk willekeurig is. De heer Middelkoop heeft als ontvanger der registratie een zeker traktement en als ontvanger der belastingen eveneens. Maar wie zal nu kunnen uitmaken, dat dit traktement gelijk is aan de waarde van hun arbeid Het bereikt een zeker bedrag, omdat net naar zekere regelen bij kon. besluit vastgesteld, is bepaald. Nu kan de arbeids waarde van den persoon, die de betrekking waarneemt, nog zeer verschillend zijn en het kan gebeuren, dat iemand met minder werkkracht of ambitie vlugger promotie maakt, dan iemand, die met ijver en belangstelling zijn taak ver vult dat is vaak van geheel toevallige omstandigheden afhankelijk. Het komt spr. voor, dat men bij dit voorstel zooveel mogelijk op vergelijkingen moet afgaan en zich niet in algemeene theoriën heeft te verdiepenwaar is aangetoond dat directeuren van gemeentewerken in andere gemeenten hooger bezoldigd worden, daar vindt spr. een geldig motief aanwezig voor verhooging der jaarwedde van dezen ambte naar hier ter stede. Het doet spr. genoegen, dat de Raad, door met het eerste gedeelte der conclusie mede te gaan, in dien geest beslist beeft. Waarom moet nu het maximum aan dezen direc teur toegekend worden, vraagt de heer Middelkoop. Spr. is van oordeel, dat, waar er een maximum en een minimum voor eene jaarwedde wordt bepaald, men kan stellen, dat de middelsom de geldswaarde is, die aan den arbeid wordt toegekend. Een ambtenaar wordt gewoonlijk op het minimum aan gesteld, om den prikkel tot ijverige plichtsbetrachting levendig te houden en vooral om over zijne geschiktheid, ijver en belangstelling te kunnen oordeelen. Nu meent spr., dat de heer Hofkamp, niet alleen aan spraak kan maken op de middelsom van het minimum en maximum, als de geldswaarde, die aan de betrekking op zich zelf wordt toegekend maar dat men zijn bijzondere persoonlijke verdiensten mede heeft te beloonen, door hem reeds dadelijk het maximum toe te kennen. De toekenning van het maximum is ook niet overdreven, vergeleken bij de traktementen in andere steden, zooals Breda bijv., waar reeds dadelijk bij de benoeming 3000 gegeven wordt. De heer Duparc heeft in hetgeen door den heer Troel stra is gezegd, veel van zijne gedachten teruggevonden. De heer Middelkoop zei, dat er 15 factoren zijn, die invloed hebben op de bepaling der geldswaarde van den arbeid. Dit is wel het grootst mogelijke bewijs, dat deze bepaling een zeer lastige isspr. zou willen zeggen kies dien die, volgens uw meening, de beste van die factoren is. Hoe men echter ook kieze, willekeurig blijft het in zekeren zin altijd. Spr. wil echter met een enkel woord terugkomen op den factoranciënniteit. Hij heeft daarvan eens hooren zeggen, dat belooning naar anciënniteit, als er niets anders bij komt, het meest vicieuse stelsel is, dat men zich kan denken. De heer Middelkoop schijnt dit, blijkens zijn toe stemmend hoofdschudden, te beamen. Ten gevolge der toepassing van dat stelsel worden dikwijls verdienste lijke ambtenaren niet goed bezoldigd en niet-verdienstelijke wèl, alleen omdat zij een grooter aantal dienstjaren hebben. Spr. voor zich heeft evenwel vaak liever een flink jonk man, die nooit gediend heeft, maar die een algemeene ontwikkeling heeft gekregen, zelfs tegen een hoog salaris, dan een met vele dienstjaren, die niet veel beteekent, tegen geringe bezoldiging. De heer Konter is genoodzaakt om als consequentie

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1901 | | pagina 3