132 Verslag van de baudelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 22 October 1901.
men er niet aan dacht fabrikant te worden nu is de
verhouding omgekeerd en de leverantie aan particulieren
hoofdzaak geworden.
Spreker is bevreesd, dat men zoo licht struikelen zal
over het woord „industrieele onderneming" maar deze
behoeft nog geen kapitalistische te zijnbij zulk eene
onderneming moet men toch zekere regelen in acht nemen,
bijvoorbeeld afschrijving op de kapitaalswaardede vroe
gere gascommissiën, spreker wenscht hen er geen verwijt
van te maken, zijn dikwijls te weinig doordrongen ge
weest van die plichtde flnancieële band met de ge
meente is voor de fabriek nadeelig geweestwas die
band er niet geweest en had de fabriek op zich zelve
gestaan, men zou een andere en betere regeling hebben
gehad en afschrijving niet hebben nagelaten nu daaren
tegen moest de gemeente aan de fabriek geld schieten om
haar staande te houden.
Het dagelijksch bestuur komt nu, vindt spr., met een
gezonderen basis, maar niet geheel, want een fout blijft,
n.l. een te nauwe band met de gemeente, gelijk vroeger
een fout was de financieele band tussehen Nederland en
en zijne koloniën spr. hoopt echter niet, dat gelijke ge
volgen zich na de scheiding zullen openbaren n.l. tekorten.
Spr. zou wenschen een geheel afzonderlijke begrooting en
niet eene begrooting opgenomen onder de inkomsten en
uitgaven der gemeente zulk een toestand schept slechts
onduidelijkheid.
Uit een geheel afzonderlijk beheer kan dan worden
opgemaakt of er met winst of verlies wordt gewerkt, en
als de rekening over een jaar is afgesloten kan het winst-
of verliescijfer op de gemeentebegrooting als inkomst- of
uitgaafpost gesteld worden.
Als de fabriek eene afzonderlijke onderneming wordt,
dan zijn er ook plichten tegenover in acht te nemen, die
kunnen bekostigd worden uit de belastingpenningen en
dan kan men al weder daarbij rekening houden met
draagkracht.
Spr. vindt ook, dat de fabriek moet betalen voor het
gebruik van gemeentegrond maar het bedrag daarvoor
moet worden berekend in verband met de algemeene
waarde van den grond de 70 ct., die nu als retributie
wordt aangenomen is, als reeds is uiteengezet door andere
sprekers, een volkomen fictief bedrag, om te komen tot
een eindcijfer van 32000 als vergoeding van de fabriek
aan de gemeente.
Spr. heeft de eer als conclusie van zijn betoog den
Raad voor te stellen
Burgemeester en wethouders te verzoeken eene zoo
danige regeling te treffen, dat
J. de gasfabriek wordt beschouwd als afzonderlijke
industrieele onderneming
2. dat dus het financieel beheer der gasfabriek geheel
gescheiden wordt van het beheer der gemeente-financiën,
niet meer op de gemeente-begrooting onder inkomsten
en uitgaven voorkomt, maar bij afzonderlijke begrooting
ter beoordeeling aan den Raad wordt overgelegd
3. dat op de gemeente-begrooting voor het komende
jaar voorkomt het eventueele voor- of nadeelig saldo van
de rekening der gasfabriek over het voorafgaande afge
sloten boekjaarte besteden overeenkomstig een besluit
door den gemeenteraad in het hopende jaar vóór het
indienen der begrooting te nemen
4. krachtens haar karakter van afzonderlijk beheerd
wordende industrieele onderneming heeft de gasfabriek
aanspraak op vergoeding voor door haar aan de gemeente
geleverde diensten, terwijl zij wederkeerig verplicht is te
betalen voor het gebruik van gemeentegrond, voor op
stallen, buizenleiding etc., naar een tarief van 5 procent j
der geschatte waarde van den gebruikten grond
5. de schuld der gasfabriek wordt bepaald op het i
zuivere bedrag, dat de gemeente schuldig is aan hare
crediteuren voor nog niet afgeloste en ten behoeve der i
gasfabriek aangegane leeningen tegen den door de gemeente
zelf betaalden koers
6. jaarlijks wordt met het oog op de waardevermin- i
dering van gebouwen etc. een vast bedrag weggelegd ter
vorming van een fonds, waaruit, zoo mogelijk, buitengewone
uitgaven betaald worden.
I Alleen naar aanleiding van het 5e punt zou spr. willen
s vragen, of de gemeente de 18000 boven de schuld van
149000 geleend heeft, of verkregen uit de winsten der
fabriekals de gemeente geleend heeft, dan moet het
bedrag ook een schuld zijn van de fabriek, zoo niet, moet
hij bezwaar maken de fabriek daarmede te belasten.
De Voorzitter acht de voorstellen van den heer Melchers
van zóó ingrijpenden aard, dat zij niet volgens het regle
ment van orde als wijzigingen op- of splitsing van de in
beraadslaging gebrachte voorstellen zijn te beschouwen
en dus niet als amendementen maar als geheel zelf
standige voorstellenals vreemd aan de orde van den
dag, kunnen zij dus eerst in overweging worden genomen
na verwerping van de voorstellen van burgemeester en
wethouders.
Daar burgemeester en wethouders wel zullen antwoor
den op de bezwaren van verschillende zijden tegen de aan
hangige voorstellen geuit, wil de heer Duparc alleen
den heer Melchers erop wijzendattoen de gasfabriek
in 1864 door de gemeente werd overgenomen, dit we!
hoofdzakelijk voor eigen behoefte geschiedde, in het be
lang der straatverlichting, maar toch ook in het belang
der ingezetenendaar onder het jaren lang bestaan
hebbend monopolie der particuliere onderneming groote
beweging onder hen was ontstaan wegens de steeds ge
vorderde hooge gasprijzen zelfs van 25 cent per M3.
Had genoemde geachte spreker meer ervaring op het
gebied van het gemeentewezen, maar in het bizonder
meer kennis van wat de gemeentewet voorschrijft en van
hare practijkdan zou hij zeker zijn voorstellen niet heb
ben ingediendsedert enkele jaren toch wordt juist door
hoogere colleges tegengegaan de practijkdie de heer Mel
chers thans te Leeuwarden wenscht te zien ingevoerd
n.l. een geheel afzonderlijke administratie van de gasfa
briek buiten de gemeentebegrooting om.
De Voorzitter doet opmerken, dat het voorstel van
den heer Melchers nu niet aan de orde is.
Tegenover den heer Van Messel geeft de heer Duparc
nog te kennen, dat de gemeente geen koopman is, maar
een publiekrechtelijk lichaam.
De heer Middelkoop wil ook niet nalaten aan burge
meester en wethouders en aan de gascommissie zijn dank
uit te spreken voor het indienen der voorstellen betref
fende reorganisatie van de financieele verhouding tussehen
gemeente en gasfabriek, overeenkomstig zijn wensch, geuit
in de vergadering van 23 Juli j.l.
De gascommissie dringt aan op eene gezonde reorga
nisatie en zegt dan, dat het stelsel van betaling van eene
retributie voor het gebruik van gemeentegrond ten behoeve
van buizenleiding geen aanspraak op dien naam mag maken
en toch gaat zij dit systeem ten slotte voorstellen sub 5
ook burgemeester en wethouders critiseeren dit voorstel
door te zeggen dat de aangenomen retributie een bepaal
den grondslag mistdaarom nemen zij nu eene retributie,
die, vermenigvuldigd met het aantal meters buizenlengte,
een bedrag oplevert, dat samen met hel bedrag der jaar-
lijksche aflossing ongeveer gelijk is aan de rentepost van
32000. Burgemeester en wethouders gaan daarbij uit
van het stelsel door den heer Oosterhoff in 1895 voor
gestaan waarom moet de fabriek aan de gemeente be
talen voor het gebruik van gemeentegrond en waarom
moet de gemeente aan de fabriek betalen voor de straat
verlichting Maar deze eventueele compensatie kan ook
niet opgaan, daar twee ongelijksoortige elementen tegen
over elkaar worden gesteld.
Het door de gasfabriek aan de gemeente geleverde gas
eischt uitgaven voor arbeidsloon, steenkolen en verdere
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 22 October 1901. 133
grondstoffen. Die uitgaven worden door de fabriek uit
hare loopende ontvangsten gedaan en zijn vermengd met
de uitgaven voor de grondstoffen, waaruit het overige gas
wordt gestookt. De rekening van de fabriek is niet op
te maken zonder dat het aan de gemeente geleverde gas
op waarde wordt gesteld. Die inkomsten en de uitgaven
er voor gedaan, moeten als alle andere worden behandeld.
Zonder dat zou de boekhouding onmogelijk worden.
Doch waar de uitgaven, die de gasfabriek voor de ge
meente doet, vaststaan, vraagt spr., welke opoffering van
de zijde der gemeente gelegen is in de buizenleiding. Die
opoffering bestaat niet, de gemeente heeft er geen uitgaven
voor te doen en lijdt er evenmin schade van.
Hoe te compenseeren werkelijk uitgaven (door de gas
fabriek) met niet geleden wordende schade of niet te doene
opoffering
De tegenwoordige leden, zelfs het oudste lid, de heer
Duparc heeft aan de gasfabriek toestanden gevonden, die
niet juist waren uit een nota van genoemd lid, aan de
leden gezonden, zou hy willen opmaken, dat alle schuld
van de gasfabriek is afgelostals dit waar is, vervalt de
reden, waarom nog 168.500 ten laste der fabriek wordt
gebracht.
Wat retributie voor buizenleiding betreft, zij opgemerkt,
dat deze beteekent verhooging der productiekosten en dus
verhooging van den gasprijs, niet eene natuurlijke maar
eene gewilde, volkomen willekeurigeaan het retributie
stelsel wordt door de gascommissie blijkbaar gelijk gesteld
een heffing van een recht voor het gebruik van gas, zooals
in Groningen a 1cent per stère en volkomen juist,
want ook deze is eene verhooging van productiekosten
laten wij nu, zegt spr., elke onwaarheid ter zijde stellen,
en aldus te werk gaanalles, wat de gemeente krijgt
boven de productiekosten is winstdat is de zuivere
waarheid danhoe hoog de gasprijs dan gesteld moet
worden, blijft aan de beslissing van den Raad.
Er bestaat werkelijk verband tussehen gasprijs en be
lasting, gelijk de heer Beucker Andreae reeds uitsprak,
want, stel dat de hoofdelijke omslag tot 1 °/0 hooger be
drag moet worden geheven, dan zoude dit kunnen worden
voorkomen door de retributie hooger te stellen dan wordt
de gasprijs natuurlijk ook hooger gesteld en zoodoende
een eventueel tekort van de gemeentebegrooting gedekt.
Dit systeem zou wellicht zijn aan te bevelenals de gas-
en cokesverbruikers allen ook belastingplichtigen waren,
en wel in dezelfde verhouding als zij in den'hoofdelijken
omslag zijn aangeslagen. Dit is evenwel niet het geval.
De winkelstand gebruikt het meeste gas en de mindere
man in evenredigheid tot zijn inkomen de meeste cokes.
Eene verhooging van gas- en cokesprijzen door een bui-
zenrecht beteekent het opleggen eener belasting op deze
standen, waardoor de progressie, die wij thans in den
hoofdelijken omslag hebben, grootendeels wordt geneutra
liseerd.
Spr. herhaalt het: laten wij in dezen de waarheid be
trachten en dan ookals wij winst willen behalen zeggen
dat het winst is.
De heer Troelstra zal, vooral ook met het oog op den ge
vorderden tijd, kort zijn. Alle sprekers heeft hij ook niet
te beantwoorden immers de heeren Duparc en Beucker
Andreae gaan mede met het voorstel van burgemeester
en wethouders, al heeft de heer Andreae ten aanzien van
één punt dan ook een reserve gemaakt.
Enkele opmerkingen, omtrent het door anderen ge
sprokene, dient spr. echter te maken.
Van den heer van Messel hebben we een rede gehoord,
die hier en daar geestig was en over het geheel vlijmend
scherp, waarin zoowat alles omver werd gehaald. Naar
spr.'s meening heeft de heer van Messel zich op het stand
punt geplaatst, alsof de Raad voor een voorstel stond om
de gasfabriek aan particulieren over te dragen dan inder
daad zouden de voorstellen onvoldoende zijn, en o. a. eene
nauwkeurige taxatie van de fabriek noodig zijn, maar die
strekking hebben zij niet.
Men moet de gasfabriek beschouwen als een tak van
gemeentedienst en dan is het van minder belang, op hoe
veel men de kapitaalswaarde van de fabriek schatde
gemeente draagt immers ten slotte toch alle risico. Stel
bijv. dat hier eens electrisch licht werd ingevoerd, zoodat
de gasfabriek overbodig werd, dan zou dit komen ten
nadeele der gemeente, onverschillig welke waarde aan de
fabriek was toegekend.
Overigens mag men aannemendat de waarde der
fabriek, met alles wat daar toebehoort, ruimschoots opweegt
tegen de schuld, die de gemeente nog heeft af te lossen
wegens leeningen voor de fabriek.
Het voorstel van den heer Melchers ademt dezelfde
richting, maar het gaat nog veel verder. Deze spr. wil
eigenlijk de geheele administratie der fabriek afscheiden
van die der gemeente en haar als een op zichzelf staande
inrichting beschouwen. Maar de gemeenteraad zal zich
toch altijd moeten blijven bemoeien met de benoemingen,
het vaststellen der begrootingen, het bepalen van den
gasprijs enz.een nauw verband tussehen de gemeente-
financiën en die der fabriek zal dus altijd blijven bestaan,
zoodat op beider belangen gelet moet worden.
De heer Duparc wees er reeds op, dat de administratie
van de fabriek niet buiten de gemeentebegrooting om zou
kunnen gaan.
De heer Middelkoop zegtwij moeten waar zijn en
daarom geen grondrente of recht voor buizenleidingen
heffen, maar, als men dit stelsel aanneemt,ronduit zeggen,
dat het om winst voor de gemeente te doen is, maar dan
staat men telkens voor de vraag: hoe groot moet de winst
zijn deze is afhankelijk van de kolenprijzen, de andere
productiekosten en van de verkoopsprijzen der producten,
die vaak met elk jaar afwisselen.
Hoe hoog moet nu onder verschillende omstandigheden
de winst bepaald worden Is het niet veel beter om
overeenkomstig het voorstel de winst te bepalen naar
een vaste maatstaf en in den vorm van een bepaalde
jaarlijksche uitkeering aan de gemeente dat zal inderdaad
meer praktisch zijn.
Een enkel woord over de enorme winst, die men zich
vaak voorstelt, dat de gemeente van de exploitatie der
gasfabriek zou hebben genoten.
Bij de overname van de fabriek in 1865 is in het eerst
geen winst behaald, men schreef die af op de schuld,
later is het stelsel ingevoerd vergoeding voor verstrekte
gelden, waarvoor 5 rente werd betaald, zonder terug
betaling doch met naasting van de winst. De rente is ein
delijk gerezen tot 32000 en in sommige jaren genoot
de gemeente bovendien een belangrijke winst. Dit systeem
is veroordeeld en inderdaad geeft het tot verkeerde voor
stellingen aanleiding. Het gebeurt, dat de rekening der
gasfabriek over zeker jaar een niet onbelangrijke winst
aanwijst, terwijl de gemeenterekening over dat zelfde jaar
een verlies op de exploitatie der fabriek aangeeft.
De heer Duparc gaf, evenals in 1895, een financieel
overzicht, betreffende de gasfabriek, maar trok die uit
sluitend uit de rekeningen van de fabriek. Dat overzicht
van 1895 was juister dan het nu aangebodene, want toen
trok de heer Duparc van de overwinst, die de gemeente
zou hebben genoten, af de kapitalen, die de gemeente ten
behoeve aan de fabriek heeft geleend dit heeft hij nu
niet gedaan en evenmin afgetrokken die kleinere sommen
van 2 a 10000, die de gemeente betaalde zonder daar
voor te leenen, daar zij genoeg geld daarvoor beschikbaar
had. Als men nu hierop let, dan blijkt dat sedert 1865
geleend is voor een bedrag van 895000 en afgelost
743000. Hierbij dient nog gelet te worden op conversie
van een gedeelte dier schuld, waardoor het schuldcijfer
hooger werd en op al die bedragen, die zonder leening aan
de gasfabriek zijn verstrekttrekt men nu van de winsten
door den heer Duparc begroot op 1.441.000 deze
bedragen af, dan kan men aannemen dat over de afge-
loopen 35 jaren een gemiddelde jaarlijksche winst is be
haald van omstreeké 18000 dus toch niet zoo heel
veel. Er zijn zeker vele gemeenten, die in verhouding