136 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 29 October 1901. pertinent aan den directeur gevraagd, of er geen ander werk voor Noordraven was en even pertinent heeft deze geantwoord, dat dit niet het geval was. De heer Melchers heeft uit de verklaring van den geneeskundige gezien, dat Noordraven niet geschikt is voor zwaar werk waar is echter de grens tussehen zwaar en licht werk en waar is voor dit laatste gelegenheid Wel zou de betrokkene hiertoe in staat zijn, maar uit het antwoord van den heer Hijlkeraa heeft spr. gemerkt, dat er geen werk is, dat aan hem zou kunnen worden opgedragen. Zonder hoofdelijke stemming wordt daarop het voorstel aangenomen. 3. Voorstel van burgemeester en ivethouders om a. het huurcontract betreffende den molen „de Arend" aan de Wester plantage, met 12 November e.k. te doen eindigen b. bedoelden molen op afbraak te verkoopen. De conclusie luidt als volgt I. De huurovereenkomst met Seije van der Heide, aan gegaan blijkens acte van den 3 Mei 1899, omtrent de huur van den molen „de Arend" met den 12 November 1901 te ontbinden en in verband daarmede aan v. d. Reide vrijstelling te verleenen van de betaling van huur voor het tijdvak van 12 November 1901 tot 12 Mei 1902; II. den molen „de Arend" op afbraak te verkoopen. De heer Haverschmidt heeft niets tegen het voorstel maar wil een kort woord over de bestemming van het terrein spreken. In het verslag van het sectie-onderzoek over de be grooting, dat nog niet verschenen is, zal men eene opmerking van spreker lezen over het plantsoen aan de Wester plantage. Sprekers bedoeling is dit mooie plekje beter tot zijn recht te doen komen en de amotie van den molen, waarvan bij het onderzoek nog geen sprake waskomt sprekers plannen met dit plantsoen zeer ten goede. Spreker wenscht dit plantsoen meer toegankelijk te maken voor het wandelend publiek. De toestand laat thans zeer veel te wenschen over en het is even mooi te maken als het terrein tegenover de badinrichting; de particuliere woningdie op beide terreinen staatis daarvoor geen beletsel. Men verbetere en verbreede de toegangswegen en ruime het leelijke struikgewas op; met behoud van de fraaiste boomen valt er dan heel wat van te maken. Spreker vleit zich, dat de Westerplantage op die wijze een belangrijke aanwinst kan worden van onze nu reeds zoo mooie plantsoenen en beveelt de zaak bij burgemeester- en wethouders aan. De heer Bsekhuis oordeelt de opmerking van den heer Haverschmidt zeer terecht gedaan, maar het zal geheel van de kosten afhangen, in hoeverre aan zijne wenken kan worden gevolg gegeven. Het spreekt van zelf, dat na amotie van den molen het openvallend terrein zal moeten worden in orde gebracht en het ligt in de bedoe ling van burgemeester en wethouders aldaar eenige ver fraaiing aan te brengen met geringe kosten. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt het voorstel daarop aangenomen. 4. Voortzetting van de behandeling van het voorstel van burgemeester en wethouders tot reorganisatie van de financieele verhouding van de gemeente tot de gasfabriek. (Zie bijlage 26 en Hand. bladz. 129 v. v.) De Voorzitter herinnert er aan, dat de algemeene be raadslagingen in de laatste vergadering zijn gesloten. Van de heeren Middelkoop en van Messel is de vol gende motie ingekomen die als zoodanig de prioriteit heeft boven de ingediende amendementen: De Raad van meening, dat hij niet over voldoende ge- gevens beschikt om een oordeel te vellen en eene beslis sing te nemen over de toekomstige financieële verhouding tussehen de gasfabriek en de gemeente, dat de gedane voorstellen met de daarop ingediende amendementen niet geacht kunnen worden eene volledige regeling te omvatten Stelt de verdere beraadslaging uit besluit eene commissie van drie leden uit zijn midden te benoemen, welke, zoo noodig met bijstand van een of meer deskundigen, en na samenspreking met de gascom- missie, de noodige gegevens zal verstrekken en voorstellen doen om de grondslagen te leggen voor eene betere rege ling der genoemde verhouding. De heer Middelkoop meent de motie door hem en den heer van Messel ingediend niet uitvoerig behoeven toe te lichten; die toelichting ligt immers voor een groot deel in de in de laatste vergadering gehouden discussiën. Het bleek toen, dat omtrent verschillende punten duister heid bestaat bijv. de hoegrootheid der schuldwaarom van de bestaande schuld i millioen afgetrokken om die nu vast te stellen op f 168,500? dat cijfer is niet vol doende gejustificeerd, misschien is deze schuld van 168,500 aanwezig, misschien ook niet. De opgaven van den heer Duparc doen sterk vermoeden, dat die niet aanwezig is de heer Troelstra wees op de onjuistheid van die opgaven, waartegen de heer Duparc zich niet verder verzette. Daarom zegt spr.wij zijn niet op de hoogte van den eigenlijken toestand en kunnen dus geen beslissing nemen. Bijna een jaar geleden was een voorstel aanhangig tot verbetering van de Noorderbrug; toen zeiden burgemeester en wethouders: wij zijn in het duister, daarom moet onderzocht worden, om de gebreken van de brug te leeren kennen hier is een dergelijk gevalmen weet niet geheel zeker, hoe groot de schuld is, en dan moet men ook geen verandering daarin brengen, vóórdat men zich geheel op de hoogte heeft gesteld. De heer van Messel voerde nog enkele andere punten aan, zooals afschrijving en het vormen van een reservefonds; de gascommissie noch burgemeester en wethouders spreken hierover in hunne voorstellen en spreker durft over de wenschelijkheid hiervan nog niet te oordeelen vóór een nader onderzoek. Voor dit onderzoek wenschen spreker en zijn medevoor steller eene commissie van 3 leden hunne bedoeling is niet die tegenover burgemeester en wethouders of de gas commissie te plaatsen, maar deze hebben nu eenmaal hun licht over de zaak laten schijnen door hunne rapporten waarbij echter eenige puntendie de aandacht verdienen niet zijn besprokenwaarschijnlijkomdat zij niet van belang waren voor hunne te trekken conclusies. Wellicht hebben andere leden nu een opvatting van die van bur gemeester en wethouders of de gascommissie verschillend en daarom oordeelen de voorstellers der motie een onder zoek gewenscht door personen, die geheel buit-en de zaak staan, echter niet zonder ruggespraak met de gascommissie, integendeel, want deze moet meer licht geven. Spreker en zijn medevoorsteller hebben getracht con clusies vast te stellen, en dachten reeds ver daarmede te zijn gevorderd, maar dan bleek het hun alweder, dat die onvolledig waren en eigenlijk een slag in het duister, reden, waarom zij niet zijn ingediend. In hun motie wordt desnoods hulp van deskundigen voorgesteld dit is naar aanleiding van hetgeen onlangs gebleken is, toen de commissie in zake minimum-loon en maximum-arbeidstijd haar rapport bewerkte. Toen bleek ook deskundige hulp gewenscht en nu oordeelen de voorstellers het gewenscht vooraf de bevoegdheid tot inroeping daarvan te schenken. In de eerste plaats zal natuurlijk de tegenwoordige boekhouder der gasfabriek geraadpleegd worden, maar het is nog niet zeker, dat Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 29 October 1901 137 deze kan wijs worden uit de boekhouding van zijne voorgangers het is dan gemakkelijk gemachtigd te zijn, zg.n. accountants, volkomen deskundigen, te raadplegen. De heer Duparc zegt de financieele opgaven, door hem vóór de vorige vergadering verstrekt, te hebben ontleend aan de verslagen van de gasfabriek. Het was daarbij alléén zijn doel, een beeld te geven van de winsten, die uit de exploitatie waren getrokken, met de voorstellen van burgemeester en wethouders hadden die opgaven geen direct verband. De heer Middelkoop is nu terug gekomen op die opgaven, maar hij was niet geheel juist, spr. heeft de bedragen van aflossingen van schuld niet afgetrokken en waarom niet? hij heeft, met behulp van den bekwamen Commies voor de financiën, getracht het te doen, maar het gelukte niet, omdat na 1888 de lee ningen ten behoeve van de gasfabriek in de conversie waren opgenomen. Spr. vond nu in de voorstellen vun burgemeester en wethouders een bedrag gesteld van ƒ168.500 als over gebleven schuld, en hij heeft gemeend te mogen aannemen, dat dit cijfer niet zonder reden zal zijn gegeven, door het college van dagelijksch bestuur, dat beter dan spr. juiste opgaven kan krijgen. Over de motie van de heeren Middelkoop en van Messel zal spr. zich niet uitlaten, alvorens eenig nader licht daar over zal zijn ontstoken. De heer Troelstra oordeelt, dat de motie eigenlijk alleen gericht is tegen de voorstellen van burgemeester en wethouders, sub 2 en 6. Het bedrag der schuld te fixeeren op 168,500.—, berust op de optelling van het bedrag der nu nog ten laste van de gasfabriek openstaande leeningen a 149000 en van hetgeen in 1900 en 1901 door de gemeente voor de fabriek voor buitengewone uitgaven betaald is, n.l. 8770.33 en 10560.Beide bedragen behooren tot nog onafgesloten gemeente-rekeningen. Uit die van 1900 blijkt, dat de gemeente van de gasfabriek minder heeft ontvangen, dan voor haar is uitgegeven. Op de begrooting van het loopende jaar is voor de buitengewone uitgaaf een tijdelijke geldopneming uitgetrokken. Die schuld berekening berust dus op bepaalde gegevens. De heer Middelkoop zegt nu wel, dat het niet bewezen is, dat de fabriek juist dit bedrag schuldig is,maar hoe wil men het bedrag dan anders bepalen De heer Duparc berekende in de vorige vergadering de gemaakte winsten trekt men daarvan nu af de afge loste bedragen en de sommen, die betaald zijn uit de gewone inkomsten, dan komt men tot het resultaat, zooals spr. onlangs aantoonde, dat de gemeente jaarlijks ongeveer 18000 van de fabriek heeft genoten. Acht men nu die gemiddelde winst te groot, dan kan men wel zóó redeneeren, dat de gasfabriek in 't geheel geen schuld meer heeft af te doen. Dat zal dan toch wel de bedoeling niet zijn. Die winst behoort tot het verleden en is waarlijk zoo groot niet geweest. Is het nu niet het meest practisch, dat men, vóór eene nieuwe regeling te maken, de thans nog door de gemeente af te lossen schuld tot grondslag neemt En nu het schatten van do waarde der fabriek, de afschrijving en het vormen van een reservefonds. In 1895 stond de heer Bekhuis min of meer op hat- zelfde standpunt als de voorstellers der motie. Ook hij wenschte eene schatting der fabriek als „industrieele onderneming" en wilde ook een opzetting der rekening van meet af aan. De heer van Sloterdijck wees toen reeds op het moeilijke en doellooze hiervan en Svas van oordeel, dat het verledene als een afgesloten tijdvak moest worden beschouwd, omdat men aannam, dat de bestaande regeling vicieus is. Spr. heeft nu van den heer Hijlkema vernomen, dat de heer Bekhuis is teruggekomen van zijne meening en nu in hoofdzaak met het voorgedragen stelsel mede gaat. Het schatten van de waarde der fabriek cum atinexis voor het opzetten eener nieuwe kapitaalrekening is overigens niet zoo heel moeilijk. Spr. heeft voor zich de balans der fabriek over 1900. Daarop komt voor, voor straat kanalisatie ƒ101,740; voor straatlantaarns c.a. 28,502 voor verbindingen van de hoofdbuis tot de stoep ƒ7,216; voor goederen volgens inventaris f 71,742. Dit laatste cijfer kan geacht worden de werkelijke waarde te zijn, en om de straatkanalisatie, waarvan de lengte bekend is, en de straatlantaarns, waarvan men het getal weet, op de tegen woordige waarde te schatten, zal toch zoo moeilijk niet zijn. Rest dan de gebouwen, maar hiervoor zouden burgemeester en wethouders zoo noodig deskundigen kunnen gebruiken bij de uitvoering van punt 6. In elk geval staat dit al vast, dat de waarde van de gasfabriek c.a. een bedrag van 168,500 verre overtreft. Wat betreft de afschrijvingdeze geschiedt ook nu het nieuw aangeschafte gebruiksmatorieel wordt bijgeteld, en wat geamoveerd wordt, wordt afgetrokken. Wenscht men in dien zin afschrijving op de fabriek door een deel der winst te doen strekken tot het vormen van een reservefondsdan moet spr. doen opmerken, dat men geen „potjes" mag maken. Dat fonds zou al weel moeten vloeien in de gemeentekas. Inmiddels hebben burgemeester en wethouders voorgesteld om de winst te besteden tot buitengewone aflossing der schuld van de fabriek, wat toch wel op hetzelfde zal neerkomen. Het doel van het voorstel van burgemeester en wet houders sub 6 is dus ook om eene zoo zuiver mogelijke kapitaalrekening te makenofschoon het groote belang van eene hoogst mogelijke zuiverheid door spr. niet kan worden ingeziendaar de gemeente ten slotte toch alle risico draagt. De hoofdvraag is echter, afgezien van de wijze, waarop men meent het bedrag te moeten verrekenen, of de ge meente jaarlijks een zekere som mag trekken van de fabriek, en zoo ja, vereenigt men zich dan met de voorstellen? Spr. haalt nog de Arnhemsche gasfabriek aan als voor beeld, daar bestaat een regeling gelijk als nu hier wordt voorgesleldeene vaste uitkeering van 66,000. De motie wil een diepgaand historisch onderzoekwat van niet het minste practisch belang kan zijnen dus slechts leiden zal tot noodeloos uitstel, waarvoor, naar spr. meent, geen gegronde argumenten aanwezig zijn. Uit de toelichting door den heer Middelkoop op de motie gegeven is den heer Hijlkema gebleken, dat het onderzoek veel verder moet gaan, dan men zelfs zou denken, een onderzoek met den boekhouder en accoun tants, alsof er fouten in die boekhouding waren, maar nooit heeft men daarvan gehoord als de bedoeling was om de reëele schuld te vinden, had spr. minder bezwaar tegen de motie, maar dié is te vinden nóch uit de boeken van de gasfabriek, noch uit die ter secretarie berustende. En omdat die schuld niet is te vinden, daarom wordt voorgesteld een zeker bedrag, dat de fabriek geacht zal worden schuldig te zijn tauxatie vond de gascommissie lastig en daarom stelde zij voor den weg aangegeven sub c in haar voorstel. Men kan dat verkregen bedrag van 168,500 nu wel fictief noemen, maar het berust toch op een behoorlijken grondslag. De hoofdzaak is in de toekomst de verhouding tussehen fabriek en gemeente zuiver te houden. De heer Middelkoop heeft het zelf ondervonden te stuiten op moeilijkheden, toen hij met den heer van Messel con clusies wilde vaststellenen spr. vreest nu dat dit ook aan de te benoemen commissie zal blijken. De heer Troelstra wees er reeds op, dat afschrijvingen worden gedaan en dat een reservefonds niet bestaan mag, al zou het gemakkelijk zijn. Als men de zaak eenvoudig beschouwt, gelooft spr., dat de geheeie zaak niet zoo moeilijk is; als men de basis aanneemt, waarover burgemeester en wethouders het eens zijn, dan kan daarop worden voortgebouwd. Het spijt spr. echter, dat geen sectieonderzoek heeft plaats gehad, ten einde meer licht te kunnen doen verspreiden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1901 | | pagina 2