i»» 138 Verslag van de haudelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 29 October 1901. De heer Konter begint met de betuiging, waarmede de vorige spreker geëindigd is, n.l. dat het hem spijt, dat dit voorstel niet in de secties is behandeld. De heer Troelstra bestreed de bezwaren, geopperd tegen de punten 2 en 6 van het voorstel; doch spreker wijst op het verschil ten opzichte van punt 5 en het daarop door de gascommissie voorgestelde amendement, waarbij de bestemming van het jaarlijksch winstsaldo wordt ge regeld. Betreft het eerste punt meer bepaald het verleden, het laatste is van beteekenis voor de toekomst en daarom van grooter belang. Dit springt in het oog wanneer men nagaat, dat het gemiddelde winst-saldo der laatste 10 jaar 32,155 per jaar bedroeg; zie het staatje van den heer Duparc. Waar nu, ook tusschen burgemeester en wethouders en de gascommissie, verschil van gevoelen bestaat ten opzichte van zóó belangrijke onderdeelen, daar gelooft spreker, dat het doelmatig zal zijn de motie aan te nemen en het voorstel te stellen in handen van' eene commissie. Misschien gelukt het deze, eenstemmigheid te verkrijgen ten opzichte der voor te stellen regeling voor de toekomst, en hebben wij bovendien kans op een meer volledig over zicht over het voorafgaande tijdperk. Den heer Melchers verwonderde het, dat de heer Troelstra zulke oeconomische ketterijen verkondigde door bijv. schuld en waarde met elkaar te verwarren. De heer Middelkoop gaf duidelijk te kennen, dat er in de motie niet de minste strekking was gelegen, vijandig aan burgemeester en wethouders of de gascommissie, maar uit het door den heer Hijlkema gesprokene zou hij opma ken, dat er stemming wordt gemaakt tegen de motie, omdat die strekking er wèl in zoude liggen, maar tegen deze voorstelling moet spr. protesteeren. Ook voor spr. zijn alle moeilijkheden niet opgelost en daarom zou hij gaarne, vooral nu in het voorstel niets van zijn wenschen is te vinden, de zaak van alle kanten willen onderzoeken. De heer van Ketwich Verschuur, in het algemeen met de voorstellen van burgemeester en wethouders mee gaande, was vroeger reeds van meening, dat het beter geweest ware de zaak in quaestie eerst in de secties te behandelen en gelooft, dat het alleszins wenschelijk is, nu verscheidene leden van den Raad verklaren in deze on voldoende geïnformeerd te zijn, dit alsnog te doen. Zijn bezwaar tegen de onderwerpelijke motie is, dat er een speciale commissie voor het onderzoek zou benoemd wor den eene commissie met eene zóó buitengewone macht als ook het Reglement van Orde niet kent. Onderzoek in de secties, met daarop gevolgd verslag door de rap porteurs, komt echter wel wenschelijk voor. Spr. vernam zoo juist, dat de wethouder de heer Hijlkema en ook de secretaris der Gascommissie, de heer Oosterhoff, het be treurden, dat geen sectieonderzoek over deze voorstellen heeft plaats gehad. Waarom zou dit nu nog niet kunnen geschieden? dringende haast is er niet bij de zaak. Spr. heeft derhalve de eer de volgende motie voor te stellen: de Raad, Gehoord de beraadslagingen van 22 October j.I. en heden, Besluit de betrekkelijke stukken alsnog te doen onder zoeken in 's raads sectiën. Deze motie ondersteund wordende komt in behandeling. De heer Duparc herinnert er aan, dat hij straks zich niet wensehte uit te laten over de motie-Middelkoop en van Messel. Hij helde later wel tot aanneming ervan over, want, hoewel hij voor zich zelf geen licht meer noodig heeft, zou hij toch gaarne tot dit doel medewerken, als anderen het wenschelijk vonden. De motie van den heer van Ketwich Verschuur lacht hem echter bijzonder toe: deze motie toch geeft hetzelfde wat de heeren Middelkoop en van Messel wenschen, immers rapporteurs zijn zelfstandig en kunnen daarom evengoed het door genoemde leden verlangd onderzoek instellen. En bij aanneming van het voorstel hebben de rappor teurs tevens de voorlichting van de leden der sectiën. De heer Beucker Andreae heeft zijne opinie over de zaak ook reeds gevestigd, dus heeft, evenmin als de heer Duparc, nog nader licht noodig; echter wil hij zich gaarne met het voorstel tot sectieonderzoek vereenigen. Tegenover den heer Konter wil spr. nog te kennen geven, dat, al moge in elk der laatste 10 jaren ƒ32,000 door de fabriek zijn uitgekeerd, dit nog geen waarborg voor de toekomst is; bijv. de winst over dit jaar zal niet groot zijn, gesteld, dat er winst is, want de gasrechten zijn daarvoor te laag gesteld met het oog op de hooge prijzen der steenkolen. Spr. is het daarom eens met burgemeester en wet houders, dat in de toekomst geene belangrijke saldo's zullen zijn aan te wijzen. De Voorzitter herinnert er aan, dat de voorgestelde moties nu alleen aan de orde zijn. Den heer Beucker Andreae is zulks bekend, maar meende toch deze gelegenheid niet te moeten laten voorbij gaanten einde een mogelijk verkeerden indruk weg te nemen. De heer Hijlkema protesteert tegen de uitlegging van den heer Melchers, alsof het zijne bedoeling was de motie- Middelkoop verdacht te maken; hij heeft geen blijk van wantrouwen gegeven, maar er alleen op gewezen, dat, als de bedoeling was om de feitelijke schuld te vinden, dit nutteloos en zelfs onmogelijk zoude zijn. Gaarne gaat spreker mede met het voorstel van den heer van Ketwich Verschuur, dan wordt trouwens ook het doel bereiktdoor de heeren Middelkoop en van Messel voorgestaan; waar zoolang duisternis is geweest en iedereen verlangt deze op te heffendaar wenscht spreker niet achter te blijven. Do Voorzitter vraagt aan de heeren Middelkoop en van Mossel, of zij soms de motie door hen voorgesteld wen schen te wijzigen of in te trekken, in verband met de ondersteuning, die de motie van den heei van Ketwich Ver schuur ondervindt. De heer Middelkoop constateert, dat dit een moeilijke quaestie voor de voorstellers is, daar zij hierin van mee ning verschillen. De heer Troelstra meent ook te mogen zeggen, dat voor hem zelf de zaak zeer duidelijk is, maar het spreekt van zelf, dat, als anderen op nader licht door middel van sectieonderzoek aandringen, hij zich hiertegen niet zal verzetten; voor spr. en het geheeie dagelijksche bestuur is het trouwens gemakkelijker als anderen, de rapporteurs, de verdediging van voorstellen op zich hebben te nemen. Den heer Melchers neemt spr. diens qualificatie van „ketterijen" volstrekt niet kwalijk, want hij verklaart zelt niet op de hoogte van de zaak te zijn; die geachte spr. zelf verkondigde ketterijen, toen hij een geheel afzonderlijk beheer en administratie voor de fabriek wensehte. Den heer van Messel doet het groot genoegen, dat de motie door den heer Middelkoop en hem is ingediend, omdat daardoor de zaak eene andere wending heeft ge nomen en de Raad van zienswijze is veranderd. De zaak is nu, welke motie heeft de verste strekking Hoewel hij de bedoeling van den heer van Ketwich Verschuur ten zeerste apprecieert, heeft hij niet veel vertrouwen in den uitslag van het sectie-onderzoek, want de besprekingen, aldaar gehouden, zullen ten slotte toch tot resultaat hebben, dat men in den Raad opnieuw terug komt op de voorstellen van burgemeester en wethouders en de gascommissie. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 29 October 1901. 139 In de motie van den heer Middelkoop en spr. staat, dat de gegevens ontbreken om eene juiste financieele verhouding tot stand te brengen tusschen de gasfabriek en de gemeente, en nu vreest hij, dat in de sectiën niet die inlichtingen kunnen worden verschaft, welke daarvoor noodig zijn. Daar het nu somtijds voorkomt, dat in een sectie geen lid der gascommissie zitting heeft, zou de voorzitter dier sectie die inlichtingen moeten verschaffen en deze is wellicht daartoe niet in staat. De heer Troelstra heeft gezegd, dat het verleden hier van weinig beteekenis is; de heer Hijlkema, dat de wer kelijke schuld der gasfabriek onmogelijk is op te duiken. Het doet spr. leed, dat vooral het laatste gezegde van de wethouderstafel komt, want het staat bij spr. onomstootelijk vast, dat bij elke onderneming uit eene secure boekhouding zulks wel degelijk zou moeten worden gevonden daarom is een nader onderzoek zeer noodzakelijk samenstelling van eene commissie desnoods met bijstand van een of meer deskundigen gelijk indertijd in Amsterdam ge schiedde acht spr. in dezen beslist noodzakelijk. Spr. vreest, dat in de secties niet het noodige licht zal kunnen schijnen, want daar zal niet alles kunnen worden ter tafel gebracht, wat vereischt wordt, daarom vindt hij, dat de motie van den heer Middelkoop en hem den voor rang verdient. De heer Duparc deed reeds uitkomen, dat bij aanneming van de motie van Ketwich Verschuur hetzelfde resultaat zal worden bereikt, als het geval zou zijn bij aanneming van de motie Middelkoop en van Messel. Ook de commissie van rapporteurs voor de onderwijsvoorstel- len is reeds met onderzoek buiten de sectie te werk gegaan. De heer van Ketwich Verschuur acht de zienswijze van den heer van Messel, die als een Romeinsche augur is opgetreden onder anderen door zijne voorspelling, dat men in de secties zich zal houden aan de voorstellen van burgemeester en wethouders en de gascommissie, onjuist. Waarom zou spreker willen vragen, daar aller doel toch moet zijn door bespreking en onderzoek tot een goed besluit te komen. Deskundigen kunnen ook door de commissie van rap porteurs gehoord worden, zooals nog onlangs in eene andere zaak geschiedde. In het geval, waarin te Amster dam accountants geraadpleegd zijn en dat de heer van Messel op het oog had, was de zaak eene geheel andere dan hier. Aldaar werden accountants geraadpleegd, toen de gas fabriek uit particuliere handen naar een publiekrechtelijk lichaam overging en gemeentelijk eigendom werd en eerst bij een deskundig onderzoek, ook van de geheeie boek houding, konde blijken, op welk bedrag al het over te nemene getauxeerd moest worden. Hier zijn deze niet noodig, nu ook van fouten, die in de boekhouding zouden bestaan, geen sprake is. Het bezwaar van den heer Messel, dat wellicht in eene sectie geen lid der gascommissie zitting heeft, kan niet opgaan, daar de heer Hijlkema wel bereid zal worden bevonden in alle sectievergaderingen aanwezig te zijn, gelijk onlangs de burgemeester bij het onderzoek der onderwijsvoorstellen. De heer Middelkoop gelooft, dat het onnoodig is, in dezen stand van zaken, in eene uitvoerige wederlegging te treden van hetgeen de heeren Hijlkema en Troelstra hebben gezegd. Van de door hem voorgestelde motie doet spr. nog niets af; hetgeen er in is uitgedrukt, zal hij, zoo noodig, later ter sprake brengen, al hoopt hij, dat in de secties het noodige licht zal geschonken worden. Mocht dit niet het geval zijn, dan zal hij opnieuw er op aandringen, dat alle duisterheid worde opgeheven. Men mag geen nieuwe maatregelen nemen vóór alles tot klaarheid is gebracht. Aan zijn mede-voorsteller, den heer van Messel, kan spr. verzekeren, dat geen terrein wordt verloren alle rechten immers zijn voorbehouden, dus is er geen bezwaar tegen eene verzending van de voorstellen naar de secties. Wat de heer Troelstra ook moge zeggen, spr. stelt wel belang in de hoegrootheid van de schuld, want die is een factor van gas- en cokesprijs. Daar de heer Middelkoop verklaart voor zich de motie in te trekken en de motie verder niet wordt ondersteund, vervalt deze. De heer Melchers wenscht nog den heer Troelstra te doen opmerken, dat de gemeentewet zich niet uitspreekt over de quaestie van afzonderlijk beheer van gemeentelijke inrichtingen dit is toe te schrijven aan het feit, dat in 1851, het jaar van totstandkoming der gemeentewet, andere toestanden heerschten, maar daarom is zijne op vatting nog geen ketterij. De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wet houders met de motie-van Ketwich Verschuur medegaan. De heer van Messel herinnert er aandat de heer van Ketwich Verschuur hem vergeleek met een Romein- schen augur en het voorstelde, alsof de Raad een voor oordeel had tegen het sectie-onderzoek. Spr. gelooft, dat de waardigheid dezer vergadering daarvoor te hoog staat. Dezelfde geachte spreker heeft hem verkeerd begrepen, wat het gebruiken van deskundigen aangaatdeze dienen om een boekhouding, die niet zuiver is, in orde te brengen. Spr. zal zich thans, evenals de heer Middelkoop, bij de motie-van Ketwich Verschuur neerleggen. Zonder hoofdelijke stemming wordt de motie-van Ketwich Verschuur aangenomen en bepaald, dat het sectie-onderzoek moet zijn afgeloopen vóór 1 Februari 1902. De Voorzitter sluit de vergadering. Stoom Doek- en Steendrukkerij ian N. Miedema Co., Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1901 | | pagina 3