142 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 12 November 1901.
12. Idem van den directeur der Leeuwarder waterleiding
maatschappijhoudende verzoek om aanvulling der con
cessievoorwaarden dier maatschappij
13. Idem van A. Smid e.a. vormende het bestuur van
den bestuurdersbond, houdende adhaesiebetuiging aan het
adres der zakkendragersvereeniging tot vergrooting der
zakken dragers wacht.
Wordt gesteld in handen van burgemeester en wet
houders ten einde daarop, zoo noodig, acht te slaan bij
het uitbrengen van hun praeadvies;
14. Idem vau het bestuur van de afd. Leeuwarden der
Ned. vereeniging tot afschaffing van alcoholische dranken
om toekenning van een subsidie;
15. Aanbeveling voor de benoeming van een lid der
commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs ter
voorziening in de vacature met 1 Januari I 902 ontstaande
tengevolge van de periodieke aftreding van den heer
Mr. C. B. Menalda;
16. Aanbeveling voor de benoeming van een lid der
commissie van administratie der stads bank van leening
17. Voorstel van burgemeester en wethouders om in
koop over te nemen van P. de Lang een strookje grond
aan de Wolvesteeg grenzende aan het onlangs door de
gemeente gekocht perceel
18. Memorie van antwoord van burgemeester en wet
houders op het verslag van rapporteurs uit de sectiën naar
aanleiding van de behandeling der gemeentebegrooting.
Zal gedrukt en aan de leden worden gezonden.
De Voorzitter deelt mede, dat het zijn voornemen is de
ontwerp-gemeentebegrooting in de volgende gewone ver
gadering aan de orde te stellen en dan den aanvang te
bepalen op 10 uur;
19. Rapport der commissie belast geweest met het on
derzoek der gemeenterekening over 1900.
De punten sub 15 en 15 19 zullen in eene volgen
de vergadering behandeld worden; die sub 9 12 en 14
worden gesteld in handen van burgemeester en wethouders
ter fine van praeadvies.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling der op den
oproepingsbrief vermelde punten
1. Benoeming van een hoofd van gemeenteschool no. 9.
Door den districts-schoolopziener worden, na gehouden
schriftelijk en mondeling onderzoek, voorgedragen (in
alphabetische volgorde) de heeren
J. Bouman, onderwijzer te Leeuwarden S. S. Hoogterp,
hoofd eener school te HardinxveldA. H. Karssiens,
hoofd eener school te Joure H. Oberman, onderwijzer te
Lochem.
De uitslag der gehouden stemming is dat 16 stemmen
worden uitgebracht op den heer J. Bouman, 1 op den
heer H. Oberman en 2 op den heer Karssiens, zoodat
eerstgenoemde benoemd is.
2. Benoeming van onderwijzeressen in de nuttige hand
werken aan gemeeentescholen 10 en 9.
Door burgemeester en wethouders worden voorgedragen
respectievelijk
Mej. W. Amiabel, raej. G. Hider en mej. T. Geelof en
mej. G. Hider, mej. D. Dronrijp en mej. T. Geelof.
Met algemeene (19) stemmen wordt mej. Amiabel be
noemd als onderwijzeres in de nuttige handwerken aan
school no. 10, en aan gemeenteschool no. 4 mej. G. Hider
met 18 stemmen, terwijl 1 stem op mej. Dronrijp wordt
uitgebracht.
3. Benoeming van een voogd en eene voogdes van het
Nieuwe Stads- Weeshuis.
Door het bestuur worden aanbevolen ter voorziening
in de vacatures, met 1 Januari 1902 ontstaande door
periodieke aftreding van Mr. H. M. de Wendt en mevr.
Reeling Brouwer—Vegilin van Claerbergen
I. a. Mr. H. M. de Wendt.
b. Mr. J. de Greve.
c. Mr. C. L. Baron van Harinxma thoe Slooten.
II. a. Mevr. Reeling Brouwer—Vegilin van Claerbergen.
b. Mevr. D. Gockinga Albarda.
c. Mevr. M. CraandijkSehreuder.
Benoemd worden Mr. H. M. de Wendt en mevrouw
Reeling Brouwer—Vegilin van Claerbergen resp. met 16
en 15 stemmen.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders om den
heer P. H. van Edengeueesheer-directeur van het Stads
ziekenhuiswederom als zoodanig voor den tijd van 3
jaren te benoemenmet ingang van 1 Januari 1902.
De heer Duparc heeft niet het minste bezwaar tegen
de voordracht zelve, die trouwens berust op de verorde
ning omtrent den genees- heel- en verloskundigen dienst
voor behoeftigen. Gaarne wil spr. echter verklaren, dat
hij, hoewel hij zelf in vroegere jaren tot het vaststellen
dezer verordening heeft medegewerkt, het betreurt, dat de
stadsartsen telkens om de drie jaren met een adres tot
den Raad moeten komen met verzoek om herbenoeming.
Vroeger geschiedde datzelfde ten opzichte van den direc
teur en den boekhouder der gasfabriek en den directeur der
stadsreiniging, maar gelukkig heeft men dit stelsel, toen het
nut van het voorschrift werd betwijfeld, laten loopen. Spr.
vindt inderdaad geen reden, de bepaling te behouden, waar
alle andere ambtenaren en beambten der gemeente, zelfs de
laagsten in rang, worden benoemd zonder tijdsbepaling, en
zou daarom burgemeester en wethouders beleefd in over
weging willen geven, om eene wijziging der verordening
in den door hem verlangden geest voor te stellen.
De heer Troelstra herinnert er aan, dat het vraagstuk,
door den heer Duparc te berde gebracht, in den breede
is besproken bij de vaststelling der verordening: de ge
neeskundigen hebben tevens particuliere practijk en dik
wijls wordt deze van zulk een omvang, dat de armen-
patienten er onder allicht konden lijdenop dien grond
werd het wenschelijk geoordeelddat telkens om de 3
jaren werd nagegaan, of de artsen deze laatste practijk
behoorlijk zouden kunnen waarnemen; spr. herinnert zich,
dat eenmaal een stadsarts niet werd herbenoemd.
Hij is dan ook overtuigd, dat de vergelijking door den
heer Duparc met de door dezen genoemde ambtenaren
niet opgaat.
Den heer Duparc is het geval bekend, waaraan de
heer Troelstra herinnerde; hij meent echter, dat zulk een
op zich zelf staand geval de besprokene verkeerde be
paling geenszins kan wettigen.
Hij acht haar beneden de waardigheid van den genees
kundigen stand. Spr. wil aannemen, dat de artsenals
zij bemerken, dat zij de stadspractijk niet meer behoorlijk
kunnen waarnemen, ontslag zullen vragen.
Alle (19) stemmen worden op den lieer F H.
van Eden uitgebracht en derhalve het voorstel van bur
gemeester en wethouders aangenomen.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan R
J BoelstraS. Baarda en N A Wassenaarlandbou
wers onder Leeuwarden en Jelsura, vergunning te ver-
Ie enen tot verharding van den Tjessingaweg
R. J. Boelstra, landbouwer onder Leeuwarden, Sijbe
Baarda, landbouwer te Jelsum en N. A. Wassenaar land
bouwer onder Leeuwarden, te zamen uitmakende de door
belanghebbenden benoemde Commissie tot verharding van
den Tjessingaweg, voorkomende op den staat van de tot ge-
meenen dienst van allen bestemde waterstaatswerken in
deze gemeente, vragen vergunning om dit plan te volvoeren.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 12 November 1901. 143
Wordt voorgesteld: de gevraagde vergunning te ver-
leenenbehoudens eventuëele rechten van derden en onder
voorwaarde, dat de verharde weg door en voor rekening
van de adressanten voortdurend in een goeden staat worde
onderhouden.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt hiertoe
besloten.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onder-
handsche verhuring van het perceel gardeniersland op
Olde-Galileën aan S. II. en H. Ritman.
De conclusie luidt als volgt:
Aan S. H. en H. Ritman alhier, met ingang van 5
Maart en 12 Mei 1902, onderhands, voor den tijd van
5 jaren, te verhuren het perceel gardeniersland op Olde-
Galilëenkadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie
F, no. 2138, groot 1 H.A., 32 Are, 73 Centiare en de
daarbij gelegen woning en berghok op de bestaande of
nader door burgemeester en wethouders vast te stellen
voorwaarden en tegen een huurprijs, wat het land betreft
van 247.50, en de woning, van f 48 per jaar.
De heer Melchers heeft in het algemeen geen bezwaar
tegen dit voorstel van burgemeester en wethouders; echter
heeft hij in het bestaande contract een artikel gelezen,
dat artikel 1628 van het burgerlijk wetboek buiten werking
stelt en den huurder alle schade, ook onvoorziene, laat
dragen en dus vermindering van huursom bij dergelijke
ongevallen uitsluit.
Spr. heeft het steeds afgekeurd, dat particuliere land
bezitters van hunne overmacht gebruik maakten om de
huurders te dwingen van hun recht afstand te doen en
ziet nu tot zijn leedwezen een dergelijke bepaling ook hier
bestaan. Hij stelt derhalve voor: burgemeester en wethou
ders te verzoeken uit het tusschen de gemeente en de
gegadigden S. H. en H. Ritman te sluiten huurcontract
inzake het perceel gardeniersland op Olde-Galileën, te
weren eene zoodanige bepaling als in art. 9 van het thans
loopende contract voorkomt, waarbij de huurder afstand
doet van de rechten hem in art. 1628 van het burgerlijk
wetboek toegekend.
Dit voorstel ondersteund wordende, komt in behan
deling.
De heer Beekhuis zegt, dat het van algemeene bekend
heid is, dat de bepaling, door den heer Melchers gewraakt,
in alle huurcontracten voorkomt. Nu mag men deze be
paling afkeuren, maar spr. gelooft niet, dat het aanbeveling
verdient om bij deze gelegenheid in deze gewoonte ver
andering te brengen.
Hoewel spr. wel iets voelt voor het standpunt van den
heer Melchers, acht hij het oogenblik thans niet gekomen
om een principieel debat te voeren over de vraag
welke verhouding in het algemeen tusschen verhuurder
en huurder behoort te bestaan.
De Voorzitter wijst nog op het practische bezwaar in
dezen om aan het verlangen van den heer Melchers te
voldoenadressant, Ritman, vraagt verlenging van huur
overeenkomst op de bestaande voorwaarden, hij is dus be
kend met de risico, die hij loopen zal en waarom is het
nu noodig het verzoek in te willigen op andere voorwaar-
dan gevraagd worden
De heer Duparc gelooft, dat de bedoelde bepaling zeker
wel niet sympathiek zal zijn aan de meeste leden maar
hij is toch tegen verandering. Men moet niet vergeten
dat een particulier kan doen wat hij wilmaar dat de
gemeente goed tegen nadeel gewaarborgd moet zijn, als
?ij een huurovereenkomst aangaat.
De heer Melchers kan niet zeggen, dat de aangevoerde
argumenten hem hebben overtuigd, zoodat bijv., „dat de
bedoelde bepaling in alle contracten voorkomt" daarom
zal spr. er ook telkens op blijven wijzen, tenzij een besluit
met algemeene strekking in zijnen geest worde genomen.
Spr. is er van overtuigd, dat belanghebbenden het nooit
zullen wagen te trachten de gemaakte bepaling te doen
vervallen en daarom juist kan de Raad op een waardiger
standpunt gaan staan, een, dat bovendien in overeenstem
ming is met de wet. Want het verdient afkeuring telkens
aan de wetten te derogeeren en die zoodoende krachteloos
te maken.
De heer Wolff gelooft, dat de heer Melchers wel wat
te ver gaat met te beweren dat „de wetten krachteloos
worden gemaakt", immers deze geeft in dit geval zelf de
bevoegdheid om af te wijken van een door haar gestelden
regel.
De oorsprong der volgens de wet toegelaten afwijking
van het door dezen geachten spreker aangehaalde artikel
1628 is trouwens ook geheel anders, dan deze het zich
voorsteltde bedoeling is om allerlei quaesties te voor
komen, die uit toepassing van dit artikel kunnen ontstaan
en niet om slechts het belang van den verhuurder te
behartigen.
Spr. gelooft, dat de heer Melchers gerust kan zijn ten
opzichte van een eventueel schade lijden door de huurders
van gemeente-eigendommen, want de ervaring leert, dat
als een dergelijk geval bewezen is, de gemeente altijd
werd bereid gevonden om de schade te vergoeden prac-
tisch zal het denkbeeld van den heer Melchers dan ook
geen nut hebben.
De heer Melchers vraagt, waarom de gemeente dan eene
bepaling als de gewraakte in het contract opneemt, als zij
toch gewoon is vergoeding te geven bij geleden schade.
De heer Wolff herhaalt in antwoord van dezen vraag
van den heer Melchers, dat het artikel in contracten wordt
opgenomen om quaesties te voorkomenof werkelijk
schade is geleden, en zoo ja, hoeveelals er geen quaestie
meer over is, maar het duidelijk vaststaat, dat er schade
is geleden door onvermijdelijke toevallen, dan zal deze
vergadering voorzeker vergoeding toekennen 't is echter
af te keuren, dat de gemeente wordt blootgesteld aan
allerlei procedures.
Het amendement van den heer Melchers wordt daarop
verworpen met 16 3 stemmen, die der heeren Lauten-
bach, Melchers en Middelkoop en het voorstel van burge
meester en wethouders zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verhoo
ging der jaarwedde van mej. Biekartonderwijzeres in de
gymnastiek.
Bij besluit van 27 Augustus no. 14 werd aan mej.
Kilsdonk opgedragen o.a. het gymnastiek-onderwijs aan
school no. 3 tengevolge daarvan werd aan mej. Biekart,
in plaats van de lessen, die zij aan deze school gaf, op
gedragen de lesuren in de gymnastiek voor meisjes aan
scholen nos. 4 en 11, vroeger resp. gegeven door mej.
Klaar en mej. Roeshart. Daar deze verandering voor mej.
Biekart geen verbetering in haar positie medebrengt, stellen
burgemeester en wethouders voor billijkheidshalve dit
nadeel door eene tractementsverhooging te vergoeden en
derhalve te besluiten
Met ingang van 1 Januari 1902 de jaarwedde van de
gemeentelijke gymnastiek-onderwijzeres mej. R. M. J.Biekart
te verhoogen met 100 en alzoo te brengen op f 8'>0.
Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aange
nomen.