156 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 November 1901.
Raad als lichaam a fortiori kan dit dus niet door een
enkel lid worden uitgeoefend, en kan dus niemand uit
krachte van zijn Raadslidmaatschap toegang tot zoodanige
instelling vorderen.
De heer Troelstra meent zich te herinneren, dat ver
leden jaar in de Tweede Kamer een soortgelijke vraag, als
nu door den heer Melehers, werd gedaan door den heer
van Kolnl. om machtiging van den Minister om het
gesticht ,.de Kruisberg" te kunnen binnentreden. Hier
is dus ook geen sprake van een recht der Kamerleden
om rijksinrichtingen te bezoeken.
Het is burgemeester en wethouders eens noodig voor
gekomen een onderzoek te doen omtrent de wijze van
boekhouden enz. betreffende een tak van gemeentedienst
en het doen van nadere voorsteilen, en toen is spr. ook
die enquête gaan instellen, maar voorzien van eene mach
tiging van burgemeester en wethouders en niet maar alleen
krachtens zijn betrekking van wethouder.
Spr. gelooft trouwens, dat de Voorzitter den heer Melehers
afdoende heeft te woord gestaan.
De heer Melehers drukt zijn spijt er over uit, dat de
begrooting zoo laat aan de orde is gesteld zeer lang na
het sectieonderzoek kwam het verslag uit en enkele dagen
reeds daarop de memorie van antwoord daarom was het
spr. en, naar hij vermoedt, ook anderen leden moeilijk de
stukken goed te bestudeeren.
Spr. vraagt, of in het vervolg de behandeling der be
grooting niet wat vroeger kan geschieden.
De heer Troelstra zegt, dat de gemeentebegrooting
voor het volgend dienstjaar binnen den termijn is ingediend
meer hebben burgemeester en wethouders niet kunnen
doen.
Toen het verslag uit de secties inkwam, is het spoedig
aan de leden van het college van dagelijksch bestuur rond
gezonden en dadelijk daarna naar de drukkerij in den
kortst mogelijken tijd is de memorie van antwoord vast
gesteld en aan de leden van den raad uitgereikt.
De heer Duparc gelooft ook, dat het alle leden heeft
getroffen, dat eerst in het laatst van November de begroo
ting aan de orde is gesteld, terwijl de gemeentewet voor
schrijft, dat vóór 1 November de begrooting aan Ged.
Staten moet worden voorgedragen.
Spr. zou aan burgemeester en wethouders in overweging
willen geven, om de begrooting aan den Raad in te zenden
vóór den wettelijken termijn, gelijk in andere groote ge
meenten, zelfs in Amsterdam en Rotterdam geschiedt.
Dan kan in het begin van September het onderzoek in de
secties plaats hebben en bestaat er meer kans, dat op tijd
de begrooting behandeld is.
De Voorzitter herinnert er aan, dat den 3 September
de begrooting den raad is aangeboden misschien zal het
in het vervolg mogelijk zijn deze aanbieding een paar
weken vroeger te doen plaats hebben, maar dan is het nog
niet mogelijk het sectieonderzoek eerder te doen geschieden
het is toch bekend, hoe nu reeds het dikwijls moeite kost
om de leden in het begin van September bijeen te brengen
dikwijls zijn vele leden dan nog niet hier ter stede terug
gekeerd.
Ditmaal is het verslag uit de secties wat laat verschenen,
anders wordt gewoonlijk toch de begrooting behandeld
einde October of begin November.
De heer Duparc weet wel, dat burgemeester en wethouders
volkomen correct waren met de begrooting in de eerste
vergadering van September aan te bieden. Wanneer
echter was deze gedrukt en onder de oogen der leden ge
komen? Daar ging vrij wat tijd mede heen; en dit had
kunnen worden voorkomen, indien zij vroeger ware opge
maakt. Als dit in andere groote gemeenten kan gebeureu,
dan kan dit volgens spr., ook hier wel plaats vinden.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Aan de orde is de behandeling der uitgaven.
Volgnos. 72 76 worden ongewijzigd aangenomen.
Volgno 77. Gelijk in de memorie van antwoord is ver
meld, wordt het uitgetrokken bedrag verhoogd met f 500
en gesteld op f 10100; in de toelichting wordt de jaar
wedde van den Directeur nader uitgetrokken op f 3300
Voor de Laatste zinsnede wordt dus het volgende in de plaats
gesteld
„De raming is f 800 hooger dan het vorig jaar, uit
hoofde de jaarwedde van den directeur met f 500 van
,,een der opzichters met f 200 en van een der klerken
„in den loop van 1901 met f 100 is verhoogd".
Het totaal der le afd van Hoofdstuk 1 ivordt nader
uitgetrokken op f 33 450 en het totaal van Hoofdstuk
1 op gelijk bedrag.
Aldus gewijzigd wordt no. 77 aangenomen.
Afd. II van Hoofdstuk I.
De heer Melehers had gaarne gewacht totdat eene
beslissing was genomen in de zaak-Jansmahij zal nu
echter de gelegenheid aangrijpen om te spreken over den
dag der gewone raadsvergaderingen. Deze dag is voor
spr. zeer lastig, bijv. heden moet hij daarvoor verzuimen
eene vergadering van de Tweede Kamer, alwaar de Indische
begrooting behandeld wordtspr. zou daarom willen
vragen, of het niet mogelijk is een anderen dag voor de
gewone vergaderingen te bepalen, bijv. den Maandag of
den Zaterdag.
De Voorzitter herinnert er aan, dat art. 10 van het
Reglement van Orde de dagen aanwijst, waarop de gewone
vergaderingen gehouden wordenvóór enkele jaren is
uitvoerig dezelfde vraag besproken, bij gelegenheid van
het zitting nemen van den heer Jansma als lidtoen is
het denkbeeld van verzetting der dagen onuitvoerbaar
gebleken, en spr. gelooft ook, dat dit nu evenmin zal
kunnen geschieden uit hoofde van persoonlijke omstandig
heden van den heer Melehers.
In elk geval, wil de heer Melehers pogingen in dien
geest doen, is er een schriftelijk voorstel van vijf leden
noodig tot wijziging van het R. v. O.
De heer Melehers verklaart, dat hij een voorstel, als
door den voorzitter bedoeld, hoopt in te dienen.
Volgn.'s 7881 worden ongewijzigd vastgesteld.
Volgn. 82.
De heer Melehers klaagt er over, dat de raadsversla-
gen dikwijls pas zoo laat het licht zien hij weet wel,
dat het eene beleefdheid van de secretarie is, als het
gesprokene bij de leden aan huis wordt gezonden het is
mogelijk, dat het verslag vlugger kan worden opgemaakt,
maar spr. meent dit toch te moeten betwijfelen wellicht
kan ook ter drukkerij worden bespoedigd.
Aan den anderen kant staat daartegenover, dat dikwijls
's nachts zeer laat op de drukkerij voor de gemeente
gewerkt wordtspr. hoopt, dat ook moeite worde gedaan
om dit te voorkomen.
De Voorzitter gelooft, dat de klacht over het laat ver
schijnen der raadsverslagen niet alleen te wijten is aan
de drukkery of aan het secretariepersoneel. Het reglement
van orde schrijft voor, dat gedurende 2 dagen het verslag
door de leden kan worden nagezien, maar het is hem
bekend, dat deze termijn dikwijls wordt overschreden,
daarom gelooft hij, dat de schuld ook wel eens ligt bij
de leden zelf.
Overigens zijn in de bepalingen van aanbesteding van
drukwerken termijnen gesteld, waarbinnen de proeven
moeten worden gezet.
Spr. kan inmiddels verzekeren, dat in deze alle voort
varendheid betracht wordt.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 November 1901. 157
Volgnos. 82-105 worden onveranderd aangenomenin
de toelichting van no. 85 wordt voorgevelveranderd in
zijgevel
Volgn. 106.
De heer Melehers acht het antwoord, door burgemeester
en wethouders in hunne memorie gegeven naar aanleiding
van de opmerking van een lid der 3e sectie, niet geheel
bevredigend.
Welke toch is de verhouding tusschen de korenmeters
wegers en de gemeente? Zij worden vanwege de laatste
aangesteld en beëedigden zijn met den kommandeur
verplicht aanwezig te zijn op eene bepaalde plaats. Al
is het nu wel waar, dat de korenmeters bijbaantjes hebben,
toch kunnen zij moeilijk met hunne inkomsten rondkomen.
Ten behoeve van den handel zijn zij aangesteld, maar die
„handel" trekt zich hun lot weinig aan. Handel is een
vaag begrip. Waar is de rechtspersoon, die men zou kunnen
aanspreken voor lotsverbetering? In de sectie is aan spr. reeds
antwoord gegeven op zijne opmerking en nu schrijven
burgemeester en wethouders ter aanvulling daarvan„dat
„voor hen eene instructie is vastgesteld en zij worden
„beëedigd, is om den belanghebbenden de meest mogelijke
„zekerheid te verschaffen, dat het wegen en meten nauw
keurig en onpartijdig geschiedt. Zij ontvangen een weeg-
„en meetloon bij de instructie bepaald, dat door de belang
hebbenden moet worden betaald".
Hierin openbaart zich de voortzetting eener traditie
n.l. de bemoeiing van overheidswege met de gilden, sedert
is echter de maatschappij veranderd en ook de verhouding
der gemeente tot dergelijke corporaties een zekere band
is er tochmeent spr., met de gemeente blijven bestaan
en kan deze nu wel waar het wekelijksch inkomen van
de besproken personen slechts 8.is, volstaan met
te zeggen dat zij ten behoeve van den handel zijn aan
gesteld
Spr. betwijfelt dit en heeft daarom de eer de volgende
motie voor te stellen
„de Raad,
van oordeeldat de korenmeters-wegers, hoewel aan
gesteld ten gerieve van den handel, wegens hunne be
noeming door burgemeester en wethouders en de aflegging
van den eed in handen van den burgemeester beschouwd
kunnen worden als te staan in eene dienstbetrekking tot de
gemeente,
spreekt den wenscht uitdat bij de regeling van hun
inkomen daarmede wordt gerekend en gaat over tot de
orde van de dag."
Aan burgemeester en wethouders wordt zoodoende
overgelaten den meest geschikten vorm daarvoor te kiezen.
De Voorzitter moet den heer Melehers, die voor de
eerste maal de behandeling der gemeentebegrooting bij
woont, er op wijzen, dat de Raad zich er steeds tegen
verzet heeft om bij die gelegenheid ingrijpende beslissingen
te nemen omtrent principieele punten van gemeentebeleid.
AVii de heer Melehers eene ingrijpende wijziging voorstel
len, welnu, laat hij van zijn recht van initiatief gebruik
maken en een voorstel doen, dat dan met inachtneming
van de artikelen 31 vv. van het reglement van orde zal
worden behandeld.
De heer Troelstra zou na de opmerkingen van den
Voorzitter kunnen zwijgen, wellicht is het echter dienstig
iets in het midden te brengen aangaande de positie van
de korenmeters-wegers. Deze vloeit voort uit oude ver
houdingen en instellingen, gelijk ook die van de turfdra-
gers en -meters, die mede door burgemeester en wethouders
worden benoemd de laatsten worden zelfs door de Recht
bank beëedigd, niemand zal echter willen beweren, dat
deze personen beschouwd kunnen worden als in dienst
der gemeente te zijn.
Er is wel eens sprake van geweest die corporatie der
turfdragers af te schaffen, maar men heeft hiervan afgezien,
omdat sommigen in de aanstelling van gemeentewege en
wat de turfmeters betreft in de beëediging een
waarborg meenen te vinden voor geschiktheid, eerlijkheid
enz.niemand is echter verplicht de diensten van deze
personen te gebruiken.
De meters-wegers zelf hebben wel adressen ingediend,
maar altijd is beslist, dat zij niet in een onmiddeJijk ver
band tot de gemeente stonden alleen wordt door haar
een lokaal en brandstof verstrekt, benevens eene kleine
toelage voor het aanschaffen van gereedschappen.
Op voorstel van de beurscommissie is het aantal lang
zamerhand verminderd van 18 tot 8; voorkomende vaca
tures worden niet vervuld.
Ten slotte wil spr. wel zeggen, dat hij niet gedacht had,
dat de koren meters-wegers 8 per week verdienden, daar
zij niet eens alle dagen als zoodanig optreden.
De heer Haverschmidt vermoedt, dat de heer Melehers,
als jong raadslideen bezoek ontving van de korenmeters
wegers, zooals dit spreker te beurt viel in 1894. Bij
onderzoek bleek spreker toendat van hunne diensten
weinig gebruik wordt gemaakt, daar de graanfactors met
eigen personeel werken. Er waren toen nog 12, die on
geveer 200 per jaar konden maken. Burgemeester en
wethouders waren wat verlegen met deze corporatie, en
omdat ze buiten de pensioenregeling vielen, werd een
83 jarig mandie al een paar jaar ziek wasopnieuw
aangesteld. Nu spreker verneemt, dat het getal reeds is
ingekrompen tot 8, die ongeveer 400 per jaar verdie
nen acht hij tusschenkomst van de gemeente niet ge-
wenscht en is hij geen voorstander van de motie.
De heer Duparc zegt, dat de leden van den Raad zich
wel zullen weten te herinnerendat de instelling der
korenmeters-wegers dikwijls een punt van overweging
heeft uitgemaakt, ook bij de Kamer van Koophandel en
fabriekenin dit laatste lichaam gingen destijds stemmen
op, om aan bedoelde personen een behoorlijk loon te ge
venandere gemeenten deden dit immers ook, doch nu
leed Leeuwarden er onder, daar te Franeker een lager
tarief werd vastgesteld voor dezelfde diensten, tengevolge
waarvan vrij wat granen en zaden, die anders te Leeu
warden zouden zijn gekomen, te Franeker werden geme
ten en gewogen.
Is het noodig, deze instelling van ouden tijd te hand
haven De Raad stelde er destijds prijs op haar te hand
haven als middel van zelfverdediging, daar zij ook in de
naburige gemeente Groningen en in nog andere gemeenten
bestaat en in een briefje van de beëedigde meters-wegers
een waarborg wordt geziendat men zijn maat en gewicht
krijgt.
Den heer Melehers is gebleken, dat de instelling der
koren meters-wegers een oude is, maar de verhoudingen
zijn sedert veranderd.
Nu moet „de handel" voor hun bestaan zorgen, maar die
„handel" is een niet te vatten lichaam; spr. vindt, dat
men tot een zuiveren toestand moet komen, verband met
de gemeente of nietzoo niet, dan ook geen aanstelling
door burgemeester en wethouders en geen beëediging; nu
bestaat er slechts dubbelzinnigheid.
De Voorzitter deelt mede, dat het oorspronkelijk in
zijne bedoeling lag de motie buiten behandeling te laten
en den betrekkelijken post alleen in stemming te brengen.
Nu echter is aan te nemen, dat de motie-Melchers ge
noegzaam is toegelicht, gelooft hij, dat het aanbeveling
verdient deze, ter vermijding van omslag, direct maar in
stemming te brengen.
De motie, niet ondersteund wordende, vervalt.
De volgns. 106 108 worden daarop ongewijzigd vastgesteld.
Volgno. 109.