162 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 November 1901.
f
O
O
2j
21
Eö
c»
H
O
w
£3
50
02
21
m
o
O!
t>
C3
50
ii
£3
Door bij aanstelling steeds minder te geven drukt de
directeur de loonen.
eene dergelijke bezuiniging kan spr. echter niet wen-
schelijk vinden.
Spr. zou den minst gesalarieerden meer willen geven
en stelt daarom voor het loon van den kalkblusscher,
die voor zeer zwaar werk staat, te verhoogen van 8 op
9. van de 3 cokeswerkers van 6.50 op 8.en
van de 2 lantaarnopstekers van 3.50 op f 4.
De heer Hijlkema doet opmerken, dat burgemeester en
wethouders de loonen voor de verschillende werklieden
vaststellen, het gaat dus niet aan, dat de Raad door een
amendement deze taak tot zijne competentie zou brengen.
De heer Melchers heeft gesproken over promotie en nu
pasten juist in dat stelsel de tegenwoordige salarissen
over het algemeen zijn ook de gemeentelijke loonen hier
niet zoo afwijkend van die elders gegeven worden. Naar
die loonen in andere gasfabrieken heeft de gascommissie
een onderzoek ingesteld, welks uitkomsten niet zoo na-
deelig voor Leeuwarden blijken uit te vallen. Tot staving
hiervan haalt spr. een aantal voorbeelden aan.
De Voorzitter oordeelt hetgeen door den heer Hijlkema
allereerst is gezegd, afdoendede Raad kan nl. niet be
sluiten inzake loonsregeling. Het voorstel van den heer
Melchers, zooals het is gedaan, is dus voor behandeling
niet vatbaar. De eenige weg, die den heer Melchers open
staat, is een voorstel te doen tot verhooging van het ge-
heele begrootingsartikel met het totale bedrag der door
hem genoemde sommen toch blijft dit dan een credietpost,
waarvan burgemeester en wethouders geheel naar belie
ven al of niet gebruik kunnen maken ter verhooging van
salarissen. Een amendement tot verhooging van eenige
bepaald aangewezen loonen kan spr. dus niet toelaten.
De heer Melchers stelt nu voor den betrekkelijken
post te verhoogen met 338 en als toelichting voegt hij
daar aan toe, dat deze verhooging de strekking heeft om
de salarissen van de door hem genoemde werklieden te
verbeteren.
Dit amendement ondersteund wordende komt in be
handeling.
De heer Feitz is inmiddels ter vergadering verschenen.
De heer Troelstra zou aan de vergadering de vraag
willen stellen, of zij wel in de gelegenheid is te beoor-
deelen, of de gewraakte salarissen onvoldoende zijn. Het
is zijne medeleden van het college van dagelijksch bestuur
bekend, dat hij niet dweept met de loonsregeling aan de
gasfabriek er worden daarbij te veel overuren uitbetaald,
welke in vaste bezoldigingen moeten worden omgezet,
omdat zij regelmatig, bijna dagelijks terug keeren. Dit
zou ook in het belang van de werklieden zijn, omdat de
overuren niet gelden voor de pensioenbepaling. Het schijnt
echter, dat daartegen bezwaren bestaan, die voor spr. echter
niet duidelijk zijn.
De cokeswerkers verdienen op papier 6.50 maar in
werkelijkheid 9, althans zij, die tevens met het lantaarn-
opsteken zijn belast. Zij zijn meestal bejaarde menschen,
die overbodig zouden worden, als men het werk (cokes-
kloppen) machinaal liet verrichten als men niet op de
hoogte is van deze omstandigheden kan de Raad moeilijk
over de loonen een besluit nemen.
Het is eenvoudig onwaar, dat de menschen de inkomsten
zouden hebben als door den heer Melchers zijn opgegeven
en al werd de post verhoogd, dat wil spr. al dadelijk zeg
gen, dat hij niet zou kunnen medewerken om het verhoogd
bedrag voor het aangewezen doel te besteden.
De heer Middelkoop heeft het amendement-Melchers
ondersteund, niet alleen om den voorsteller gelegenheid
te geven er over te sprekenmaar ook omdat hij zelf er
vóór is. De cokeswerkers werken van 7 12, en van
1—6 uur, dus 10 uur per dag en verdienen 6.50 per
weekbovendien zijn zij lantaarnopstekers, maar als nu
de uren voor het lantaarnopsteken vallen binnen de an
dere urendan worden die van het loon afgetrokken.
Het blusschen der lantaarns hangt af van verschillende
weersomstandigheden, zoodat in vele gevallen de lan
taarnopstekers eigenlijk geen nachtrust hebben.
De heer Troelstra zeide reeds, dat bedoelde werklieden
soms vele overuren werken en daarna betaald worden,
maar daartegenover staat, dat die uren dikwijls op een
Zondag vallen, zonder dat daarvoor extra betaald wordt,
d. w. z. ze krijgen daarvoor het gewone loon ad 0.11
per uur, zonder in acht te nemen, dat het overwerk en
Zondagsarbeid is, wat hooger diende beloond te worden.
Alles samen genomen is dus het loon der cokeswerkers-
lantaarnopstekers zeer gering, ook dat van den kalkblus
scher wiens, werk daarenboven zeer ongezond is.
De heer Melchers heeft dezelfde opmerkingen als de
heer Middelkoop willen makenhet gaat hier niet aan
het loon der cokeswerkers en der lantaarnopstekers op
te tellen, daar het loon verminderd wordt, als de ver
schillende werkzaamheden zouden moeten samenvallen.
Als bewijs voor het afmattende van den arbeid van den
kalkblusscher kan spr. nog mededeelen, dat de werkman
Bottema zóó afgesleten werd, dat hij cokeswerker moest
worden.
Spr. kan begrijpen, dat sommige Raadsleden niet geheel
op de hoogte zijnmaar als de redeneering van den heer
Troelstradat de Raad in dergelijke zaken geen oordeel
kan hebben, opging, dan zou een toestand als nn bestaat
misschien nooit eindigen, en dan zou spr. zich moeten
afvragen, of de Raad de verantwoordelijkheid zou kunnen
dragen voor toestanden aan de gasfabriek bestaande.
De heer Baart de la Faille gelooft, dat de Raad aan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 November 1901. 163
de heeren Middelkoop en Melchers dank moet weten voor
de gegeven inlichtingen, waarmede zij, die de loonen
regelen, hun voordeel kunnen doen deze taak kan echter
nog tamelijk veilig worden overgelaten aan burgemeester
en wethouders en de gascommissie, zoolang de Raad nog
vertrouwen in hen stelt.
Om deze reden verwondert spr. zich niet, dat de heer
Troelstra het amendement afwijst, omdat de Raad dan door
een achterdeur zou binnenkomen, waar hij niet door de
voordeur mag binnentreden, want het amendement heeft
geen andere strekking dan de loonen van eenige bepaald
aangewezen personen te verhoogen.
De heer Troelstra wees er reeds op, dat de Raad, niet
a même was om de zaak te kunnen beoordeelen, bevoegd
is hij, volgens spr., evenmin.
De heer van Ketwich Verschuur is het eens met het
geen de heeren Troelstra en Baart de la Faille reeds in
het midden brachten, maar uit het gezegde van den Voor
zitter zou men kunnen opmaken, dat voor burgemeester
en wethouders een „ruimer hand" gewenscht was, wat
dezen begrootingspost aangaat. Spr. zou daarom gaarne van
burgemeester en wethouders willen vernemen, of het college
dit zoude wenschen.
De Voorzitter vreest, dat hij niet duidelijk door den
heer van Ketwich Verschuur begrepen is geworden; door
het gezegde van zoo straks heeft hij den heer Melchers
alleen een middel aan de hand willen doen om het moge
lijk te maken zijn amendement in discussie te brengen.
In het minste niet heeft hij daarmede bedoeld, dat bur
gemeester en wethouders met het amendement medegaan.
De heer Hijlkema gelooft ook, dat men over de loonen
aan de gasfabriek een verkeerd idee heeft de loonsrege
ling aldaar is zeer eigenaardig, de vastgestelde loonen
zijn lager dan uitbetaald worden, dat meerdere komt ten
gevolge van bijverdiensten. Het werkelijke uurloon, dat
de directeur uitbetaalt, is soms een k tweemaal hooger
dan het vastgestelde uurloon.
De vergelijkende staat, dien spr. eerst heeft voorgelezen,
was baseerd op het vastgestelde weekloon, maar als men
daarvoor in de plaats stelt het werkelijk ontvangene, dan
geeft die staat natuurlijk een geheel ander resultaat.
Dat een a tweemaal zoo ruim betalen voor overuren,
gelijk aan de gascommissie medegedeeld is, moge onregel
matig zijn, men kan niet zeggen, dat het nadeelig is voor
den werkman.
De heer Middelkoop wil aannemen, dat de cokeswer
kers 10 per week verdienen, maar dit is dan ook te
danken aan het feit, dat zij tevens lantaarnopstekers zijn,
en dus dag- en avonddienst verrichten, en dan werken
zij dus meer dan 10 uren per dagnu is het loon ook
niet meer zoo hoog te noemen.
Spr. wil, ook uit naam van den heer Melchers, gaarne
verklaren, dat er in deze geen quaestie van wantrouwen
bestaathet is waar, dat aan burgemeester en wethouders
de uitvoering wordt overgelaten, maar als de Raad nu
gaarne eene wijzigiug ziet gebracht in den bestaanden
toestand, dan kan hij toch burgemeester en wethouders
daartoe in staat stellen door den betrekkelijken begrootings
post te verhoogen
De heer Hijlkema gelooft, dat men een verkeerden weg
opgaat, als men de loonen van een enkele groep wil ver
hoogen dan zal een groote wanverhouding ontstaan, die
alleen is te keeren door ook de andere loonen te ver
hoogen.
De heer Troelstra wil gaarne aannemen, dat de heer
Melchers te goedertrouw zijne opmerkingen maakte, maar
deze dient zich dan beter op de hoogte te stellen.
Spr. heeft het reeds gezegd, dat hij zooveel mogelijk
vaste salarissen wil voor de werklieden; nu wordt naar
hij meent, gemiddeld 33 per week aan overuren be
taald, dat is verkeerd, hij wenscht echter de voorzich
tigheid te betrachtenen daar hij weetwat van den heer
Melchers verder te wachten is, wenscht hij niet reeds
een stap te doen in diens richting.
Bij vergelijking met andere steden zal men trouwens
inziendat de loonen met de bijloonen hier nog niet zoo
laag zijn.
De heer Duparc doet opmerken, dat de vergadering van
heden zich kenmerkt door het optreden van den heer
Melchers als de bijzondere pleitbezorger der werklieden.
Spr. gelooft echter uit naam van al de raadsleden te
spreken, als hij verklaart, dat niemand hunner voordien
geachten spreker wil onderdoen in het behartigen der
belangen van den werkmantrouwens jaren lang ook,
vóórdat de heer Melchers als raadslid zitting nam, heeft
de Raad dikwijls genoeg in dien geest gehandeld.
Wat hier wordt gesproken, wordt nochtans algemeen
bekend en gelezen, en daarom moet Spr. dit woord van
het hart. Het zou anders den schijn hebbenalsof de
leden van den Raad nalatig zijn gebleven in de vervul
ling hunner plichten tegenover de arbeiders. De heer
Melchers moet vooral niet denkendat hij in dit opzicht
het monopolie heeft.
De heer Baart de la Faille legde reeds den nadruk op
het zwakke punt; het geldt hier inderdaad een quaestie
van vertrouwen in burgemeester en wethouders; als het
amendement-Melchers wordt aangenomen, dan wordt daar
mede gezegd, dat burgemeester en wethouders zijn tekort
geschoten in het naleven van hun plicht, en daartegen
wenscht spr. zich te verzetten.
Wat blijft erin deze lijn voortgaande, van de bevoegd
heid van burgermeester en wethouders over? Als de
Raad het amendement aanneemt, zijn burgemeester en
wethouders zedelijk gedwongen, de loonen te verhoogen,
maar dan matigt de Raad zich ook de bevoegdheid van
burgemeester en wethouders aan.
De beste weg is, vindt spr., dat de belanghebbenden
zelf een adres indienen, indien zij meenen, dat hun
hooger loon toekomt. Dan kunnen burgemeester en wet
houders de zaak verder onderzoeken en ongetwijfeld zul
len zij, desnoodig geoordeeld, den Raad een voorstel in
den verlangden zin aanbieden. Spr. blijft er verder bij,
dat incidenteel bij de behandeling der begrooting een
ingrijpend besluit te nemen gevaarlijk is.
De heer van Messel wees in eene vorige vergadering
op den ongezonden financieelen toestand, waarin de gas
fabriek ten opzichte van de gemeente verkeerttot zijn
leedwezen moet hij zulks opnieuw hier constateeren, daar
't hem na 't gesprokene van den wethouder der gas
fabriek den heer Hijlkema nu weer blijkt, dat de loon-
staten op de begrooting voorkomende niet de juiste zijn
de heer Hijlkema heeft dit zooeven erkend en bewezen.
Spr. vraagt: wat heeft de Raad aan begrootingscijfers,
zoo blijkt, dat de werkelijkheid anders is dan hetgeen op
papier staat Op die wijze is aan die cijfers geen waarde
te hechten en kau de Raad die onmogelijk goedkeuren.
De heer Duparc releveerde nog de vertrouwensquaestie,
maar als diens redeneering opgaat, dan zou een nieuw
lid zich maar steeds moeten neerleggen bij de toestanden,
die hij aanwezig vond.
De Voorzitter antwoordt den heer van Messel, dat deze
ten onrechte van onjuiste cijfers spreektde staat opge
nomen in de toelichting geeft de vaste loonen der arbei
ders aan, waarnaar de pensioensgrondslag wordt berekend;
het is niet bij voorbaat vast te stellen, wat de werklieden
door overuren zullen verdienen, daarom konden die be
dragen ook niet in do toelichting worden vermelddeze
worden betaald uit het uitgetrokken bedrag van 5237
voor tijdelijke werklieden.
De heer Melchers zegt, dat de heer Duparc in een vrij