172 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 10 December 1901. hem de onderwerpelijke qnaestie wederom in de Commis sie bovengenoemd zal worden ter tafel gebracht. De heer Middelkoop geeft den Voorzitter toe, dat het uitvaardigen van een verbod als door hem bedoeld, tot moeilijkheden aanleiding zal gevenis daarin echter niet te voorzien door middel van een groote bascule, gelijk op de veemarkt, waarop de wagens kunnen gewogen wor den Evenwel zullen ook tegen dit middel om tot hand having en constateering van het verbod te komen, wel licht practisch bezwaren zijn in te brengen. Minder zal dit het geval zijn bij een eventueel verbod om wielen beneden zekere velgbreedte te gebruikenal thans spr. kan mededeelen, dat het nut van een dergelijke bepaling hem in de provincie Noord-Brabant gebleken is, vooral voor zand- of grintwegen. In hoeverre nu een dergelijk verbod eventueel hier voor alle wegen zal moe ten worden uitgevaardigd, zullen burgemeester en wet houders gemakkelijker dan spr. kunnen beslissen. De heer Troelstra doet opmerken, dat, zooals dooi den heer Middelkoop is voorgelezende gemeente ver plicht is tot onderhoud van het bedoelde gedeelte weg als kunstweg; het komt er dan alleen maar op aan wat een kunstweg is. Hieronder wordt dan in Friesland ver staan een begrinte weg, gelijk bijv. die van de Groote Bontekoe naar Stiens; als zoodanig is de Harlingertrek- weg in 1872 ook aangelegd; de gemeente heeft later ech ter meer gedaan en den weg met balsteenen bestraat, waarschijnlijk met het oog op de zware wagens van de firma Swildens Kuipers. Spr. gelooft dus niet, dat uit het door den heer Mid delkoop gesprokene kan worden afgeleid dat de gemeente in deze in gebreke zou zijn. Zonder hoofdelijke stemming wordt daarop het voorstel van burgemeester en wethouders aangenomen. 9. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan het Rijk ontheffing te verleenen van eene bepaling der bouwverordeningin verband met de stichting van een nieuw post- en telegraafkantoor. Heeft ter visie gelegen om te worden afgedaan. Het voorstel luidt als volgt: Aan den Raad. Mijne Reeren Bij brief van 29 Mei dezes jaars ontvingen wij van den rijksbouwmeester in het Ie district nevensgaand schets- plan voor de stichting van een nieuw post- en telegraaf kantoor te Leeuwarden op het door het rijk aangekocht terrein, met verzoek te willen mededeelen, of de daarop aangegeven rooilijn kan worden gevolgd. Aangezien de rooilijn aan de Tweebaksmarkt was ont worpen in afwijking van artikel 58 sub le der algemeene politieverordening (gemeenteblad no. 18 van 1896) en die aan de Driekramerssteeg in strijd met artikel 2, 6e lid van de bouwverordening, (gemeenteblad no. 6 van 1888), deelden wij, onder dagteekening van 8 Juni, aan den rijksbouwmeester mede, dat krachtens genoemde bepalin gen aan de zijde van de Tweebaksmarkt moest worden gebouwd in de richting der onmiddellijk aangrenzende gebouwen en aan de zijde van de Driekramerssteeg op ten minste zes meter afstand uit de tegenoverliggende huizen, en dat de betrekkelijke verordeningen niet toe stonden afwijking van die bepalingen te verleenen. Deze mededeeling gaf den heer directeur-generaal der posterijen en telegraphie aanleiding ons college, bij twee opvolgende brieven van 10 en 16 Juli, te verzoeken op de genomen beslissing terug te komen. Op die vraag antwoordden wij, onder dagteekening van 22 Juli, dat ons college hiertoe niet bevoegd was, terwijl wij tevens meenden den heer directeur-generaal te moeten wijzen op enkele leemten in het betoog, dat aan de ge stelde vraag voorafging. Sedert hebben wij van de zaak niet meer vernomen, totdat wij, dd. 11 November jl., van den directeur-generaal een schrijven ontvingen, waarin Z.H.Ed.Gestr., zijne be doeling nader toelichtende, ons verzocht een besluit van Uwe vergadering uit te lokken, „houdende, dat het rijk „op het aangekochte terrein zijn plan tot stichting van „een post- en telegraafkantoor mag uitvoeren met ont heffing van de belemmerende bepalingen, welke uit de „bouwverordeningen zouden kunnen voortvloeien." Daar deze verordeningen geen afwijking van de boven aangehaalde bepalingen toelaten, zou het verleenen van de gevraagde ontheffing alléén mogelijk zijn, indien van rijkswege de buitengewone weg werd ingeslagen, dien de wet van 23 Mei 1899 (Staatsblad no. 129) tot opheffing van belemmeringen bij de uitvoering van werken in het openbaar belang ondernomen, uit bepalingen van veror deningen voortspruitende aangeeft. Bereid als wij waren om, zooveel in ons vermogen was, de door den Directeur-Generaal gevraagde medewerking te verleenen, hebben wij Z.H.Ed.Gestr. bij brief van 25 November gevraagd, of zijn verzoek van 11 November t. v. als de in die wet bedoelde aanvrage mocht worden opge vat, en verklaarden wij ons tevens genegen het verzoek om ontheffing te ondersteunen, voorzooveel betrof den ont worpen zijgevel van het te stichten gebouw aan de zijde van de Driekramerssteeg. Daarentegen meenden wij uit een oogpunt van welstand bezwaar te moeten maken tegen het niet volgen van de rooilijn der onmiddellijk aangrenzende gebouwen aan de zijde van de Tweebaksmarkt en verzochten wij den Directeur- Generaal zijnerzijds dit bezwaar uit den weg te ruimen. Op dit schrijven ontvingen wij d.d. 26 November j.l. een in allen deele bevestigend antwoord, zoodat alle be lemmering, die de stichting van het nieuwe postkantoor nog ondervindt, voorzooveel de gemeente aangaat, zal zijn opgeheven, indien Uwe vergadering, krachtens artikel l der wet van 23 Mei 1899 (Stbl. no. 129) aan het Rijk ontheffing verleent van artikel 2, 6e lid der verordening (Gemeenteblad no. 6 van 1888), waarvan het gevolg zou zijn, dat het schetsplan van den Rijksbouwmeester aan de zijde van de Driekramerssteeg ongewijzigd kan worden gevolgd. Wij zijn van oordeel, dat zich hiertegen geen overwe gende gemeentebelangen verzetten, doch dat daarentegen, na de met den Directeur-Generaal gevoerde briefwisseling, die wij hierbij in haar geheel overleggen, voor Uwe ver gadering ruimschoots termen aanwezig zijn om de van het gemeentebestuur gevraagde medewerking met den gewenschten spoed te verleenen. Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen te be sluiten Aan het Rijk ontheffing te verleenen van artikel 2, 6e lid der verordening op het bouwen enz. (Gemeenteblad no. 6 van 1888) en mitsdien toe te staan dat de zijgevel van het op het door het Rijk gekochte terrein te stichten Post- en Telegraafgebouw aan de zijde van de Driekra merssteeg wordt geplaatst op minder dan zes meter afstand uit de tegenoverliggende gebouwen. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. V. De heer Baart de la Faille vraagt en verkrijgt het woord tot het bespreken eener zaak vreemd aan de orde van den dag. De heer Baart de la Faille herinnert er aan, dat Zater dag en volgende dagen een soort paniek vele leiding waterverbruikers heeft bevangen het was voor hen een onaangename verrassing, dat het water uit de waterleiding een vrij doordringende smaak en reuk had. Een aantal Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 10 December 1901. 173 verbruikers wendde zich tot den heer de Vogel den controleur van het water, ten onrechte echter, daar deze alleen het bacteriologisch onderzoek verricht van het water uit de filters te Grouwmen had zich moeten wenden tot burgemeester en wethouders, aan wie volgens de con cessievoorwaarden de controle is opgedragen. Het is meer voorgekomen, dat het water in de stad iets te wenschen overliet, terwijl dat te Grouw verkregen volgens de rap porten van den heer de Vogel onberispelijk van qualiteit waszoo kan men meermalen waarnemen, dat het water niet geheel kleurloos is, en dit is dan te wijten waar schijnlijk aan een defect in de asphalteering der buizen, dat zich vooral doet gevoelen als er een plotselinge ont- lediging heeft plaats gehad, zooals b.v. geschiedt bij vulling van de sproeiwagens uit de hydranten. Intusschen doen er zich in het onderwerpelijke geval andere verschijnselen voor, een sterke reuk en smaak daarom zou spr. aan burgemeester en wethouders willen vragen, of er ook bij de directie der maatschappij is ge ïnformeerd, of er in het water schadelijke bestanddeelen waren gevonden, en derhalve gebruik gemaakt van het hun toegekende recht van controle Ook zou spr. gaarne willen weten, of burgemeester en wethouders die controle geregeld uitoefenen, en of het water, dat in de stad wordt geleverd, beantwoordt aan den norm, die daarvoor bij het verleenen der concessie is vastgesteld. Spr. heeft deze vragen gedaan met tweeërlei doelle om het publiek gerust te stellen 2e om met nadruk er aan te herinneren dat de waterleidingmaatschappij ook verplichtingen heeft- te volbrengen, vooral daar blijkens een heden ter tafel gebracht prae-advies, eene belangrijke aanvulling der concessievoorwaarden wellicht zal worden toegestaan. De Voorzitter heeft ook persoonlijk de ondervinding opgedaan van den heer Baart de la Faille, maar niet den indruk gekregen, alsof het nadeel zich over zoo ruimen kring had doen gevoelen. De eerste vraag van den geachten interpellant moet spr. vooralsnog ontkennend beantwoorden, daar het college van dagelijksch bestuur sedert Zaterdag niet meer vergaderd is geweest. Spr.'s voornemen was het intusschen de zaak morgen aan de orde te stellen in de vergadering van burgemeester en wethouders, en daarin is hij versterkt door een heden ontvangen schrijven van de Vereeniging door volksgezondheid, inhoudende, dat het water uit de leiding de laatste dagen niet voldaan had aan de eischen van reukeloos en smakeloos te zijn. De andere vraag, of burgemeester en wethouders gere geld een controle doen uitoefenen op de qualiteit van het water, kan spr. daarentegen bevestigend beantwoorden deze geschiedt door den apotheker Sonnega, die daarvoor bezoldigd wordtdiens rapporten maken ook melding van de al dan niet smakeloosheid en reukeloosheid van het water. Ongetwijfeld zal het eerstvolgende rapport ook melding maken van] de afwijkingen, die dezer dagen zijn waarge- j nomen, in elk geval zullen burgemeester en wethouders daarnaar een onderzoek instellen en bij de directie der maatschappij aandringen er, voor zooveel van haar afhangt, tegen te waken, dat dergelijke onaangenaamheden zich andermaal voordoen. De heer Haverschmidt heeft dezelfde ervaring opge daan als de heer de la Faille. Het water was de laatste dagen voor huishoudelijk gebruik geheel ongeschikt. Spr. vond er een carbollucht aan, maar op zijne aanvraag bij het bureau der waterleiding kreeg hij ten antwoord, dat het meer benzine was. Nu is benzine zeer geschikt voor het wasschen van handschoenen, maar spreker verlangt het niet in zijn maag. Overigens kan spreker burgemeester en wethouders wel aanbevelen de asphalteering der buizen eens na te gaan; hij heeft daarover wel minder gunstig hooren spreken. Door het opbreken en onderzoeken van een stuk oude leiding kan men wellicht ontdekken, of die asphalteering is, zoo als die behoort te zijn. De heer Baart de la Faille wil, nu de Voorzitter me dedeeling heeft gedaan van een bij hem ontvangen schrij ven van de Vereeniging voor volksgezondheid, ook ver melden dat de Directeur der maatschappij door deze is in kennis gesteld van de onaangename qualiteiten van het water gedurende de laatste dagen en dat een officieel antwoord daarop is ingekomenhet reservoir dan van den watertoren wordt éénmaal per jaar geverfd en dan met sneldrogende verf om langdurige stoornissen in den wa terdruk te vermijdenten gevolge van de ongunstige weersomstandigheden heeft men echter niet genoeg kun nen ventileeren en is derhalve de verf niet vlug genoeg gedroogd, vandaar dat de gebruikers in het water een benzinelucht en smaak opmerkten. Intusschen, al is dit waar, dan had het water uit den watertoren niet mo gen worden toegelaten. De heer Haverschmidt sprak over de slechte asphal teering der buizen, deze kan evenwel in dit geval niet de oor zaak zijn van de opgemerkte gebreken van de qualiteit van het water; wel is dit het geval, als het water troebel is, dit is het gevolg van defecten in de asphalteering, waar door zich ijzerroest in de buizen kan vormen't welk door sterke beroering van het water losraakt. 't Schijnt evenwel, dat dit gebrek in de buizen van alle waterleidingen in meerdere of mindere mate voorkomt. Derhalve zou spr., al kan hij met het denkbeeld van den heer Haverschmidt, om op plaatsen waar zich dit gebrek bijzonder sterk vertoont, eenige gedeelten buis te doen opgraven tot nader onderzoek, wel medegaan, in dit opzicht eenige consideratie tegenover de maatschappij in acht wenschen te nemen. De Voorzitter sluit de vergadering. Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. MIEDEMA en Co., Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1901 | | pagina 3