4
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 14 Januari 1902.
doel en dat het derhalve niet op haar weg ligt de ver
wezenlijking daarvan geldelijk te steunen.
Plaatst I we vergadering zich bij de beoordeeling dezer
aanvrage op een wettelijk standpuntdan moet bij haar
zelfs de vraag rijzen, of de gemeente tot het doen eener
uitgave als de gevraagde, bevoegd mag worden geaelit.
Zeer uiteenloopend is de administratieve jurispruden
tie ad artikel 205 der gemeentewet over de uitgaven
die al dan niet door de gemeente mogen worden gedaan
en ongetwijfeld is hare bevoegdheid in dat opzicht eene
ruime, doch zooals Mr. Oppenheiin in zijn bekend werk,
blz. 232zegt „de zin de geest der wet kan geen
andere zijn, dan dat op de plaatselijke begrooting slechts
zullen verschijnen de uitgaven, die het gemeentebelang
raken. Wel niet uitsluitend het zuiver huishoudelijk ge
meentebelang maar dan toch onderwerpenwaarbij de
gemeente ais zoodanig is gemoeid.
Alleen die uitgaven zjjn volgens denzelfden schrijver
gewettigdwelke strekken voor doeleinden waarbij een
rechtstreeksch of verwijderd, maar altijd meer of minder
tastbaar gemeentebelang is betrokken.
En nu is zeker dit laatste niet het geval met het
hierboven vermelde deel der adresseerende Vereeniging
en heeft althans liet gemeentebestuur zich niet in te laten
met alle middelenwaardoor zij dit doel tracht te
bereikenzoodat de bevoegdheid der gemeente om een
subsidie te verleenen aan redelijken twijfel onderhevig is.
Docli ook al zou die twijfel ongegrond zijn doch de
gemeente alle uitgaven mogen doen die haar niet bij
eenige wet zijn verboden en dus ook gunstig op dit adres
mogen beschikken, dan nog zouden wij het toekennen
van het gevraagde subsidie moeten ontraden.
Daarmede zou toch een praecedent worden gesteld, dat
tot tallooze aanvragen van soortgelijken aard zou leiden en
dientengevolge zouden do bemoeiingen der gemeente eene
uitbreiding krijgenwaarvan het einde niet te overzien
en de finantieele gevolgen niet te berekenen waren.
Op grond van een en ander hebben wij de eer uwe
vergadering te adviseeron
het verzoek van bet bestuur der afdeeling „Leeuwar
den" van de „Nederlandscbe vereeniging tot afschaffing
van alcoholhoudende dranken", om een subsidie uit de
gemeentekas, te wijzen van de hand.
De heer filelchers heeft met verwondering in het prae-
advies van burgemeester en wethouders gelezen, dat „de
„belangen der gemeente .niet zijn betrokken bij bet boven
omschreven duel, en dat het derhalve niet op haar weg
„ligt de verwezenlijking daarvan geldelijk te steunen." Hij
meent evenwel, dat het niet in overeenstemming met
de waarheid is, dat de gemeente geen belang heeft bij
de bestrijding der drinkgewoonte. Immers de Stads armen-
kamcr moet zeer vaak ondersteuning geven aan vrouw
en kinderen, wanneer de man aan den drank isals der
halve de begrootingspost voor armenzorg dientengevolge
hooger is en tegelijk het levenspeil van menigeen daalt,
vindt spr. bedoelde uitdrukking wel wat kras. Spr. zou
tegenover dit praeadvies willen stellen dat, hetwelk straks
in behandeling komt n.l. om subsidie te geven aan de
afd. Leeuwarden van de Friesche maatschappij van land
bouw voor een alhier te houden tentoonstellingdaar zal
de gemeente wel steun moeten verleenen; waar het ma-
teriëel belang van de gemeente dus bij eene zaak betrok
ken is, daar wordt dus wèl, en waar het moreel belang
der ingezetenen in liet spel is, daar wordt niet steun
verleend Spr. acht trouwens het aanleggen van den maat
staf van materieel belang alléén al zeer ongelukkig.
Al gelooft spr. niet, dat door het verleenen van subsidie
aan de vragende vereeniging de tegenwoordige ongeluk-
kigen zullen worden geholpen, men moet ook voor de
toekomst werken, om te trachten anderen voor het kwaad
te bewaren. Er moet geen nieuw geslacht van dronkaards
gekweekt worden.
Op deze gronden zal spr. dan ook tegen het praeadvies
stemmen.
Aan het einde daarvan wordt de vrees uitgesproken,
dat de bemoeiingen van de gemeente zoo uitgebreid zul
len worden. Men weet het, sj>r. is daarvoor niet
bevreesd, de tijdsomstandigheden dringen daartoeals
voorbeeld daarvan w il spr. aanhalen het brengen van een
post op de begrooting voor dit jaar voor schoolvoeding
en -kleedingdaardoor wordt bewezen, dat in deze de
theorie der onthouding, dat is de Staatsonthouding van
bemoeiingen met zaken van maatschappel ijken aard, niet
practisch is.
Door het geven van een subsidie behoeft de gemeente
niet zelf op te tredenmaar is toch in staat een beginsel
te steunen; de Begeering ging in dezen voor, door f 12000
op de begrooting uit te trekken, zij zag derhalve in dat
drankbestrijding heilzaam voor het volk kan werken.
Eovendien nog trekt zij inkomsten uit het bestaan der
drinkgewoonte, zij heft vergunningsrecht. Waar zij dus
w el om inkomsten daaruit te trekken in aanraking komt
mot de drinkgewoonte, daar zou het niet onwaardig zijn,
zoo zij door een flink subsidie de gevolgen dier gewoonte
hielp bestrijden.
De heer Middelkoop is van oordeel, dat de vraag, of het
geven van subsidie aan eene „Vereeniging tot afschaffing
van alcoholhoudende dranken" tot de gemeentebelangen
moet worden gerekend, uiterst lastig is op te lossenhet
verschijnsel der drinkgewoonten doet zich bijna overal in
den lande voor en daarom is men lichtelijk geneigd het
een landsbelang te noemen, en behoort het zeker tot de
competentie van 's lands wetgevend lichaam. De uitspraak
van Prof. Oppenlieim geeft niet veel licht, zij heeft zelfs
eene bijzondere mate van elasticiteit. Langs dien weg
komt men dus niet tot een zuivere oplossing.
Er is een andere reden, die spr. weerhouden zal, zijn
steun te geven aan het adres der Vereeniging, n.l. hare
statuten en de practijk van haar als politieke vereeniging;
natuurlijk steunt zij, om haar doel te bereiken, den meest
strijdbaren man onafhankelijk van welke partij maar
het staat dan toch vastdatop het oogenblik, dat zij
een candidaat aanbeveelt, zij den man steunt van zekere
politieke kleuren wordt dus het geld aan die vereeni
ging als subsidie gegeven, voor den verkiezingsstrijd ge
bruikt en daarvoor mag een neutraal lichaam als de
gemeente geen geld beschikbaar stellenbovendien kan
zij geen controle uitoefenenals eventueel geld werd
gegeven.
De vergelijking van den heer Melchers met een even
tueel voor de landbouwtentoonstelling beschikbaar te stel
len subsidie gaat dus niet op.
De heer Duparc zegtdat toen het adres ter tafel
werd gebracht, bij hem de gedachte opkwam dat de ge
meente de adresseerende vereeniging behoorde te steunen,
omdat het doel hem zeer sympathiek was, iets dat, naar spr.
gelooftwel algemeen het geval zal zijn. Va kennis
neming van het praeadvies van burgemeester en wethouders
is sprf echter van dit denkbeeld teruggekomen. Hij sluit
zich geheel aan bij de redeneering van den heer Middel
koop. Bovendien gaf de heer Melchers zelf bij diens
bestrijding van het praeadvies, een nieuw argument er voor.
Dit argument is, dat nu reeds sedert 1898 jaarlijks op
de Staatsbegrooting een post werd uitgetrokken voor
subsidieering van drankbestrijdingeerst van 1U00Ü,—
en dit jaar reeds 12000,—. Nu de landsregeering zich
deze zorg heeft aangetrokkenmeent spr. dat de ge
meenten zich er buiten dienen te houden. Spr. kan
voorts mededeelen, dat de pogingen van vereenigingen
teo-en het drankgebruik om een subsidie te krijgen met
giieden uitslag zijn bekroond. Laat nu de adresseerende
vereeniging denzelfden weg volgen, ongetwijfeld zal zij
dan ook finantieelen rijkssteun verkrijgen.
Voor het stellen van een praecedent, gelijk burgemees
ter en wethouders vreezen, is spr. evenwel niet beducht.
Men moet iedere zaak steeds naar haar zelve beoordeelen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 14 Januari 1902.
5
De Voorzitter gelooft na het gezegde door de hoeren
Middelkoop en Duparc niet veel meer behoeven te zeggen
ter verdediging van het praeadvies.
De heer Melchers heeft daaruit eene enkele zinsnede
geciteerdmaar verzuimd daaruit aan te halen, dat bur
gemeester en wethouders voorop stellen, hoe zeer ook
naar hunne meening alle pogingen tot drankbestrijding
waardeering verdienen.
Intusschen moeten burgemeester en wethouders elke
aanvrage geheel op zich zelf beschouwen en hebben
zij daarom ten aanzien van de onderwerpelijke nagegaan,
of het doel der adresseerende vereeniging en middelen,
waarmede zij dit doel tracht na te streven, zooals die in de
statuten zijn omschreven, aanspraak kunnen maken op
geldelijken steun van gemeentewege. Of het doel, „de open
bare meening zóó te leiden, dat zij zich verklaart tegen
de drinkgewoonten en dat verkregen wordt wettelijk ver
bod van drankhandel, -productie en -invoer" door de ge
meente zoii kunnen worden gesteund, laat spr. in het
midden, maar in elk geval moest de gemeente zich ont
houden, nu als een van de middelen om liet doel te
bereiken wordt genoemd het uitoefenen van invloed bij
verkiezingen.
De vrees, die de heer Duparc niet deelt, dat tal van
soortgelijke aanvragen om subsidie zullen komen, die men
bij inwilliging van dit adres niet zou kunnen afwijzen, is
zeker gerechtvaardigd, men vergete niet, dat behalve de
Ned. vereeniging tot afschaffing van sterken drank, hier nog
tal van vereenigingen zjjn die, hoewel onderling van doel
verschillende, toch alle hetzelfde verwijderd oogmerk, de
drankbestrijding hebben. In de Provinciale almanak vindt
spr. vermeld: de Drankbestrijdersvereeniging, do Ned. ver
eeniging tot afschaffing van alcoholische dranken, de Alge-
meene Ned. Onthoudersbond, de Nat. Christ, geheel-ont
houders vereeniging, het Kruisverbond tegen sterken drank,
de Volksbond, de vereeniging tot bevordering van liet
herstel van drankzuchtigen.
Er bestaat nu naar het oordeel van burgemeester en
wethouders geen aanleiding, om speciaal een dezer vereeni
gingen te subsidieeren, al wordt ook hot streven tot be
strijding van drankmisbruik door hun college oprecht
gewaardeerd.
De heer Melchers gelooftdat als hoofdargument te
gen het verleenen van subsidie nu wordt aangevoerd de
omstandigheiddat de vereeniging, hoewel politiek neu
traal, Lij de verkiezingen invloed heeft uitgeoefend. Dit
is een geheel andere zaak dan dat de Vereeniging zelve
op een politiek standpunt staat. Haar doel is bij de ver
kiezingen invloed uit te oefenen. Dat bewijst nog niet, dat
zij sociaal-democratisch is, al heeft zij ditmaal een can
didaat van die richting gesteundalleen omdat hij het
doel der vereeniging van harte aanhing.
Zoo kan het gebeurendat de vereeniging een candi
daat van andere richting evenzeer steunt, omdat hij haar
doel wenschelijk vindt. Spr. wenschte wel, dat ook bij
andere partijen even ijverige drankbestrijders werden ge
vonden.
in de sectievergaderingen heeft spr. het geven van
subsidiën aan dergelijke vereenigingen ter sprake ge
bracht maar toen is hem geantwoord „waarom is dat
noodig, de belanghebbenden zelf vragen er niet om."
Nu wordt er om gevraagdmaar toch is daartegen op
positie bij de behandeling van do begrooting voor het
volgend jaar hoopt spr. een voorstel te doen om een
post voor liet bekende doel uit te trekken.
De heer Middelkoop zegt, dat de heer Melchers den
indruk gegeven heeft, alsof hij verkiezingsagitatie zou
afkeuren, dat is echter onjuist. Spr. wees slechts op het
feit, dat de adresseerende vereeniging zich bij verkiezin
gen bij een zekere kleur aanslootdan verdwijnt die
neutraliteitwelk kenmerk zij in gewone tijden pleegt
te dragen.
Spr. erkent dus weldat zij geen „politieke vereeni
ging" ismaar op een zeker oogenblik steunt zij toch
den voor hare ideeën meest strijdbaren man uit een ze
kere staatkundige partij. Bij de vorige verkiezing was
deze de sociaal-democraateen volgende keer kan het de
antirevolutionair of liberaal zijn. Doch tot welke partij
de door de vereeniging in bescherming genomen candi
daat ook behoort, in elk geval kan liet door de gemeente
toegestane geld gebruikt worden tegen andere politieke
partijen en de gemeente mag daartoe niet de hand leenen.
De Voorzitter doet den heer Melchers eveneens opmerken,
dat hij niet heeft gezegd, dat het afwijzend praeadvies
zijn grond vindt in de politieke richting der adresseerende
vereeniging, maar dat de gemeente als lichaam zich met
verkiezingen niet heeft in te laten en dus geene vereeni
ging mag steunen, die mede liet uitoefenen van invloed
bij verkiezingen beoogt.
Het praeadvies van burgemeester en wethouders wordt
daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen, do heer
Melchers verklaart zich tegen.
5. Praeadvies op een adres van A. de Boerhou
dende verzoek om tegemoetkoming in de kosten ran bemes
ting van een door hem gehuurd stuk weiland aan de Hui-
zumerlaan.
Adressant vraagt eene tegemoetkoming- van ƒ100.
in de kosten van bemesting van het perceel w eiland ten
kadaster bekend gemeente Leeuwarden, in - cfie (1 No.
5710, groot 92 are, 35 centiare, omdat aan lit land in de
laatste jaren niets is gedaan tot verbetering en het thans
in een onvoldoenden toestand verkeert.
Burgemeester en wethouders vestigen aandacht op
het rapport van taxatie van dit land, den 4 October 1900
opgemaakt door de deskundigen M. Gr. de Boer en Jakob
de Jong; daarbij wordt aanbevolen het land uitsluitend
te verhuren, om te worden beweid, ten einde het ineen
goeden staat te brengen. Een voorschrift tot bemesting
werd niet wenschelijk geacht om de daaraan verbonden
bezwaren.
Hoe dit ook zij, de gegadigden waren bekend met den
toestand van liet land, zooals het bij de verhuring was
en de huurders hebben zich aan de bepaling van artikel
9 van het huurcontract onderworpen.
Het ligt voor dc hand, dat thans geene voordeelen aan
den tegenwoordigen huurder kunnen worden toegestaan,
die, waren ze bij de verhuring bekend est, invloed
oji de geboden prijzen hadden uitgeoefend.
Burgemeester en wethouders stellen dan ook voor het
verzoek te wijzen van de hand.
De heer Melchers zegt met belangstelling het praeadvies
en het tauxatierapport te hebben gelezen, dit laatste zegt:
„Na ingesteld onderzoek en opname ter plaatse advisee-
„ren wij genoemde perceelen weiland te verhuren om
„alleen te worden beweid, en wel omdat dan geene conditie
„van bemesting behoeft te worden voorgeschreven. Con
ditiën van bemesting voor zoogenaamde losse landerijen,
„leveren altijd eigenaardigi moeilijkheden en bezwaren op,
„terwijl ze mede van belangrijken invloed op den huurprijs
„zijn."
Spr. wil nu vragen, of de huurder daarmede bekend was.
De heer Jansen zegt, dat wanneer bij publieke verhu
ring van landerijen de voorwaarde is opgenomen „alleen ter
beweiding" dan van bemesting geen sprake isworden er
conditiën van bemesting opgenomen, dan biedt men min
der huur. Is het land alleen bestemd om als weideland
gebruikt te worden, dan is dc mest van het vee voldoende.
De heer Melchers zegt, dat hem dit alles bekend is,
maar dat hij juist wilde weten, of de huurder bekend
was met den toestand van het land, vóórdat hij het huurde.