14 erslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 11 Februari 1902. a. dat de bedoelde kolken worden gelegd in het voet pad op het Oldehoofsterkerkhof b. dat deze zoo laag worden geplaatst, dat de klinkers van het voetpad hooger liggen dan de kolken c. dat de kolken en hare bedekking zoo sterk worden gemaakt en onderhouden, dat zij voldoenden weerstand bieden aan alle daarover te vervoeren vrachten d. dat door hem telken jare vóór of op 12 Mei, voor het eerst, vóór of op 12 Mei 1902 ten kantore van den gemeente-ontvanger worde betaald eene retributie van f 0.25, als erkenning van het eigendomsrecht der ge meente op den in gebruik afgestanen grond. "Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aan genomen. 4. Rapport der Commissie belast geweest met het onder zoek van een voorstel van burgemeester en wethouders tot nadere wijziging der gemeentebegrooting voor 1901. Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aan genomen. 5. Motie van den heer Melchers betreffende regeling van de verplichtingen tusschen de gemeente en hare ambtenaren en werklieden (v.g.l. handelingen van den gemeenteraad 1901 bl. 158.) De motie luidt als volgt de Raad, van oordeel, dat er behoefte bestaat aan eene behoor lijke regeling van de verplichtingen tusschen de gemeente en hare ambtenaren en werklieden, waarbij gelet dient te worden op eene salaris en loonregeling, die rekening houdt met den te Leeuwarden heerschenden levensstand aard, gelijk loon voor gelijken arbeid wordt betaald en eene geregelde promotie plaats heeft noodigt burgemeester eu wethouders uit eene regeling te ontwerpen, waarbij met deze wenschen wordt rekening gehouden en daaromtrent voorstellen te doen aan den Raad. De heer Melchers krijgt het woord ter toelichting van zijne motie. Spr. vraagt, of het niet de voorkeur verdient eerst de formeele zijde van de quaestie te behandelen, of n.l. de inhoud van de motie in overeenstemming is met de wijze, waarop de bevoegdheden tusschen Raad en Dage- lijkscli Bestuur zijn verdeeld; daarna zou hij dan de mate- rieele zijde van het vraagstuk kunnen behandelen. De Voorzitter acht het eerste bet beste. De heer Melchers doet opmerken, dat bij de redactie van de motie gerekend is met de wijze, waarop de be voegdheid van den raad is omschreven in de artt. 135 en 136 der gemeentewet. Omdat de raad de geheele rege ling der loonen aan burgemeester en wethouders heeft overgelaten, heeft spr. de motie als uitnoodiging aange kleed zoodat bij aanneming daarvan de competentie van den raad niet wordt overschreden. De Voorzitter stelt voor de motie in overweging te nemen en volgens art. 60 van het reglement van orde dadelijk in behandeling te nemen. Aldus wordt besloten. De heer Melchers begint met de geschiedenis van de motie in herinnering te brengen; dat hij in de sectie vergaderingen voor het onderzoek der gemeentebegrooting voor het loopende jaar allerlei vraagpunten heeft geop perd omtrent de staatsrechtelijke positie van de werk lieden in dienst der gemeente, dat het antwoord op die vragen onvolledig is gegeven door den rapporteur van zijne sectie en dat hij van burgemeester en wethouders evenmin volledig antwoord ontving. Daarom diende spr. ten slotte bij de behandeling van de begrooting zelve de bekende motie in. liet komt spr. voor, dat eene bespre king van de positie der gemeente-ambtenaren en werk lieden niet overbodig is, al wil hij gaarne waardeeren de pogingen van andere zijden gedaan om verbetering te brengendit alles is echter voor spr. nog niet voldoende. De gemeente heeft in de verschillende reglementen hare opvatting van de verplichtingen van hen, die in dienst zijn, omschreven, maar daarbij niet rekening ge houden met de rechten, waarop van dezelfde zjjde aan spraak kan worden gemaakt. Elke arbeidsverhouding moet worden beheerscht door een arbeidscontract, maar hier worden van ééne zijde de verplichtingen opgelegd, die de andere partij slechts heeft te aanvaarden. Spr. haalt als voorbeeld aan art. 4. van de instructie voor do werklieden bij de gasfabriek: alin. 2 zegt:,Ook kunnen door den directeur aan de werklieden zoowel in als buiten hun gewonen werkkring werkzaamheden ten behoeve der gasfabriek worden opgedragen, welke niet tot hunne gewone taak belmoren." Over deze voor hen bezwarende bepaling, zijn de werklieden niet gehoord. De fitters worden per uur betaald met 18 cents, maar overuren worden minder bezoldigd; dit duidt op eene verkeerde berekening of eene verkeerde waardeering. De 1J alinea van de bijzondere bepalingen voor de stokersbazen enz. luidt„Bij ziekte of ontsteltenis van andere stokersbazen of machinisten, treedt voor de over- blijvenden tijdelijk het tot dusverre bestaande twee-ploeg- stelsel weer in werking zonder extra vergoeding". Spr. vindt dit nu weer een stap achteruit, het drieploegenstel- sel is dan weer afgeschaft gedurende dien tijd en de werk lieden hebben dan 4 uur meer te arbeiden. Naar aanleiding van een verzoek van de gemeente werklieden is indertijd verklaard door burgemeester en wethouders, dat wijziging volgens de Directeuren niet noodig was, maar spr. zou dan willen vragen, of de direc teuren alléén bevoegd zijn daarover te oordeelen en of de werklieden, die met eigen lijf en leden werken, in deze niets te zeggen hebben. Het argument, dat anderen in deze stad het minder hebben en zij daarom geen reden tot klagen hebben, zegt nog niets, want er zijn er zoo- velen, die in mindere conditie verkeerenhet gaat niet aan te zeggengij moet blijde zijn, dat gij nog wat hebt. De gemeente moet op een hooger standpunt staan, niet op dat van den gewonen arbeidsgever, die slechts om goed- koope arbeidskrachten vraagtdien mag men dit niet zoo kwalijk nemen, maar de gemeente mag in de werklieden geen koopwaar zien, voor haar past een hoogere houding, aan haar kan men een zedelijke maatstaf aanleggen, wat men aan particuliere ondernemers niet kan doen. Door het uitvaardigen van de instructies heeft de ge meente gebruik gemaakt van haar maatschappelijk over wicht, daar de werklieden verklaarden zich niet er mede te kunnen vereenigen. In de tabellen beboorende bij de kieswet worden loo nen en huishuren genoemd, die men wel als minima kan beschouwenvoor Leeuwarden wijst die tabel nu aan een jaarlijksche verdienste van f 400 of 8 per week, en een huishuur van f 1.50 per week. Spr. heeft zich nu vrij volledige opgaven verschaft van de loonen en huishuur der gemeentewerkliedenvan de 79, van welke hij opgaven heeft, zijn er 42, die 1.50 of meer verwonen, 37 betalen een mindere huishuur tot 1,10, zelfs tot 85 cents toe; derhalve laat het salaris niet toe in een huis te wonen, dat de wet als minimum- eisch beschouwt. De loonen zelf wijzen dit ook aan; 33 krijgen 8 of meer per week, 41 minder, daaronder zijn er, die f 7,50, f 7, tot f 6,50 en f 6,verdienen, ja zelfs een tot f 3.50. Spr. heeft die loonen eens vergeleken met die, welke in de gemeente Arnhem betaald worden en de uitslag van dat onderzoek is aanmerkelijk in het voordeel van Arnhem. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 11 Februari 1902. 15 Wat promotie of vacantie betreft, spr. wijst er op, dat de werklieden geen recht op vacantie hebben. Slechts één week in het jaar voor vacantie is werkelijk geen weelde en deze wordt in het bekende besluit van burgemeester en wethouders slechts als gunst beschouwd. Spr. zou daarop een recht willen geven, natuurlijk onder voorbe houd, dat de directeuren de vacanties verdeelen tusschen de werklieden onderling. Er is verder zoo weinig zekerheid op promotie; de werklieden weten niet, dat zij na zekeren tijd aanspraak daarop kunnen maken; dit is niet het geval bijv. bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg Mij.daar kan men examen doen en vooruitkomen na slagen. Om hier vooruit te komen moet men zijne meerderen naar de oogen zien en dat is een verkeerde toestand; dezen zomer vroeg de werkman bij de reiniging, Vrijdal, die voor 12 jaar gestraft is met verlaging van zijn loon en later geene verhooging heeft gekregen, aan den op zichter, of zijn loon niet verhoogd kon worden, waarop hem geantwoord werd (spr. staat voor de waarheid hier van in) „dat hij dan maar voor de vereeniging moest bedanken"; later bleek, dat hem geene- verhooging werd gegeven en dat een ander, Doetjes, die wèl voor het lid maatschap der vereeniging bedankte, die verhooging wel kreeg; toen Yrijdal daarop aan den opzichter de reden ervan vroeg, zeide deze„dat heb ik je dezen zomer al gezegd". Yooral aan de gasfabriek laat de Zondagsrust te wen schen over; er zijn daar een aantal kisten om het gas te zuiveren, maar eenige zijn te oud en niet voldoende meer, zoodat die buiten gebruik zijn gesteldnu moeten de werk lieden tengevolge daarvan des Zondags gedurende 4 uren werken tegen een belooning van 50 cents. Op grond hiervan meent spr. het recht e heb ben te zeggen, dat de promotie in den regel onvoldoende is en dat de wijze, waarop verlof gegeven kan worden, onvol doende is. Het blijkt dan uit hetgeen spr. heeft medegedeeld, dat de gemeente niet een modelwerkgeefster is. Intusschen heeft de Raad indertijd deze geheele regeling aan bur gemeester en wethouders overgelaten, weshalve spr. nu slechts aan burgemeester en wethouders vragen kan een goed afgerond stelsel te maken. Als nu een werkman ongehuwd in dienst treedt, is zijn salaris voldoende, maar na opvolgend huwelijk, en geboorte van kinderen niet meer. Spr. haalde reeds in de vergadering van 26 No vember 1901 een voorbeeld aan van een man wiens loon na 34 jaren van f 8 tot slechts f 9,25 was geklommen; dergelijke zaken moesten worden voorkomen. Spr. oordeelt ten slotte het bestaan eener werklieden- vereeniging van groot gemak voor burgemeester en wet houders; overleg met hare afgevaardigden ligt dan voor de hand, dan kan de stem van de werklieden bij het maken eener instructie gemakkelijk worden vernomen en burgemeester en wethouders in staat zijn aan billijke eischen te voldoen. De heer Hijlkema oordeelt de motie, oppervlakkig be schouwd, vrij mak, maar in het licht der toelichting ver andert zij van gedaante. De heer Melchers blijkt alles te critiseeren en af te breken en daarbij komt het gevaar lijke van de motie te voorschijn. De aanval van den voor steller geldt voornamelijk de loonregeling, die geheel aan burgemeester en wethouders- is overgelaten. Spr. zou voor de bespreking hiervan de drie takken van dienst willen scheiden: a. de gemeentewerkenom een behoorlijk loon voor de werklieden vast te stellen gaat men te rade met de loo nen, die gewoonlijk hier ter stede voor gelijken arbeid worden betaald. Het is meermalen gezegd, dat het zoo moeilijk is de waarde van den arbeid te schatten, voor burgemeester en wethouders is deze taak dan wel dubbel lastig. Gaat de gemeente namelijk hooger. loonen geven, dan gewoon is, dan handelt zij onbillijk tegenover den werkgever en belastingschuldige. Het zou wel aangenaam en vleiend voor burgemeester en wethouders zijn dit te doen, maar dan zou men anderen zonder reden drukken; b. en c. de gasfabriek en de gemeentereinigingwat de werklieden van deze diensttakken betreft, men kan geen vergelijking maken van hunne loonen met andere, die te dezer stede betaald worden, derhalve moet men eene vergelij king maken met de loonen, die hunne collega's in andere steden krijgen en doet men dit, dan blijkt dat Leeuwar den geen slecht figuur maakt. Spr. geeft eene opsomming van diverse loonen betaald in Leeuwarden, en het ge middelde loon voor hetzelfde werk in 15 andere steden, hieruit kan men zien, dat Leeuwarden niet beneden dat gemiddelde staat. Nu neemt de heer Melchers wel de Arnhemsche toestanden als maatstaf aan, maar het is beter een gemiddelde te nemen. De heer Melchers breekt verder de instructies af, die door de directeuren opgemaakt zijn, en waarbij niet met de wenschen van de arbeiders zou zijn gerekend maar spr. meende juist, dat zij grootendeels opgemaakt waren in den geest door de arbeiders gewenscht. Intusschen hoe dit ook zij, het belang van den dienst staat bovenaan. Dezelfde geachte spreker maakte in de vergadering van 26 November 1901 eene vergelijking tusschen de ver houding van den staat tot een boogleeraar en die van de gemeente tot hare werklieden. Het hoogleeraarsambt zou niet aan den minst biedende worden gegeven, maar een vast salaris zou gegeven worden, omdat het vast staat, dat een goede jaarwedde benoodigd isdat is waar, zegt spr. maar de vergelijking gaat niet op. De keuze in dit geval is beperkt. In het algemeen is het gewoonte, dat corporaties regeling van loon enz. voor betrekkingen vast stellen, waarnaar dan iedereen kan dingen. Vergelijking met onderwijzers gaat evenmin op. De onderwijzer gaat, wat zijn werkkracht betreft èn door rou tine èn door voortgezette studie vooruit; het arbeids vermogen der werkman neemt bij het klimmen der jaren allengs af. Eene omgekeerde verhouding aldus, die eeno vergelijking doet mank gaan. De heer Melchers bracht in dezelfde vergadering ter sprake het geval Yrijdal en vroeg dienaangaande, of het de bedoeling is zoodange straffen op te leggen, die eeuwige pijn doen. Spr. gelooft, dat de toen gegeven voorstelling overdreven is. In 1877 kwam Yrijdal in dienst, in 1889 bleek hij ongeschikt voor den tonnendienst te zijn en werd hij verplaatst bij een anderen dienst, het geen teruggang van zyn loon op 6 tengevolge had. In 1891 werd dit verhoogd tot f 6,50; nu moet men bo vendien niet vergeten, dat in de laatste jaren 7 van de 16 openbare privaten zijn opgeheven en de werkzaam heden van Vrijdal dientengevolge zeer zjjn verminderd, men kan zijn werk dus ruim beloond achten. Als men nu het loon van Yrijdal ging verhoogen, dan zou de bil lijkheid eischen, dat men ook de loonen van de andere werklieden ging verhoogen. Dat Doetjes tengevolge van zijn bedanken voor het lidmaatschap van „Ons Belang" voor verhooging van loon werd voorgedragen, spr. gelooft, dat dit slechts praatjes zijn. De directeur der reiniging laat aan de arbeiders volko men vrijheid buiten hun werk, of zij dus al of niet lid zijn van genoemde vereeniging, doet er voor hem niets toe. Wat het overkomen van ongevallen aan werklieden betreft en de verzekering daartegen, spr. wijst in deze slechts op art. 8 van het besluit van burgemeester en wethouders (Gemeenteblad no. 23 van 1900) en op de pensioensverordeningen van 1893 en 1899 resp. art. 6 en 4daaruit blijkt o.a., dat aan werklieden, ongeacht hun diensttijd, het maximum-pensioen kan worden ver leend, zoo zij in en door de uitoefening van hun dienst buiten eigen schuld of toedoen ongeschikt worden voor de verdere waarneming hunner betrekking. Spr. meent hiermede in hoofdzaak de verschillende opmerkingen van den heer Melchers beantwoord te heb ben, hem verder op zijn breede vlucht naar het rijk der idealen volgen, zal spr. niet.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1902 | | pagina 2