46
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 8 April 1902.
Ter uitvoering van dat besluit werd o. m. den 9 April
1832 eene verordening vastgesteld op het beheer der
nieuwe begraafplaats en het ter aarde bestellen van lijken.
Hierbij werd bepaald, dat het overbrengen van lijken
naar eene begraafplaats voortaan niet anders mocht ge
schieden dan met een koets, een wagen of een schip
uitgezonderd die door één persoon worden gedragen als
mede militairen, die met krijgseer worden begraven.
In verband met de nieuwe bepaling werd gelegenheid
gegeven, de overbrenging van stadswege te doen plaats
hebben. Daartoe werden door de gemeente aangekocht
een lijkkoets, twee lijkwagens, lijklakens enz.
Indien de belanghebbenden zelve voor bet vervoer van
een lijk wilden of moesten zorgen, werd bet, volgens bet
voorschrift van gemelde verordening, bij den ingang der
begraafplaats door de stadslijkbezorgers overgenomen om
naar het graf te worden gedragen.
Particuliere vervoermiddelen werden alzoo niet op de
begraafplaats toegelaten.
Dit bleef zoo tot de in werking treding der wet van
10 April 1869 Staatsblad no. 65), waarbij is bepaald
„Het staat ieder vrij, voor het vervoer van lijken naar
„de begraafplaats zoodanige personen en middelen te ge
bruiken als hij wil, mits zich gedragende naar de plaat
selijke verordeningen in art. 8 der wet bedoeld." (Art.
8. Plaatselijke verordeningen regelen hetgeen in het be
lang der openbare orde en gezondheid bij bet brengen
van lijken naar de begraafplaats is in acht te nemen.)
„Dezelfde vrijheid bestaat voor het vervoer naar het
„graf binnen de algemeene begraafplaats".
Dit gaf aanleiding tot het ontstaan van begrafenisver-
eenigingen en tot het beschikbaar stellen van particuliere
lijkwagens.
Het gebruik van de gemeentelijke vervoermiddelen ver
minderde hierdoor langzamerhand al meer en meer.
In de beide laatste jaren was het gebruik als volgt
1900. 1901.
Koets 13 15 maal.
Ie Wagen 14 7
2e 22 19
Kinderwagen 4 2
3e Wagen (kosteloos) 20 19
Getal begravingen in 1900 435.
1901 419.
Bovenstaande cijfers doen inzien, dat van ernstige con
currentie van gemeentewege geen sprake kan wezen. Dit
behoeft echter nog niet tot de conclusie te leiden, dat
nu ook die geheele exploitatie kan worden afgeschaft.
Integendeelwij oordeelen het wenschelijk van gemeente
wege gelegenheid te geven van lijkwagens en toebehoo-
ren voor het vervoer van lijken naar de algemeene of bij
zondere begraafplaats gebruik te maken volgens het bij
de verordening (gemeenteblad no. 19 van 1888) bepaalde
tarief. Immers bij afschaffing van de gemeentelijke lijk
wagens zouden de ingezetenen geheel afhankelijk zijn
van de particuliere ondernemers van de middelen van
vervoer van lijken en zich de door die ondernemers on
derling vast te stellen tarieven laten welgevallen, daar
adressanten zich alleen bereid hebben verklaard met het
gemeentebestuur in overleg te treden ten aanzien van de
vaststelling van de transportkosten van lijken van min-
en onvermogenden.
Bovendien zal ook ten aanzien van laatstgenoemden,
althans in de toekomst, meerdere waarborgen voor een
behoorlijk vervoer van lijken bestaan, indien de gemeente
zich daarmede belast.
Op boven uiteengezette gronden hebben wij de eer u
voor te stellen het boven omschreven verzoek te wijzen
van de hand.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Middelkoop is van oordeel, dat de geschiedenis
der lijkwagens een netelige kwestie worden kan.
Men moet zich in de eerste plaats rekenschap geven
van het standpunt, dat de gemeente tegenover deze zaak
heeft in te nemen. Yolgens de wet moet er begraven
worden, dat is een verplichting, die de gemeente opge
legd is. De lijken mogen te Leeuwarden niet anders
dan met een lijkwagen vervoerd worden. Om deze rede
nen ligt het in den aard der zaak, dat de gemeente
er zich mee inlaat. Schoot het particulier initiatief te
kort, dan zou de gemeente moeten zorgen, dat aan de
wettelijke verplichtingen kon voldaan worden. Doch dit
heeft alleen betrekking op de lijkwagens en is niet toe
passelijk op de volgwagens, dit is geheel en al particulier
terrein en daarmee behoeft de gemeente zich niet in te
laten. Wil iemand een lijk volgen, dan is hij daarin vol
komen vrij, hetzij te voet of met een rijtuig.
Het thans ingediende adres van alle stalhouders, in
zoover, dat als zij zich verbinden, zij vrij wel een mono
polie bezitten en daardoor in staat zijn het tarief op te
voeren, zoo hoog zij dat verkiezen. En dat is reeds
hoog in den laatsten tijd en zoodoende zullen particulie
ren genoodzaakt zijn te betalen, wat de verbonden stal
houders vragen, daar de gewoonte van volgkoetsen in
Leeuwarden ingeroest is en het volgen per rijtuig een
bestanddeel der begrafenis uitmaakt.
In het advies van burgemeester en wethouders wordt
het bezwaar geopperd, dat hij afschaffing der gemeente
lijkwagens concurrentie zou vervallen. Hieruit blijkt, dat
burgemeester en wethouders die concurrentie noodig oor
deelen.
Adressanten spreken alleen van on- en minvermogen
den, van anderen niet.
Spreker stelt daarom voor, daar deze zaak niet van
belang is ontbloot, met adressanten te schikken en te
trachten het daarheen te leiden, dat burgemeester en
wethouders de macht konden houden door controle op
het tarief van gebruik der lijkwagens, wat ten opzichte
der volgwagens ook wenschelijk is. Anders loopen de
ingezetenen gevaar, door nood gedrongen meer te beta
len en daarom is het noodig, dat er maatregelen worden ge
troffen, dat dit tarief niet onnoodig hoog wordt opgevoerd.
De lijkwagens op zich zelf geven aan de gemeente geen
voordeel, en zouden aan de stalhouders in bruikleen kun-
ken worden gegeven, op voorwaarde, dat burgemeester
en wethouders het tarief goedkeurden. Het is een zaak
van algemeen belang. Iedereen kan in de noodzakelijk
heid komen ervan gebruik te moeten maken en daarom
wenscht spreker aan burgemeester en wethouders in over
weging te geven met adressanten in overleg te treden
om zoo mogelijk tot een vergelijk te komen.
De heer Konter denkt er ongeveer over als de heer
Middelkoop. Wanneer dit gevoelen door de andere leden
wordt gedeeld, acht hij het wenschelijk, dat het voorstel
van burgemeester en wethouders wordt aangehouden om
hen in de gelegenheid te stellen nader met adressanten
te confereeren.
De Voorzitter acht het denkbeeld van den heer Mid
delkoop wel overweging waard. Toch is hij niet bang,
dat hetgeen die spreker vreest, zoo'n vaart zal loopen.
Voorts doet liij opmerken, dat het tarief dat den inge
zetenen van gemeentewege wordt in rekening gebracht,
is een heffingsverordening, koninklijk goedgekeurd, die
dus alleen met inachtneming der wettelijke voorschriften
zou kunnen gewijzigd worden, maar dit is een formeel
bezwaar, waaraan kan worden tegemoet gekomen. Spr.
betwijfelt echter, of het noodig is dien weg in te slaan.
Wat betreft de behoefte aan lijkwagens, daaraan kan
de gemeente voldoen zonder medewerking van adressanten.
De paarden worden steeds betrokken buiten hen om,
thans van de weduwe Klopma, die daarvoor een contract
heeft met den stalhouder Schaap. Indien deze bij eindi
ging van het contract zou weigeren dit te hernieuwen
of al te bezwarende condities ging stellen, zou in de be
hoefte aan paarden voor de gemeentelijke lijkwagens wel
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 8 April 1902.
47
op andere wijze kunnen worden voorzien; desnoods zou
de gemeente die zelve aanschaffen en exploiteeren.
Met volgkoetsen, dit geeft spr. toe, is het lastiger; koet
siers zouden het tarief daarvoor bovenmatig hoog kunnen
opvoeren, maar dan verwacht spreker van het initiatief der
ingezetenendat de handen zullen worden ineen gesla
gen om door gemeenschappelijk optreden de combinatie
van zes huurkoetsiers tot reden te brengen.
De heer Middelkoop heeft daarover ook gedacht en
enkelen, die over de zaak konden oordeelen, geraadpleegd.
Het bezwaar is, dat de weduwe Klopma haar paarden ook
betrekt van de in het adres genoemde stalhouders en nu
heeft spreker hooren verluiden, dat die huurkoetsiers van
plan waren hun paarden niet meer aan de weduwe Klop
ma af te staan, indien hun verzoek mocht worden ge
weigerd.
Nu kan de gemeente zich zeer goed twee paarden aan
schaffen en het bezwaar is dus niet groot, maar dan is
men alleen gered, wat betreft de bespanning der lijkkoets
en niet wat betreft de volgkoetsen. Voor de volgkoetsen
vielen de ingezetenen dan toch in handen van genoemde
koetsiers. Het tarief was reeds genoeg opgevoerd. In den
laatsten tijd is het met 40 a 50 procent verhoogd. De
goedkoope lijkwagens zouden opwegen tegen de duurte
der volgwagens en zelfs daardoor overtroffen worden.
Daarom moet de gemeente zich daarin niet begeven; de
exploitatie zou geen rente afwerpen en daarom is spreker
voor overleg.
Spreker dient daarom een motie in van den volgenden
inhoud
De Baad
noodigt burgemeester en wethouders uit hun praead-
vies terug te nemen en, na overweging van het ter zake
gesprokene, al dan niet gewijzigd opnieuw aanhangig te
maken.
De motie, ondersteund wordende, maakt een punt van
beraadslaging uit.
De heer Troelstra merkt op, dat meermalen adressen
bij den raad zijn ingekomendie de strekking hadden,
dat de gemeente zich niet meer zou bemoeien met be
grafenissen. Adressanten bepalen zich echter tot een on
derdeel het niet meer beschikbaar stellen van lijkkoet
sen, maar werd dit onderdeel toegestaan, dan zou het
geheel ook weldra moeten vervallen en dit achten bur
gemeester en wethouders niet wenschelijk. De heer Mid
delkoop geeft nu in overweging aan het verzoek tegemoet
te komen, doch door uitbreiding van de bemoeiingen der
gemeente, die dan ook ten aanzien van de volgkoetsen
bepalingen zou moeten maken. Hij doet dit, omdat hij
vreest, dat adressanten anders zullen weigeren volgkoetsen
te leveren of wel daarvoor hooge prijzen zullen bereke
nen. Spr. is niet bang voor dat gevaar; hij kan zich niet
voorstellen, dat de huurkoetsiers tot zoo iets zouden over
gaan, dat zij de ingezetenen zouden beletten hun dooden
op fatsoenlijke wijze te begraven. Daarvoor komen zij op
ander gebied te veel met elkaar in contact.
In Leeuwarden zijn volgkoetsen ook gebruikelijk bij
trouwplechtigheden; daarvoor zou de gemeente dan ook
wel tarieven kunnen vaststellen.
Spreker wil alleen handhaven wat bestaat. Bovendien
bestaat de moeilijkheid met wie men in overleg treden
moet? Adressanten vormen geen lichaam, maar staan elk op
zich zelf. En gesteld dat het schrikbeeld werkelijkheid
werd, zou dan door de concurrentie er niet een ander op
staan, die billijker was in zijn eischen? Bovendien men
ziet hier begrafenissen, van allerlei soort, chique be
grafenissen met opgetoomde paarden en eenvoudige, hoe
wil men dat alles onder een tarief te zaïnen brengen?
Spreker komt het voorstel van burgemeester en wethou
ders zeer aannemelijk voor: handhaven hetgeen bestaat
en verder niet.
De heer Melchers meent, dat eene der mededeelin-
gen van den heer Middelkoop het voorstel niet sterker
maakt. Wat toch wil de heer Middelkoop Hij voor
ziet een belangenstrijd tusschen de verhuurders van
begrafenisbenoodigdheden en de gebruikers daarvan
vreest de vorming van een monopolie door de eersten en
wil den strijd temperen door de tarieven onder de controle
der gemeente te brengen. Wat hij zich voorstelt, zal
de zaak juist nog erger maken. Wanneer de gemeente
zich alleen bemoeit met de tarieven, dan geeft zij haar
invloed prijs. De rijtuigverhuurders zien thans in de
gemeente een concurrent en deze is door het bezit van
een lijkwagen krachtiger. Daarom moet zij dat middel
niet uit handen geven; daarom kan spreker zich niet met
den heer Middelkoop vereenigen en gaat mee met bur
gemeester en wethouders.
Indien trouwens de stalhouders er toe over gingen door
het weigeren van paarden hun macht te misbruiken, zou
naar sprekers meening de tijd gekomen zijn, dat de ge
meente zelf dit bedrijf ter hand nam.
De heer Konter merkt op, dat de heer Troelstra het
doet voorkomen, alsof onder controle van het gemeentebe
stuur staande tarieven iets ongewoons zijn in deze kwestie.
Integendeel in de meeste groote steden komen zij voor.
Spreker 'heeft de motie ondersteund niet uit vrees voor
moeielijkheden, maar omdat hij eene regeling in het
belang van beide partijen mogelijk acht. Wanneer uit het
adres de woorden on- en minvermogenden werden wegge
nomen, zou zijn grootste bezwaar reeds zijn vervallen.
Nader overleg van B. en W. met adressanten zou nog
tot die uitkomst kunnen leiden.
De heer Middelkoop heeft zijn motie gewijzigd en kan
zich zeer goed er mee vereenigen, da? aan burgemeester
en wethouders in deze de vrije hand wordt gelaten. Hij
wil ook geen imperatief mandaat geven, alleen maar een
manier aan de hand doen om de kwestie op bevredigende
wijze op te lossen.
Hij vereenigt zich met de opmerking van den heer
Konter, wat betreft de on- en minvermogenden.
De heer Melchers heeft gezegd, dat spreker pessimis
tisch was gezind. Dat kan wel zijn, hij is ook begonnen
te zeggen, dat het een netelige kwestie kon worden.
Wanneer de lijkwagens door de gemeente worden
geëxploiteerd dan doet deze den stalhouders concurrentie
aan, en dat kan eene aanleiding zijn om het tarief niet
te hoog op te voeren.
De heer Troelstra verklaarde voor vrijheid te zijn en
vergeleek het gebruiken van volgkoetsen bij begrafenissen
en trouwplechtigheden met elkaar. Deze staan echter
niet gelijk en vergelijking gaat niet op.
Wanneer een man gestorven is, dan bestaat de nood
zakelijkheid voor de familie om te begraven, de wet ver
plicht daartoe, wat bij trouwen het geval niet is.
Er is ook gezegd, dat, wanneer het tarief door stalhou
ders zeer hoog werd opgevoerd, de concurrentie niet zou
uitblijven en anderen zich zouden vestigen, die het voor
een billijke prijs zouden doen. Dat zal niet makkelijk
gaan, daar voor zoo iemand de risico zeer groot is. De
klanten blijven in vaste handen en hoogstens zou hij een
gedeelte krijgen, waarmee hij tegenover de anderen de
strijd om het bestaan, niet zou kunnen volhouden.
Verder zal men bij hooge tarieven er niet toekomen
te voet te gaan uit een gevoel van piëteit tegenover den
doode zal men zooveel mogelijk zorgen voor een nette
begrafenis en dan komt men niet gaarne sjofeltjes voor
den dag.
Spreker ziet daarom in de gewijzigde motie het middel
tot een bevredigende oplossing te komen.
De heer Troelstra meent nog op een zaak de aandacht
te moeten vestigen, die hier van belang is. Adressanten
hebben de gemeente-lijkwagens niet noodig. Vier hunner