68
Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Mei 1902.
steeds bleef op het gebied van „proefnemingen." En
ofschoon door spreker werd opgemerkt, dat dit dan toch
alleen den arbeidsduur betrof, waaromtrent de gevoelens, wat
de uitvoerbaarheid aanging, nog verschilden, werd toch
geen voldoend vertrouwen gesteld in het verdere beleid
van burgemeester en wethouders te dezer zake, maar den
breeden weg opgegaan door het benoemen van een raads
commissie.
En ofschoon de heer Jansen, naar aanleiding van een
„opmerking van den heer Middelkoop: „dat hij gaarne zou
„zien, dat de commissie eene opdracht kreeg om eene
„verordening tot regeling van den maximum-arbeidsdag
„en het minimum-loon bij de gemeentelijke werken te
„ontwerpen", antwoordde: „dat het niet zijne bedoeling is
„geweest, de commissie het ontwerpen van eene veror
dening op te dragen, maar bij hem meer op den voor
grond stond, dat de resultaten zouden worden nagegaan
„van proefnemingen op dit gebied", heeft men van de
commissie, waarvan de heer Jansen voorzitter was, een
zeer uitvoerig verslag ontvangen, waartoe zelfs de hulp
van het bureau voor sociale adviezen is ingeroepen. De
commissie heeft hare taak verbazend breed opgevathaar
werk is meer een brochure dan een verslag over een
eenvoudige, concrete zaak, die het hier toch slechts gold.
Het is er geheel op aangelegd om in het algemeen de
wenschelijkheid van bepalingen omtrent minimum-loon en
maximum-arbeidstijd in het licht te stellen en aan te
bevelen, maar dit was voor dezen raad geheel overbodig,
want niemand heeft daartegen meer principieele bezwaren.
De Raad, zoo min als burgemeester en wethouders, is
eenvoudig maar niet dadelijk en blindelings ingegaan op
de wenschen en eischen der werklieden maar als ern
stige lieden, die hunne verantwoordelijkheid gevoelen en
die niet de speciale belangen van een enkele klasse, maar
die der geheele gemeente in het oog hebben te houden
hebben zij trapsgewijze en nadat hun gebleken was, dat
de gewenschte maatregelen uitvoerbaar waren, deze toe
gepast.
De commissie heeft hare taak zeer breed opgevat. Zij
heeft het niet gelaten bij het bijeenbrengen van gegevens
en het instellen van een nader onderzoek omtrent de
uitvoerbaarheid van het door adressanten gevraagde, zoo
als haar mandaat luidt, maar zij heeft dit zoover uitge
breid dat zij den Raad eene concept-verordening heeft
aangeboden, die het geheele onderwerp van minimum-loon
en maximum-arbeidstijd omvat.
De commissie is zich bewust, dat zij haar mandaat heeft
overschreden. Zij verontschuldigt zich met de volgende
woorden I loewel de voorsteller van de motie, inzake
„de wenschelijkheid om een onderzoek in te stellen naar
„de werking van minimum-loon en maximum-werktijd-
bepalingen, daaraan niet had verbonden het ontwerpen van
„een concept-verordening, meent uwe commissie toch, ook
„lettende op den wensch van een der leden en den wenk
„van den voorzitter, dat eene ontwerp-verordening, pas
sende bij het behandelde onderwerp daaraan toegevoegd
„behoorde te worden, te meer, waar uwe commissie ook
„zelve van oordeel isdat thans door den Raad eene
„dusdanige verordening behoort te worden vastgesteld.
„Thans, omdat de gegrondheid van de eigenlijke be
weegredenen die leiden tot het maken \.in dergelijke
„bepalingen, meer algemeen erkend wordt
door den Raadomdat de maatregel invloed kan heb-
„ben op de geheele plaatselijke regeling van den arbeids
duur en op den algemeenen, plaatselijken loonstandi ard
„waarvan de verantwoordelijkheid behoort bij den Raad."
Wat de commissie onder „de eigenlijke beweegredenen"
verstaat, is na lezing van het rapport duidelijk genoeg.
Het duidelijkst wordt dit misschien door haar uitge
sproken op bladz. 87, waar zij o.a. zegt:
„Thans kan de vraag gesteld worden: „Welke gevolg
trekkingen liggen nu, na voorgaande uitvoerige be
schouwingen en feiten, het meest voor de hand? De
„commissie is van oordeelin aanmerking nemende de
„aanleidende oorzaak veranderde productiewijze, op
„de spits gedreven individueele vrijheidsprediking
„met daaruit verscherpte concurrentiestrijd, vooral tusschen
„de geheel afhankelijke arbeiders, verder daarmee in
„verband brengende de als gevolg van die richting op
komende reactie als het ware door de natuur zelve
„gebodenomdat de mensch op den duur den drang
„naar werkelijk mensch zijn niet kan onderdrukken, dat
„nu niet meer past de handhaving van het zoogenaamde
„vrije arbeids-contract", d.i. een arbeidscontract zonder
„hulp van staat, gemeente of ander publiekrechtelijk
„lichaam gesloten, omdat daarvan een noodzakelijk element
„moet zijn, liet vrije individu, en een individu, dat een
„vrij arbeidscontract sluiten kanin het heerschende
„stelsel niet denkbaar is."
Met die toelichting weten we genoeg, waar de com
missie heen wil. De gemeente moet zich als zoodanig mengen
in den socialen strijd zij moet er rechtstreeks toe mede
werken, dat het loon der werklieden steeds door wordt
verhoogd en de arbeidsduur wordt verkort. De gemeente
moet optreden als regularisator van het loon der werk
lieden.
Om ons dit duidelijk te maken, om ons dit te doen
erkennenstrekt het zoo uitvoerig rapport.
Spr. voor zich blijft echter gelooven, dat dat niet de
taak is van de gemeente dat het zelfs gevaarlijk zou zijn,
indien zij dien weg opging.
De regeling, de bepaling van het loon is toch afhan
kelijk van velerlei omstandigheden, waaraan de gemeente
niets veranderen kanzij heeft de arbeidsmarkt niet in
de macht.
X u de commissie zich over het doel, dat zij met hare
voorstellen beoogt zoo duidelijk heeft uitgesproken, is
spr. van oordeel, dat hare voorstellen niet moeten worden
aanvaard, daar men ze niet los kan maken van de „eigen
lijke beweegredenen", die er aan ten grondslag liggen.
De Raad spreekt anders het beginsel uit, dat hij heeft
in te grijpen in den algemeenen loonstandaard en dat hij
daarvoor verantwoordelijkheid op zich neemt.
\V aarom verdient het aanbeveling in de daarvoor vat
bare bestekken van gemeentewerken bepalingen omtrent
minimum-loon en maximum-werktijd, en althans het eerste,
op te nemen?
De gemeentewet schrijft voor openbare aanbesteding van
gemeentewerken, voorzoover die niet in eigen beheer
worden uitgevoerd. Als regel wordt het werk aan den
laagsten inschrijver gegund. Maar vooral in tijden van
slapte kan een lagere inschrijving gegrond zijn op een
aan de werklieden uit te keeren lager loon dan het nor
male.
En nu citeert spr. verder den heer Falkenburg, ook geen
onbekende op sociaal gebied. In een ingezonden stuk in
het handelsblad van 18 Mei 1900,waarin hij dit onder
werp bespreekt, vraagt hij o.a. „welke bedoeling heeft
„men oorspronkelijk gehad met het stellen van minimum-
„loonen? En hij antwoordt: „In korte woorden komt dit
„hierop neder: De gemeente moet verhinderen, dat bij
„eene openbare aanbesteding van gemeentewege eene
„lage inschrijving dan alleen mogelijk wordt gemaakt
„ten koste van de belooning van den arbeider. De voor
„de arbeiders nadeelige gevolgen der vrije concurrentie on-
„der de patroons moeten door de gemeente worden afge-
„wend. De gemeente mag niet profiteeren van een door
„toevallige omstandigheden lagen prijs van den arbeid.
„Het is haar direct en indirect belang, dat de voor haar
„werkende arbeiders een voldoend loon ontvangen.
„Het loon-minimum wordt bepaald om den goeden
„werkgever, die een voldoende belooning geeft aan zijne
„werklieden, niet te doen achterstaan bij anderen, die
„deze niet betalen."
Dat behoort de eigenlijke beweegredenen te zijn voor
het stellen van een minimum-loon, pur et simple, zonder
zich te verdiepen in sociale kwesties en verhoudingen.
Hoe hoog moet dat loon nu worden bepaald Die
vraag vindt in het geciteerde eigenlijk reeds haar ant
woord.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Mei 1902.
69
Spr. wil te dien aanzien echter nog een autoriteit aan
halen, die zeker allerminst door de leden van de com
missie zal worden gewraakt. Hij bedoelt het centraal
Bestuur van het Algemeen Ncderlandsch Werklieden
verbond. Dit bestuur schreef in zijne circulaire van 4
Mei 1892 o.a.: „Wij merken allereerst op, dat niet
„wordt bedoeld het invoeren van een uniformen loon
standaard van één loonstandaard, geldende voor alle
„beroepen en bedrijven in verschillende gewesten en
„gemeenten. Evenmin denken wij aan oen verhooging
„van den loonstandaard. Hoe noodig die moge zijn
„achten wij haar door den gewenschten maatregel niet
„rechtstreeks en niet algemeen bereikbaar. Particulieren
„mogen bij het doen uitvoeren van werken zich het
„genot veroorloven een loonbedrag te bepalen dat den
„voor verschillende bedrijven geldenden standaard te
„boven gaat en wanneer zij dit doen zal het dankbaar
„worden erkend maar openbare besturen kunnen dit
„meestal niet doen."
En verder
„Hetgeen gevraagd wordt heeft geen verdere strekking,
„dan dat in de begrootingen, op te maken voor het toe
kennen van concessiën of voor het doen uitvoeren of
„aanbesteden van werk, een zoodanig loon, per uur, per
„dag of per week wordt berekendals plaatselijk gebrui-
kelijk is, als gemiddeld in elk bedrijf wordt uitbetaald
„of kan worden bedongen en waarvan het bedrag voldoen-
rde bekend is; als ook en dat vooral dat de uit-
betaling van het aldus berekende loon den werklieden
worde verzekerd.''''
Spreker gelooft, dat in het door hem geciteerde de kwes
tie tot haar ware proportie wordt teruggebracht.
In verband daarmee meent hij dat de commissie een
fout begaat door in art. 1 het bedrag der loonen te be
palen. Waarop de cijfers, die zij voorstelt, steunen, wordt
niet gezegd, maar waar de normale loonen zich naar om
standigheden kunnen wijzigeo, is het zeker in elk geval
niet aan te bevelen die in eene verordening vast te
leggen.
Ook moet hij opmerken, dat de commissie niet genoeg
specificeert. In de gemeentebestekken van den laatsten
tijd is het loon anders voor een Belgischen straatinaker,
voor een kei-straatmaker en een klinkert-straatmaker
voor een gewonen goeden verver weer anders dan voor een,
die belast wordt met het kleuren van hout- en marmer
soorten; voor een stukadoor, bekwaam voor bijwerken
van ornementwerk, weer anders dan voor een, bekwaam
voor fijn wit werk. De commissie maakt geen onderschei
dingen een straatmaker is een straatmaker, een verver
een verver en een stukadoor een stukadoor.
Ten slotte wil hij er nog op wijzen, dat krachtens de
gemeentewet de uitvoering van werken, waartoe de Raad
besluit, is opgedragen aan burgemeester en wethouders
en dat de raad alleen zich kan voorbehouden voor be
paalde werken de bestekken enz. goed te keuren.
Naar zijn bescheiden meening kan de inmenging van
den Raad, waar hij, of alleen eene machtiging aan burge
meester en wethouders verstrekt om in de daarvoor vat
bare bestekken voorwaarden op te nemen omtrent mini
mum-loon en maximum-werktijd, of daarvoor zekere
regelen stelt, alléén daarop zijn gegrond, dat zij de aan
nemingssommen verhoogen, en dus van invloed zijn op
de gemeente-financiën. Zonder zoodanige machtiging zou
den burgemeester en wethouders zich niet verantwoord
kunnen achten zoodanige bepalingen in de voorwaarden
van aanbesteding op te nemen.
De Raad heeft echter bij herhaling, zij het niet recht
streeks dan toch indirect, hieraan zijne goedkeuring ge
hecht.
Spreker meent tot goed begrip der zaak hiermee te
kunnen volstaan.
Wel stelt de commissie nu nader voor om het samen
stellen eener verordening aan burgemeester en wethou
ders op te dragen, doch in verband met het rapport, dus
naar den geest en de strekking daarvan.
Wat hij dus ter zake in het midden heeft gebracht,
blijft ten volle van kracht.
De heer Van Ketwich Verschuur verklaart met onver
deelde belangstelling kennis te hebben genomen van het
rapport der commissie, afgedrukt in bijlage no. 17 van
's Raads handelingen van 1901vooral van de daarin
afgedrukte adviezen der heeren Mrs. Treub en Bruining.
Spreker stelt voorop, dat hij in alle opzichten meegaat
met hen, die wenschen te verhinderen, dat liet loon van
de arbeiders in dienst der gemeente zich regelt naar
vraag en aanbod en alzoo geheel beheerscht wordt door
het systeem der vrije concurrentie waardoor de arbeider
tot koopwaar wordt verlaagd.
Onder vele schoone plaatsen in het rapport zijn er ook,
die spreker daarin liever niet had gezien, llem heeft
o.a. getroffen de zinsnede op pagina 3 in het midden van
kolom 2 over de eischen van „het grillige prachtvertoon
„der rijken en het daardoor leiden van de productie in
„de verkeerde richting."
Dit ware beter niet geschreven, daar het in zjjn alge
meenheid onwaar is.
Uit bijlage no. 11 van 1900, het verslag van's Raads
handelingen van 8 Mei 1900, pag. 57 en uit pag. 36 van
dit rapport blijkt, wat voor de arbeiders te Leeuwarden
wordt gedaan, en wel dat reeds jaren door burgemeester
en wethouders een minimum-loon en maximum-werktijd
worden bepaald in alle bestekken, die daarvoor geschikt
zijn, terwijl burgemeester en wethouders tevens verklaren,
dat daarmede zal worden voortgegaan. Daarmee is aan
de wenschen van adressanten in hoofdzaak voldaan.
Dit blijkt ook uit het rapport der commissie, waar
men op pagina 1, kolom 2, leest „dat het praeadvies van
burgemeester en wethouders in hoofdzaak adressanten kon
bevredigen", en op pagina 2, kolom 1 „dat niet ont
kend konde worden dat daarin (dat is het praeadvies
van burgemeester en wethouders) aan adressanten weinig
te kort werd gedaan";
en nog iets verder: „dat het voorstel van burgemeester
„en wethouders eigenlijk niets tekort deed aan het ver-
„zoek van adressanten."
Spreker wijst op deze drie uitlatingen van de com
missie zelve, waardoor wordt toegegeven, dat wat gevraagd
wordt te Leeuwarden in 't algemeen reeds geschiedt en
zal blijven geschieden.
En dan vraagt sprekeris nu nog eene belichaming
in eene verordening noodig van iets, dat sedert jaren
reeds regel is, en dat, terwijl men door eene verordening
in zijn vrijheid van regelen, bij de wisseling der loonen
van belang, wordt belemmerd
Welke reden tot wantrouwen bestaat er, waar de wil
van burgemeester en wethouders in dit opzicht zoo sterk
uit de daad blijkt Bij alle verschil van gevoelen over
minimum-loon volgden toch burgemeester en wethouders,
ook volgens de commissie, sedert jaren liet juiste stelsel.
Ook wat den arbeidsduur betreft, is de gemeentelijke
arbeider, ook bij aangenomen werken, in goede positie,
nu de maximum-arbeidstijd 12 uren bedraagt.
In de vergadering van 8 Mei 1900kon de heer
Duparc dan ook mededeelen, dat de Afdeeling Leeuwarden
der Sociaal-Democratische partij, ofschoon zij steeds ijvert
voor den werkdag van acht uren, niettemin het verzoek
van de besturen der Timmerlieden-Vereeniging en der
Schildersgezellen-Vereeniging ondersteunde, die een maxi
mum-arbeidsduur van twaalf' uren per dag vroegen. (Han
delingen 1900, pag. 59.)
Het minimum-loon is eigenlijk de hoofdzaak voor do
arbeiderswat ook blijkt uit het rapport, op pagina 29.
De arbeidsduur is niet zoozeer door adressanten op den
voorgrond gesteld, want, spreker herhaalt het, de maxi-
mum-arbeidsduur van 12 uren per dag wordt reeds in
de bestekken opgenomen.
Omtrent de uitvoering van het stelsel van minimum
loon bestaat groot verschil van gevoelen, zooals ook uit
het rapport blijkt en spreker beroept zich daartoe op