Vergaderiüg van Dinsdag 8 Juli 1902.
1
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 8 Juli 1902.
87
Tegenwoordig 16 leden, de hoeren: Beucker Andreae,
Beekhuis, Oosterhoff, Tigler Wijbrandi, Wilhelmij, Ha-
verschmidt, Schoondermark, Feddema, Hijlkema, "VVolff,
Jansen, Menalda, Middelkoop, van Ketwich Verschuur,
Troelstra, Duparc.
Afwezig de heeren: Baart de la Faille, van Messel,
Konter, Feitz en Lautenbach.
2 vacatures.
Voorzitter: Jhr. Mr. A. Röell, Burgemeester.
I. De notulen der vorige vergadering op Dinsdag 24
Juni j.l. gehouden worden gelezen en vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld
1. dat zijn ingekomen berichten van afwezigheid van
de heeren: van Messel, Baart de la Faille, Feitz en
Lautenbach;
2. dat is ingekomen een schrijven van den heer B.
Hartelust, houdende aanneming van zjjne benoeming tot
voogd der stads-armenkamer;
3. dat door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd het
raadsbesluit van 24 Juni j.l., tot aankoop van het huis
Grachtswal 121
4. dat is ingekomen een gezegeld afschrift van een
adres aan den heer burgemeester gezonden door de Ne-
derlandsche vereeniging tot afschaffing van alcoholische
drankenafdeeling Leeuwarden houdende verzoek tot
krachtiger handhaving der drankwet.
Wordt voor notificatie aangenomen.
5. De Voorzitter doet voorlezing van een schrijven van
den heer van Messel, waarin hij andermaal verzoekt de
behandeling van het verslag der rapporteurs inzake de
financieele verhouding tusschen de gemeente en de gas
fabriek uit te stellen, daar van de bezwaren, door hem
in de le sectie geopperd, in het verslag met geen woord
wordt gerept.
Spreker meent, dat bezwaarlijk aan dit verzoek kan
worden voldaan. In de vorige vergadering heeft spreker
met den heer van Messel daarover van gedachten gewis
seld en op het toen genomen besluit kan nu niet worden
teruggekomen.
Den heer Middelkoop komt het voor, dat, wanneer de heer
van Messel grieven heeft, die de vergadering thans niet
kan beoordeelen en die later gegrond kunnen blijken,
hem de gelegenheid moet gegeven worden die te open
baren. Spreker meent, dat er tegen uitstel in deze wei
nig bezwaar is. In de vorige zitting, die spreker tot
zijn spijt niet heeft kunnen bijwonen, heeft de voorzitter
opgemerkt, dat afdoening gewenscht was met het oog op
het opmaken der begrooting. Dit motief kan niet van
zooveel gewicht zijn omdat welk stelsel men ook aan
vaardt, elk stelsel ruimte laat om op de begrooting zoo-
danigen post te brengen, als men noodig oordeelt.
De nieuwe regeling zal haar invloed doen gevoelen
in de toekomst en waar de zaak reeds zoolang hangt,
meent spreker dat tegen uitstel tot October weinig be
zwaar is, temeer waar de zomervergaderingen altijd slecht
bezocht worden, waarvan deze vergadering reeds het be
wijs levertwaarin tot nu toe slechts 14 leden tegen
woordig zijn.
De heer Hijlkema is het tot zijn spijt niet eens met
den heer Middelkoop. De heer van Messel was bekend
met het plan deze zaak heden af te doen. Wanneer hij
daarin zóóveel belang stelt, waarom heeft hij dan het
voorbeeld van den algemeenen rapporteur, den beer Me
nalda, niet gevolgd, die tijdelijk van zijn uitstapje is
teruggekeerd
Spreker beseft hoe onpleizierig het moet zijn, als men
geporteerd is voor eene zaak, de behandeling er van niet
te kunnen bijwonen, maar zijns inziens geldt het hier
eene te dringende zaak om die daarom te mogen aanhou
den. Tengevolge van eventueele aanneming der voorstel
len dient de boekhouding misschien belangrijk gewijzigd
te worden. Wil men, dat de nieuwe regeling 1 Januari
1903 in werking treedt, dan moet men de zaak thans
afhandelen. Wie zal zeggen, of er, wanneer de zaak
wordt uitgesteld, weer niet een ander lid afwezig is en
uitstel vraagt?
De Voorzitter acht de zaak eigenlijk niet vatbaar voor
discussie, omdat in de vorige vergadering reeds is beslo
ten het verslag vandaag te behandelen. De eenige weg
om tot uitstel te geraken zou zijn eene nieuwe motie tot
uitstel van een der aanwezige leden. Spreker zou het
echter tegenover den algemeenen rapporteurden heer
Menalda, die na de den vorigen keer gevallen beslissing
opzettelijk voor de behandeling van het rapport terugge
keerd isonheusch vinden thans de behandeling weder
te verdagen.
De heer Middelkoop wenscht eene motie in te dienen
tot uitstel tot October. Aangaande de bezwaren van den
heer Hijlkemadat de heer van Messel ook maar had
moeten terugkomen, wanneer hij de zaak zoo belangrijk
vond, meent spreker, dat men dan eerst de hoegrootheid der
opoffering moet kennen om daarover te kunnen oordeelen.
De heer van Messel heeft aan spreker gezegd, dat als hij
voor de behandeling overkwam, hij 14 uren mbest spo
ren. Nu weet spreker niet, of de heer Menalda ook 14
uren gespoord heeft.
In de tweede plaats meent de heer Hijlkemadat de
zaak dringend is met het oog op de noodige wijzigingen
in de boekhouding. Spreker vindt het vreemd, deze ar
gumentatie juist van den heer Hijlkema te vernemen.
In het vorige jaar is de nieuwe regelingontworpen
door burgemeester en wethouders en de gascommissie
die ook 1 Januari d. a. v. in werking treden zoueerst
22 October in behandeling gekomen.
Met het oog op dien datum stelt spreker voor de be
handeling vast te stellen op begin Octoberdat is dan
altijd nog drie weken vroeger dan het vorige jaar. Daar
tegen kan dus geen bezwaar zijn. Veronderstelt eens, dat
October te laat is, men heeft hier te doen met een zaak,
die 35 jaren denzelfden weg volgt en nu is men tot de
overtuiging gekomen, dat de zaak niet in orde is. Dan
zal een jaar uitstel niet schaden. Daarom acht spreker
zijne motie gegrond.
Zij luidt
Ondergeteekende stelt voor punt 7 der agenda uit te
stellen tot October aanstaande.
Deze motieondersteund wordendekomt in behan
deling.
De heer van Ketwich Verschuur is iets later ter ver
gadering gekomen en heeft daardoor niet alles kunnen
volgen. Zijn vraag ishebben de rapporteurs zich over dit
uitstel uitgelaten?
De Voorzitter wijst er op, dat de algemeene rapporteur
juist met het oog op de behandeling op heden in de
stad is gekomenzoodat zijne opinie daaruit voldoende
blijkt.
De heer Menalda achtte het niet noodzakelijk, dat hij
voor zich persoonlijk zich over de kwestie uitlaat. De andere
heeren hebben dit al gedaan voor hem. Het komt hem
onregelmatig voor, dat over een voorstel opnieuw ge
stemd zal worden, op een grond, die vóór de stemming
reeds bekend was. Spreker beschouwt die zaak als af
gedaan en naar hij meent met recht.