90 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1902. standdan vervalt zoowel de concessie als de overeen komst met den bedoelden eigenaar. Nu vormt het ver zoek van Groenendijk aan den raad een onderdeel van zijn geheele plan. Zonder die toezegging vervalt zijn plan; hij moet ook voor dit deel zekerheid hebben. Komt de zaak niet tot stand, welnu, dan is ook de gemeente weer vrij. De raad moet dus, evenals het rijk en den land- en watereigenaar, meehelpen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-Schoondermark, in stemming gebracht, wordt verworpen met 14 tegen 2 stemmen, die der hee- ren Schoondermark en Middelkoop. Daarna wordt het voorstel van burgemeester en wet houders zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 5. Idem om den Harlinger Trekweg van den molen van de firma Swildens en Kuipers af tot de zouterij van de firma gebroeders Tulp met veld keien te bestraten. De beraadslaging wordt geopend. De heer Feddema vraagt, of de retributie, die tot op heden door de firma gebrs. Tulp wordt betaald, er eene is voor liet gebruik van den trekweg als rijweg Als de heer Troelstra zich wel herinnert, dan was de trekweg indertijd bestemd voor jaagpad, maar heeft de gemeente later op zich genomen voor de belanghebben den o. a. voor de fabriek thans aan de firma Swildens en Kuipers beboerende en een daar bestaand hebbenden oliemolen, den weg tot de Ilarlingervaartsbrug te veran deren in een kunstwegwaarvan later een keibestrating is gemaakt tegen eene jaarlijksche vergoeding, hans wordt gevraagd die keibestrating verder door te trekken, ofschoon dat gedeelte weg overigens in voldoenden staat verkeert. Het is nu zeker niet onbillijk, dat voor dit particulier belang eene bijzondere retributie wordt gevraagd, waar de weg een particulier eigendom van de gemeente en die van Harlingen is. Do heer Feddema meende ook goed ingelicht te zijn, dat de retributie geheven werd voor het gebruik maken van den trekweg als rjweg en nu komt hem de voor gestelde verhooging dezer retributie onbilljk voor, omdat volgens het voorstel van burgemeester en wethouders de trekweg als rjweg in onvoldoenden toestand verkeert. De retributie mag dan ook alleen worden beschouwd als eene tegemoetkoming voor het onderhoud. De opmerking van het dageljksch bestuur, dat het onderhoud door de voorgestelde wijziging duurder wordt, is eene uitdrukking van het tegenovergestelde van zjn gevoelen van voor enkele weken ten opzichte van den weg Achter de Hoven. Èenerzjds door de hinderwet gedwongen hare inrich ting buiten de kom der gemeente te houden, springt an derzijds de onbillijkheid in het oog om deze firma eene verhoogde retributie te laten betalen voor iets, wat reeds is verleend. Ook deze firma betaalt hare lasten zoo goed als ieder ander en toch mag ieder ander dan deze firma zonder eenige retributie van bedoelden trekweg als rijweg ge bruik maken. Zelfs in Dronrijpwaar ook het gebruik van den trekweg verzwaard is geworden, is een dure walmuur aangelegd zonder eenige vergoeding daarvoor van wie ook te dragen. De Voorzitter meent, dat waar de heer Feddema zich verklaart tegen de verhoogde retributie door de gebrs. Tulp te betalen, hj de lijdensgeschiedenis miskent van den Harlinger Trekweg en vergeet de tallooze adressen, door de firma Tulp en de firma Swildens Kuipers in zake bestrating van den weg aan den raad ingediend en het standpuntdoor den raad daartegenover steeds ingenomen. De omstandigheid, dat de weg jure privato aan de ge meente toebehoort, heeft steeds geleid tot het vragen eener retributie, als particulieren aan dien weg eenige verbe tering te hunnen behoeve wenschten te zien aangebracht. Waar nu de heer Feddema er op gewezen heeft, dat een straatweg goedkooper is in onderhoud dan een grint weg, doet spreker opmerken, dat de retributie niet het onderhoud geldt, maar nog iets minder is dan de jaar- ljksclie rente van de som, die de gevraagde bestrating kosten zal. De firma Tulp neemt thans de voorwaarden aan, al noemt zj die ook nu nog niet gerechtvaardigd. Ziet spreker in dit laatste nog een spoor van haar vroe gere adressen, het komt hem voor, dat de toenadering tusschen de gemeente en adressante door de raad met vreugde moet worden begroet en dat door aanneming van het voorstel eene lastige zaak eindelijk tot oplossing zal zijn gekomen. De heer Fetldema, voor de derde maal met toestemming der vergadering het woord erlangende, herinnert er aan dat, toen voor eenige weken enkele bewoners verandering vroegen van een gedeelte van den weg „Achter du Ho ven"' om daarlangs zindelijk te kunnen loopen, aan dit verzoek ook gereedeljk werd voldaan. Waarom dan het verzoek der firma Gebrs. Tulp te weigeren? De Harlinger trekweg is in eigendom en onderhoud massaal tusschen de gemeenten Leeuwarden en Harlingen, en waarom nu wel in Dronr jp, ver buiten de gemeente, kosteloos een walmuur vernieuwd, nog wel, naar spreker is medegedeeld, berustende op eene vergissing en hier eene noodige verbetering aangebracht voor eene nijvere firma alleen tegen vergoeding? De benoodigde keien liggen waardeloos ergens opge slagen op gemeenteterrein; ze worden voorzeker niet bewaard om oude stadsgedeelten mee op te knappen; het zou dus enkel raison hebben, eene retributie te heffen van benoodigd arbeidsloon en zand. Leeuwarden heeft groot belang bij de welvaart van nijverheid enz., en waar de arbeiders, vragende 0111 hooger loon en korter arbeidsdag, veelal een gereed oor vinden voor hunne verlangens, dienen ook de belangen van den middenstand niet voorbijgezien. De Voorzitter wil, naar aanleiding van het laatst ge sprokene door den heer Feddema, alleen nog zeggen, dat, als hij zich niet bedriegt, de walmuur in Dronr jp krach tens overeenkomst werd aangelegd en dat de vergelijking met den weg „Achter de Hoven" niet opgaat, omdat deze eene openbare straat der gemeente is, terwijl de Harlinger Trekweg tot hare particuliere eigendommen behoort. Zonder verdere discussie of hoofdei jke stemming wordt overeenkomstig de conclusie van het voorstel besloten. 6. Verslag van de commissie van rapporteurs inzake de regeling van de financieele verhouding tusschen de gemeente en de gasfabriek. De Voorzitter stelt voor de discussie oVer alle conclusiën te zamen te houden en daarna over ieder punt afzon- dcrljk te stemmen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Hijlkema zegt het volgende: lk heb het eerst het woord gevraagd, 0111 namens de gascommissie eene verklaring af te leggen, eene ver klaring, die, naar ik vertrouw, zal kunnen strekken om de discussion te vereenvoudigen en te bekorten. Ofschoon Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1902. 91 rapporteurs in gebreke zjn gebleven, de amendementen der gascommissie op goede gronden te weerleggen en deze van oordeel blijftdat de vraag: „welke zuivere winst „heeft de gemeente van de gasfabriek genoten"? op den duur alleen dan met juistheid zal zjn te beantwoorden, wanneer zooals de commissie dit wil rentebetaling en gewone en buitengewone aflossing door gemeente en fabriek gelijk zijndaar verklaar ik hier niettemin na mens de gascommissie, dat, waar zj in de gegeven om standigheden wel inziet, het haars inziens betere niet te kunnen verkrjjgen, zj door een streng vasthouden aan eigen inzicht, het goede niet in gevaar wil brengen en op dien grond meegaat met de voorstellen van rapporteurs. Alleen zal sub 2 eene wjziging dienen te ondergaan, wat het schuldcjfer betreft, terwjl sub 6 waarschijnlijk eene redactiew jziging behoeft. Ik kom daarop echter b j de behandeling der onderdeden terug. Verder een beknopt woord over de nota van den heer Middelkoop. De theoriën, daarin verkondigd, zjn interes sant, maar gevaarlijk en daarom het in prakt jk bren gen daarvan niet aan te bevelen. Werden de voorstellen van den heer Middelkoop aan genomen, dan zou zulks al dadelijk eene ware revolutie teweegbrengen in de gemeentefinanciën. De geachte voor steller toch wil alvast beginnen met eene streep te halen door de geheele schuld dor gasfabriek, welk voorstel on gegrond is, omdat het het dient hier nog eens gezegd te worden op onjuiste becijfering berust. En aange zien de heer Middelkoop van een recht van opstal, noch van eene jaarlijksche uitkeering voor buizenleiding aan de gemeente iets wil weten, haalt hij tegelijk met zjn voorstel 0111 de schuld der gasfabriek op nihil vast te stellen, tevens eene streep door de f 32,000, die de gemeente thans jaarlijks als rente van de fabriek ont vangt, terwijl dat geachte lid daarvoor niets in compen satie aanbiedt. Ja, toch! De heer Middelkoop stelt sub 2 voor: „de „gaslevering aan de gemeente te laten doen tegen produc- „tieprj8." Ik ben echter zoo vrij den heer Middelkoop er op te wijzen, dat dit al een heel mager tegemoetkominkje zou zijn, althans bij den tegenwoordigen gasprijs. En het zal toch wel niet in de bedoeling van den heer Middelkoop liggen om den gasprijs te verhoogen alleen om daardoor het vergoedingscijfer aan de gemeente te doen klimmen Kreeg do lieer Middelkoop zijn zin, dan zou de gemeente een bedrag van f 30,000 moeten derven. Waar dit vandaan te halen Heb ik wel ongelijk te spreken van eene revolutie in de gemeentefinanciën? De heer Middelkoop bewjst door zjn voorstellen, dat hij de gemeente geen of althans heel weinig voordeel wil laten trekken van het exploiteercn der gasfabriek. Als die leer hier en algemeen ingang vond, zouden gas- en electrische fabrieken, waterleidingen, trammen, telephonen en wat dies meer zj, weer in particuliere handen vallen, omdat de gemeentebesturen huiverig zou den zjn, zich ondernemingen op den hals te halen, waar voor zj zooals rapporteurs het terecht uitdrukken wel de kwade kansen zouden beloopen, doch niet van de eventueele voordeelen mogen genieten. Ik vraag: zou de heer Middelkoop tot die oude, alge meen gewraakte toestanden willen terugkeeren Zoo niet? Waarom dan dien gevaarlijken weg aan te bevelen? De heer Wlenalda, algemeen rapporteur, zegt het vol gende Aangezien de nota der minderheid van de commissie van rapporteurs over de financieele verhouding tusschen de gemeente en de gasfabriek is opgemaakt, nadat het rapport der commissie was vastgesteld, en de minderheid in hare nota op verschillende punten de meerderheid heeft bestreden, meent deze, dat het wenscheljk is, ook ter bekoiting der discussion, dat zj den raad vóór de mondelinge behandeling, in kennis stelt, met wat z j meent, dat tegen de bestrijding der minderheid in hoofdzaak kan worden aangevoerd. De meerderheid der commissie van rapporteurs herin nert er aan, dat de strjd over het juridisch karakter van gemeentelijke gasfabrieken reeds betrekkelijk oud is en nog steeds voortduurt. Onjuist is wat de minderheid in hare nota op pagina 5, 2e kolom bovenaan, zegt, dat men in 1816 „op eens" de bedoelde inrichtingen van het pu bliek- naar het privaatrecht heeft overgebracht. Do aan schrijving van minister Heemskerk van dat jaar wijst er immers op, dat onder zijne voorgangers gasrechten nu eens weldan weer niet aan 's Konings goedkeuring werden onderworpen. Zij is juist uitgevaardigd om aan deze rechtsongelijkheid een einde te maken, altijd natuur lijk zoolang minister Heemskerk aan het bewind bleef en behoudens gewjzigde inzichten van latere ministers. Zonder zich te zeer in dezen stjd te willen verdiepen, dien men vrij uitvoerig beschreven vindt op pagg. 68 e. v. van het zeer geprezen proefschrift van Mr. H. A. Hooft over: „De rechten en loonen van artikel 238 ge meentewet kan de meerderheid niet nalaten te wijzen op uitlatingen zoowel van den minister van Binnenland- sehe Zaken van Houten, als van kamerleden bj de be handeling van het wetsontwerp, houdende regeling der financieele verhouding tusschen liet Kijk en de gemeen ten en herziening der algemeene regelen ten aanzien der plaatselijke belastingen, waaruit blijkt, dat zj volkomen in overeenstemming handelt met de bedoeling van dit ontwerpvoorzoover het wet is gewordenwanneer zj de gasrechten niet beschouwt als belastingen en dat de strekking daarvan was, niet om „tegen te gaan, dat de „gemeente eene ruime winst behaalt, integendeel, veeleer „om tegen te gaan, dat de gemeentebesturen te lage „tarieven vaststellen",zooals minister van Houten opmerkte, (handelingen Staten-Generaal 1896—1897, pag. 1071). En de leden der tweede kamer, de heeren Ilintzen en Mees, stemden hiermede volkomen in. (Handelingen, pagg. 1063, 1064.) Duidelijk heeft de Kegeering bj de behandeling van genoemd wetsontwerp verklaard, dat zj de gemeentebe sturen alleszins bevoegd acht, naar willekeur al of niet de gasrechten als belasting te beschouwen en daarop al of niet de koninklijke goedkeuring te vragen. Nadat minister van Houten er op had gewezen, (Han delingen, pag. 1066), dat wanneer eene gasfabriek werd beschouwd als te vallen onder het nog ongewijzigde arti kel 2o4 der gemeentewet, deze geen winst mocht afwerpen, vervolgde hj aldus: „Vandaar dat, hoewel ongetwijfeld „ee ie dergelijke inrichting door gemeentebesturen daar- gesteld, niet eene zuiver privaatrechtel jke geldbeleggintp „is, maar eene inrichting, die, door de gemeente opge dicht ten behoeve van de gemeentenaren met openbare „middelen, waarvan de eventueele verliezen door haar „worden gedragen en dus in menig opzicht een openbaar „karakter heeft, de gemeentebesturen (dergelijke inrich tingen) als privaatrechtel jke ondernemingen fiebben be- „handeld Anders hadden zj geen behoorlijke winst op „de levering van gas kunnen verkrjgen, ook waar tegen „concurreerende prijzen gelegenheid daartoe bestond. °Zj „hebben nu niet, zooals bj de wet is voorgeschreven „de tarieven aan Gedeputeerde Staten ingezonden, ten „einde de koninklijke goedkeuring te verwerven". En toen enkele kamerleden den minister er op wezen (Handelingen, pagg. 1068 en 1072), dat lij dus feitelijk, in eemgszins twijfelachtige gevallen althans, de beslissing van de vraag, wat wel en wat niet valt onder artikel 23*8 ge meentewet liet afhangen van het goedvinden van den gemeenteraad door den vorm, waarin deze zijne veror deningen goot, antwoordde de minister: „Ik heb mjj in het geheel niet ingelaten met de vraag, „wat al dan niet onder artikel 238 behoort te worden „gebracht; wat al dan niet hetzij publiekrechtelijk, hetzij „privaatrechtelijk moet worden geregeld, geschiede naar „de zinnelijkheid van de gemeenten. De gemeentebestu-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1902 | | pagina 3