Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1902. inrichtingen, hij noemt slechts de veemarkt en het beurs gebouw te beschouwen als die van industrieele of han delsondernemingen En is er in of buiten den raad wel ooit eene stem opgegaan, om op de kosten van aanleg dezer inrichtingen jaarlijks een zeker bedrag af te schrijven? Het antwoord kan slechts ontkennend luiden. Evenmin kan dit laatste dan ook gelden voor de gas fabriek, al willen sommigen dit ook anders. Dit alles neemt intusschen niet weg, dat de gemeente geen te yroote winsten uit de levering van gas aan par ticulieren mag trekken. In der loop der jaren heeft spre ker dan ook keer op keer daartegen gestreden, en het was hem dikwijls een waar genoegen, een door hem ge daan voorstel tot verlaging van den gasprijs te zien aan genomen, of, als burgemeester en wethouders hierin voor gingen, zich bij hun voorstel te kunnen aansluiten. IJet zal altoos moeielijk zijn, de grens te bepalen tot hoever de gemeente in dit opzicht mag gaan. Dit zal in ieder bijzonder geval moeten worden beoordeeld. Het is een kwestie van meer of minder, want de heer Middel koop is er ook niet tegen, dat de gemeente voordeel uit de fabriek trekt. Spreker zou het willen noemen een (jevorls zaak. Tegen het stelsel van den heer Middelkoop heeft spre ker nog dit bezwaar dat toepassing daarvan moeielijk zou zijn overeen te brengen met de regelen en voorschriften, die voor de gemeentelijke comptabiliteit gelden. De jaarlijksclie winst zou, werd zijn voorstel aangenomen, op liet credit van de gasfabriek komen, maar de gemeente zou toch het nu een maal in de gemeentekas gestort bedrag, want afzon derlijke fondsen mag zij er niet op na houden, gebrui ken. Kn als dan, na verloop van kortoren of langeren tijd, buitengewone uitgaven voor de gasfabriek noodig werden, zou de gemeente die renteloos moeten verstrekken. Welk eene rekening zou dit geven! Spreker eindigt met te verklaren, dat hij zich om do opgegeven redenen vóór de voorstellen van de meerder heid van de commissie van rapporteurs, overeenstemmen de met die van burgemeester en wethouders, zal verkla ren, vooral ook omdat daardoor een einde aan een jaren- langen strijd zal worden gemaakt, zonder dat - en hierop drukt spreker vooral de gas verbruikers daardoor in min der gunstige conditie zullen komen, gelijk bij aanneming van het in 1895 gedaan voorstel het geval zou zijn geweest. De heer Troelsira zal de aandacht der vergadering niet lang bezig houden. De beschouwingen van de commissie van rapporteurs, van den heer Wolff en van den heer Duparc komen spreker grondiger en rationeeler voor dan die van de minderheid der commissie. Door den heer Wolff is een krachtig betoog geleverd voor het gevoelen der commissie, maar deze zeide daarbij geen kritiek te zullen oefenen op de cijfers in de nota van de minderheid der commissie. Spreker wil dat wel doen. Toen hij de nota van de minderheid laskwam hem dat cijfer 1,441,189.35 zeer bekend voor en toen hij de stukken, die hij in den loop der tijden bijeenverzamelde, eens nazagvond hij in de nota van den heer Duparc van October 1901 hetzelfde getal terug, en nu zegt de heer Duparc in deze vergadering, dat in ieder geval de winstcijfers niet juist kunnen worden bepaald. Maar wat meer is: in de vergadering van 22 October jl. heeft spreker, naar hij meent, de onjuistheid van gemeld winstcijfer voldoende in het licht gesteld, en daaraan had de heer Middelkoop wel eenige aandacht mogen schenken. Volgens het verslag der zitting zeide spreker toen o.a. het volgende „De heer Duparc gaf, evenals in 1895, een financieel „overzicht betreffende de gasfabriek, maar trok dat uit fluitend uit de rekeningen van de fabriek. Dat over wicht van 1895 was juister dan het nu aangebodene, „want toen trok de heer Duparc van de overwinst, die „de gemeente zou hebben genoten af de kapitalen, die „de gemeente ten behoeve van de fabriek heeft geleend „dit heeft hij nu niet gedaan en evenmin afgetrokken „die kleinere sommen van 2 a f 10,000, die de gemeente „betaalde zonder daarvoor te leenen, daar zij geld genoeg „daarvoor beschikbaar had. Als men nu hierop let, dan „blijkt, dat sedert 1865 geleend is voor een bedrag van 895,000 en afgelost f 743,000. Hierbij dient nog „gelet te worden op conversie van een gedeelte der schuld, „waardoor het schuldcijfer hooger werd en op al die „bedragendie zonder leening aan de gasfabriek zijn „verstrekt; trekt men nu van de winsten, door den heer „Duparc begroot op f 1,441,000, deze bedragen af, „dan kan men aannemen, dat over de afgeloopen 35 jaren „eene gemiddelde jaarlijksclie winst is behaald van omstreeks 18000, dus toch niet zoo heel veel." De heer Middelkoop komt nu met dezelfde cijfers, doch heeft ook verzuimd de kapitalen aan de gasfabriek verstrektna aftrek van de som, die de gemeente nog moet aflossen en die op latere winsten geimputeerd zou den moeten worden van de f 1.441,000 af te trekken. Door den heer Menkema is een meer volledige staat opgemaakt, die spreker voor zicli heeft, getrokken uit de gemeente-rekeningenen deze wijst aan eene gemiddelde winst van f 21,000 dus het verschil is niet zoo heel groot bij de vroegere meer globale berekening. De lieer Middelkoop komt daarentegen op gemiddeld f 41,000 per jaar Spreker meent deze verschillen te moeten memoreeren, daar zij misschien van invloed zullen zijn op de meening der leden om het schuldcijfer te bepalen. De overige berekeningen van den heer Middelkoop hebben spreker ook verbaasd. De heer Middelkoop heeft uitgerekend de winst op gasafzonderlijkmaar er is natuurlijk ook winst op cokesteer en ammoniak gemaakt. Splitsing der winst op elk onderdeel is eenvoudig niet mogelijkvandaar dat die cijfers van geen waarde zijn. De heer Middelkoop staat thans voor eene tamelijk zware taak, namelijk de verdediging. De zwarigheid ligt niet in verandering van opinie, maar in het feit, dat de andere heeren, hunne bezwaren voorlezende, in sterker positie waren dan spreker thans. Bovendien hebben zij 14 dagen tijd gehad zijne nota te beoordeelen, uit elkaar te rukken en, als spreker liet zoo eens mag uitdrukken, te vertrappen. Spreker staat thans voor tal van nieuwe argumenten, die liij niet vooraf heeft kunnen overwegen, daar hij niet wist, wat de heeren hadden voor te lezen. Aa al het geen thans is gezegd, komt het hem het beste voor, dat hij de sprekers en lezers in dezelfde volgorde beantwoordt, waarin zij gesproken hebben en dan kan hij al dadelijk van de tegenspraak een groot deel afdoen, namelijk wat de heer Duparc zei, daar deze bleek te staan voor een groot deel op hetzelfde standpunt als spreker; alleen spijt het hem, dat de heer Duparc niet met zijne con clusies meegaat. Ook den heer Wolff heeft spreker op weinig punten te weerleggen, daar deze vocht tegen windmolens. Hij schreef spreker meeningen toe, deed hem stellingen uit spreken, waarvan spreker kan bewijzen, dat hij juist het tegendeel heeft beweerd in zijne nota. Houtsnijden doet dit natuurlijk niet. Het is een bij zonder goedkoope manier van bestrijding, die de heer Wolff heeft gevolgd. Eerst iemand toe te dichten, wat hij niet gezegd heeft, en daarna op dat niet-gezegde los te trekken, is toch eene wijze van doen, die wat al te ge makkelijk is. Spreker heeft daarop alleen te wijzen, van weerleggen kan geen sprake zijn. Spreker zal met den heer Hijlkema beginnen. De gascommissie gaat mee met rapporteurs, met andere woorden, wat vroeger door de gascommissie was voorge steld en door haren voorzitter met warmte was verdedigd in de openbare vergadering en die van de sectiën, dat laat zij thans vallen en vereenigt zich met de rapporteurs. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1902. 97 Dit is een lichtpunt: de gascommissie hl ijkt voor over tuiging vatbaar en nogal gemakkelijk; wellicht mag het spreker gelukken haar nog eens van overtuiging te doen veranderen. De heer lljjlkema dan noemde sprekers theorieën interessant en gevaarlijk. Het interessante gaat er voor een groot deel van af, als we willen aannemen, wat de heer Wolff heeft gezegd. Het gevaarlijke zou zijn eene revolutie in de gemeente- financiën eene vaste inkomst van ƒ32.000 zouden we kwijt raken. Wie zal ons daaruit helpen? Spreker moet al dadelijk afwijken van de volgorde en den heer Wolff tegelijk beantwoorden, waar ook deze be weerde dat spreker zou geschreven hebben dat de fa briek geen winst mag maken. Welnu, spreker heeft 't tegendeel gezegd, maar in zjjne conclusie staat, wat met de winst moet worden gedaan. Zij behoort te worden gestort in de gemeentekas en ge steld op het credit der gasfabriek. Waaruit blijkt, dat elke winst, boven het voordeel, dat door de gemeente wordt getrokken, doordat zij het gas tegen productieprijs krijgt, niet is uitgesloten. Waar alzoo de heer Wolff het deed voorkomen, alsof spreker geenerlei winst boven het bedoelde voordeel de gemeente wilde toekennen, heeft die lezer van sprekers nota niets begrepen. Gevolg van het laten vallen van een gedeelte der winst zou zijn, eenige verhooging van den hoofdelijken omslag. Ziedaar het bewijs, dat zijne nota gansch verkeerd wordt opgevat en als spreker straks heeft gezegd, dat de heer Wolff tegen windmolens vocht dan had spreker het oog op dergelijke uitlatingen. In verband met die gevreesde revolutie beweerde de heer Hijlkema, dat spreker ook een streep wilde halen door de schuld. Die schuld wordt thans begroot op ƒ168,500 en 'tis een van de revolutionaire daden, die spreker zich veroorlooft in de nota voor te stellen, daar door de pen te halen. Maar als men daarin een revolutionaire daad ziet welke naam verdient dan wel, wat door burgemeester en wethouders, de gascommissie en de meerderheid der com missie van rapporteurs wordt voorgesteld nl. om een half millioen te schrappen Als men dat doet, kan men de 168,500 op de koop toegeven en als dan de heer Troelstra zegtdie schuld bestaatdan zegt spreker welnu, bewijs dat, als ge het aantoont, zal ik het aanne men. 31 et de gegevensdie ons ten dienste staanis het 't meest waarschijnlijk, dat er geen schuld is en zoo lang niet nader wordt in 't licht gesteld, dat zij bestaat, ontken ik haar. De cijfers, door spreker opgegeven worden door den heer Troelstra niet betrouwbaar genoemd. Dat werd door dezen spreker ook gedaan, toen de heer Duparc ten vorigen jare cijfers bijbracht. En wat blijkt nu? Dit: dat de door spreker opgegeven cijfers geheel overeenstemmen met die van den heer Duparc. Spreker heeft den heer Duparc hierover niet geraadpleegd. Doch in de zitting, waarin de heer Duparc de zijne mededeeldeheeft hij hem gevraagd, of hij ze na de critiek van den heer Troel stra handhaafde. De heer Duparc heeft ze toen gehand haafd. Zeer terecht. Want die cijfers waren evenals die van spreker ontleend aan de boeken van de gasfa briek de eenige bron die ze met juistheid kan geven. Als dus de heer Troelstra beweertdie cijfers zijn on juist, dan geeft hij daarmee te kennen, dat de verwarring aan de gasfabriek zoo groot is, dat zelfs de cijfers der boekhouding niet meer betrouwbaar zijn. Dat loopt dan, over eene reeks van jaren en als dat dan werkelijk zoo mocht zijn, hoe is het dan mogelijk, dat de heer Troelstra die reeds sedert jaren lid van den raad is, zoolang zulk een toestand heeft kunnen gedoogen Zoolang evenwel aan spreker niet de valschheid der cijfers, aan de boeken der gasfabriek ontleend, is geble ken, blijft hij ze handhaven. Er is verder gezegd, dat, wanneer de gemeente het gas tegen productieprijs verkrijgt, er eene magere vergoeding zijn zou in plaats van de 32,000, die spr. wil schrappen. Het voordeel der gemeente bij levering tegen productie prijs bedroeg tusschen de 7000 en het laatste jaar f 2400. Als dit het eenige voordeel was, dan zou dat kunnen zijn eene vergoeding voor bemoeiingenmaar daarmee is de zaak niet uit, want de conclusie van de nota laat ruimte voor winst behalen. Alles daarboven kan winst zijn. Over die winst nu heeft spreker niets ge zegd, omdat deze afhangt van de bepaling van den gas prijs, die thans niet aan de orde is. De heer Hijlkema stelde den leden het schrikbeeld voor oogenaltijd uitgaande van de foutieve opvatting, alsof spreker geen winst geoorloofd achtdat spoedig de gasfabriek zou zijn in handen van een particulier. Maar dat heeft de raad toch altijd in de hand, daar toch de gemeente haar fabriek niet verkoopt, als ze niet wil en als er een tweede kwamdan zou het gas des te goedkooper worden. Dit zou ten goede komen aan hen, die thans van het gasgebruik door de duurte zijn uit gesloten, wat spreker genoegen zou doen. Spreker komt thans aan den opstal. Toon, wijze van behandeling, inkleeding, waarop dit punt van zijne nota door den heer Wolff is behandeld, doen bijna gelooven, dat spreker een flater in zijne nota heeft begaan. Als spreker zegt, dat de gasfabriek geen rechtspersoon is met vermogensrechten, dan vindt de heer Wolft'dat hij zegt, dat het omgekeerde van de stelling wel niet zal opkomen in het brein van iemand. Alzoo, 31. de Voorzitterheeft spreker eene zoo elementaire waarheid gezegd, dat zij naar het oordeel van den heer YYolff niet had gezegd behoo- ren te worden. En toch is gebleken, dat zij niet overbodig is gezegd, want de gascommissie en haar voorzitter stelden voor een recht van opstal te vestigen op gemeentegrond ten behoeve der gasfabriek en nu is zoodanige vestiging niet mogelijk, wanneer men niet aanneemt, dat de gasfabriek een rechtspersoon is. Alzoo is de meening van den heer Wolft' omtrent de mogelijkheid van het opkomen van eenig denkbeeld in iemands hersenen gebleken onjuist te zijn. Daarom wijst spreker de opmerking van den heer 3Volff terugdaar spreker zich kan voorstellen dat een niet- jurist zoo iets zegt, maar de opmerking van den heer Wolff is kras. Spreker is in zijne beoordeeling gebonden aan de voor stellen van burgemeester en wethouders en van de gas commissie, die in conclusie 5« van haar voorstel het recht van opstal voorstelt. 3Yel heeft de heer Wolff beweerd, dat spreker zich aan een artikel van het B. W. heeft vastgeklemd en evengoed het had kunnen opvattenalsof' eene zekere vergoeding of retributie of een zeker bedrag onder wel ken naam ook door de fabriek voor de gebouwen enz. zou worden betaald, doch spreker vermeent in de voor stellen te moeten lezen, wat er staat en niet als de heer 3Yolft' te moeten te werk gaan door te lezen, wat er niet staat. Aan de conclusies, zooals die door de gascommissie waren geformuleerd, was spreker gebonden, niet aan wat de heer Wolff ervan maakt. De heer Ylenalda heeft eene studie gemaakt van de weerlegging van sprekers nota en betoogddat de ge meentewet in artikel 254 voldoende ruimte laat voor eene buizenheffing, zooals de commissie wenscht. Spreker heeft dit nooit tegengesproken niet alleen, maar zelfs in zijne nota er op gewezen, dat het nieuwe artikel 254 der gemeentewet meer ruimte voor winstmaking laat dan het oude. Xergens is door hem dan ook beweerd, dat de retributie voor buizenleiding zou zijn in strijd met de wet. Integendeel, de wet laat die heffing toe. Doch eene geheel andere vraag is het en deze is door spreker ook behandeld, of het wenscheljjk is om van die grootere vrijheid door de heffing voor buizenleiding gebruik te maken op de wijze als in de voorstellen is uitgedrukt. 3'erder heeft de heer Menalda opgemerkt, dat de nota geschreven is na het opmaken van het verslag. De zaak

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1902 | | pagina 6