98
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1902.
is deze er zijn twee vergaderingen geweest van rappor
teurs en de algemeene rapporteur heeft het verslag aan
spreker ter inzage gegeven, waaruit hij kennis nam van
wat in de le en 3e sectie was besproken. Eerst daarna
was spreker in staat zijne nota te schrijven, die hij zond
aan de rapporteurs. In het verslag kwamen nu kleine
wijzigingen en het werd aangevuld door de conclusies
daardoor werd de vergelijking zoowel met de conclusies
van spreker als met die der gascommissie en van bur
gemeester en wethouders gemakkelijk.
De heer Menalda maakte nog bezwaardat spreker
had gezegd, dat in 1876 de gasfabriek van het publiek-
naar het privaatrecht was overgebracht. Dat is een
ondergeschikt punt, alleen is dit in 1876 beslist over
het geheele land, voor dien tijd bestond cr twijfel, waar
aan door Heemskerk een einde werd gemaakt. Dat dit
de bedoeling is van wat daaromtrent in de nota staat,
is voor ieder duidelijk, die met goeden wil leest. Het
gasrecht wordt beschouwd als eene belasting en ook van
spreker is gezegd, dat hij dit deed. Bovenaan pagina 7
van zijne nota staat: Wie in de gasfabriek eene „ge-
„wone handelsonderneming" ziet (minister van Binnen-
„landsche Zaken) of van oordeel isdat de gemeente
„als industrieel optreedt (de meerderheid der commissie
„van rapporteurs), moet het veroordeelen, dat aan de
„productie een last wordt opgelegd, die naar 's ministers
„oordeel het karakter van belasting draagt."
Hieruit blijkt duidelijk, dat waar spreker in zijne nota
van de buizenleiding als belasting sprak, dit was naar des
■ministers opvatting. Van die opvatting uitgaande heeft
spreker uiteengezet, wat de gevolgen daarvan zouden zijn
en aangetoond, dat wie de gasfabriek als industrieele
onderneming beschouwt de retributie voor buizenleiding
moet veroordeelen. Zelf heeft spreker de opbrengst der
retributie als winst beschouwd. De aanval van don heer
Menalda is hier op windmolens gericht.
Spreker zou hierover nog heel wat kunnen zeggen,
maar hij zal kort zijn, ook naar aanleiding van hetgeen
de heer Duparc reeds gezegd heeft.
In verband hiermede heeft de heer Menalda aangevoerd,
dat zoo'n mengsel van publiek- en privaatrecht onmoge
lijk was. Deze tegenspraak houdt verband met wat dooi
den heer Wolff is gezegd ten opzichte van een door
spreker aan een Duitsch hoogleeraar ontleend gevleugeld
woord. De lieer Wolff heeft dat genoemd een algemeen
heid, eene uitdrukking zonder inhoud, waarin niets origi
neels steekt. Spreker meent, dat die uitdrukking wel
beteekenis heeft, mits men den zin er van weet te vatten.
Naar sprekers oordeel heeft dat woord deze beteekenis
Het maatschappelijk leven vertoont verschijnselen
waarmede in het beschreven recht geen rekening is ge
houden. Die verschijnselen zullen meer op den voorgrond
treden, naarmate het sociale leven zich ontwikkelt.
De nieuwe toestanden daaruit geboren wordende, vinden
geen voldoening in wat als recht geldt, doch zoeken
andere banen om aan hunne behoeften te voldoen. Daar
door wordt een nieuw recht geboren, dat nog niet zijne
uitdrukking in de wet vindt, doch noodzakelijkerwijze
daarin behoort opgenomen te worden. De oude onder
scheidingen verliezen hare kracht, de nieuwe rechtsregels
zoeken zich een weg en het recht wordt hervormd naar
de behoeften van het leven. Het recht begint zicli meer
aan te sluiten aan het maatschappelijk leven, wordt
socialer op straffe van geen recht te zijn.
Dit is naar sprekers meening de beteekenis van het
gevleugelde woord„das Hecht soil socialer sein oder es
soil nicht sein."
Wanneer men de dingen niet begrepen heeft, moet
men niet zoo dadelijk zeggen, dat het algemeenheden
zonder inhoud zijn.
In het licht van bovenstaande opvatting is spreker van
oordeel, dat wat door den heer Menalda wordt aange
voerd, als zou eene combinatie van publiek- en privaatrecht
in één lichaam een onmogelijkheid zijn, onjuist is. De
plaats, die gasfabrieken en soortgelijke inrichtingen in
het maatschappelijk leven hebben ingenomen, dwingen er
toe de grenzen der oude rechtsregels en rechtsonder-
scheidingen te verleggen of op te ruimen. Het feit is
te machtig om er geen rekening mee te houden en waar
als bij de gasfabriek, zoowel het publiek als het privaat
doel in volle duidelijkheid zich openbaart, daar is geen
ontkenning van het gemengd karakter op grond van
oude rechtsonderscheidingen mogeljk.
De heer Menalda wees er nog op, dat geen eigendoms
recht mogeljk is van zaken voor den publieken dienst be
stemd. Spreker heeft nooit beweerd, dat particulieren daar
op eigendomsrechten kunnen hebben. Maar wel een ge
bruiksrecht en dat binnen zekere grenzen. Waar men
vroeger van oordeel was, dat dergelijke zaken geen voor
werp van overeenkomst konden uitmaken, is men tot de
overtuiging gekomen, dat dit wel het geval is, mits aan
de publieke bestemming geen beletsel wordt in den weg
gelegd.
De praktijk gaf dit trouwens reeds aan. Als die zaken
geen voorwerp van overeenkomst konden uitmaken, dan
kon ook de visscherij in de groote rivieren niet verpacht
worden en toch deed men het en zoo wordt ook het
grasgewas van vestingwerken en de bermen der wegen
verpacht. Gebruiksrecht laten die zaken alzoo toe, doch
geen eigendomsrecht.
Bj de gasfabriek is het door spreker daaraan toege
kende karakter geen beletsel voor het gebruik door der
den. Dat een deel der fabriek in tig end om aan de in
gezetenen zon worden gegeven, is door spreker niet be
weerd.
Waar de meerderheid eene retributie wil van de buizen,
liggende in de publieke straten of per stère gas, wat
misschien beter is, daar komt het verschil van meening
tusschen meerder- en minderheid hierop neer, dat de
eerste wenscht een vasten last op de gasfabriek te leggen
ten bedrage van ongeveer 30,000 's jaars, terwijl spre
ker dien vasten last alleen vindt in voordeel der gemeente,
doordat zj haar gas krijgt tegen productieprijs. Winst
is al datgene, wat de gemeente daarboven geniet. Doch
over deze wordt thans niet beslist. Dat geschiedt elk jaar
bj de vaststelling van den gasprjs en dat onderwerp is
thans niet aan de orde.
Spreker heeft de vrijheid geftomen de stukken op te
zenden aan de redactie van het Sociaal Weel,'blad en
verzocht, als daartoe aanleiding bestond, er met een woord
melding van te maken. Dat is geschiedt, en de redactie
schaart zich aan de zijde van spreker.
Ten opzichte der buizenleiding zegt zij„te laten be-
„talen voor liet gebruik (voor buizenleiding) van den
„ondergrond, waar de gemeente niets aan heeft, lijkt ons
„eenvoudig de exploitatierekening bezwaren van de gas
fabriek en de officieele winst verkleinen d. w. z. de
„gemeente bevoordeelen zonder dat liet publiek liet ziet."
En heden morgen dit aan den heer lljlkema
heeft spreker een brief ontvangen van dezelfde redactie,
waarin zij het oordeel van een gasdirecteur mededeelt,
waar lij zegt, dat eene retributie voor het gebruik van
den ondergrond in de practijk altijd bezwaren geeftdaar
men het personeel van de gasfabriek meer beschouwt
als industrieelen dan als ambtenarendat het streven
steeds is de retributie laag te houden en op allerlei gron
den tegen gehouden wordt, dat buizen worden aangelegd
in buurten, waar weinig gasverbruikers wonen. Men legt
liever één buis dan een dubbele, waarvoor dubbele prjs
prijs wordt berekend en liever een kleine dan een zware
0111 de huur te ontgaan.
Sprekers antwoord aan den heer Wolff kan kort zijn, daar
deze dingen bestreed, die hij zich verbeeldde gehoord te
hebben. Uit sprekers aanteekeningen zal dat bijken.
De heer Wolff zei, dat niemand in de gasfabriek een
rechtspersoon ziet. Straks heeft spreker daarop geantwoord
en hj hoopt, dat de heer Wolft' zal voldaan zjn. Ook
op zijne opmerking over de machtspreuk heeft hij gerepli
ceerd.
Naar aanleiding van de bewering, dat de gasfabriek
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1902.
99
niet in het leven is geroepen met een publiek doel, wijst
spreker op het betoog van den heer Duparc.
Dat betoog is naar sprekers inzien afdoende. II j wenscht
er niets aan toe te voegen, doch alleen den heer Wolff
deze vraag te stellenof hem gemeentelijke gasfabrieken
bekend zjn, die uitsluitend aan particulieren leveren?"
Neen, zegt de heer Wolff en spreker kent ze ook niet,
maar daarmede is dan ook uitgemaakt, dat er geen
gemeenteljke fabriek als handels- of industrieele onder
neming bestaat.
In de le plaats altjd de gemeente en in de 2e plaats
de particulieren met het dubbele doel hun goedkoop gas
te leveren en om te voorkomen, dat zj blootstaan aan
exploitatie van particulieren.
Verder heeft spreker niet beweerd, zooals de heer Wolff
zeidat de gasfabriek geen winst mag maken en wanneer
de heer Wolff ontkent dit gezegd te hebben, dan wjst
spreker er op, dat de heer Wolff een betoog heeft geleverd
tegen levering aan particulieren voor productieprijs, iets
wat evenmin bj spreker is opgekomen als bj wie dan
ook. Tot nader bewijs haalt de heer Wolff er de ker
mistenten b j, waarvan de bewoners geen ingezetenen van
Leeuwarden zijn. Als de heer Wolff goed had gelezen,
dan had hj dit voorbeeld niet gekozen. Spreker toch
spreekt uitdrukkelijk van ingezetenen en van op haar
territoir wonenden, onder welke laatsten ook begrepen
zjn de rondtrekkenden, die tjdeljk verblijven. Spreker
behoeft toch aan den heer Wolff, die jurist is, niet te
leeren het onderscheid tusschen ingezetenschap en het aan
wezig zjn op een territoir van hen, die geen vast do
micilie hebben.
Verder zei de heer Wolff, dat spreker het gas wenschte
te leveren tegen den kostenden prjs. Dat heeft spreker
ook nooit beweerd, gelijk hiervoor reeds is opgemerkt.
Ook heeft de heer Wolff gesproken van de voorstel
ling, alsof de gemeente in deze staat tegenover particu
lieren als een gewoon industrieel. Daar is niets van
waar. De gemeente heeft eene gansch andere roeping.
De particulier maakt winstbijna onbeperkteen grens
alleen erkennende, waar concurrentie niet meer mogeljk
zou zjnb.v. tegen petroleum of eenig ander verlich
tingsmiddel. De gemeente gaat niet zoover. De groot
ste voorstander van het stelsel van winstmaking wenscht
beperking binnen die grenzen. Zelfs zonder het te we
ten, zal hij rekening houden met het belang der ingeze
tenen. Ziedaar het groote onderscheid tusschen den par
ticulier en de geniet nte.
Spreker vindt het behalen van winst door de gemeente,
zooals hier heeft plaats gehad, zeer onbehoorlijk maar
dat is eene kwestie van appreciatievaststaat dat men zich
zelf toch eene zekere beperking heeft opgelegd.
De heer Wolft' heeft aan het einde van zjn betoog
het was een soort zevenklapper sprekers argumentatie
zwak genoemd. Op dezelfde manier kan spreker zeggen,
dat het hem voorkomt, dat het resultaat, na zooveel moeite
door den heer Wolft' aan zjne lezing besteed, hem ont
zettend sober voorkomt.
Zelfs in de behandeling van de kwestie van uiikee
ring aan het personeel is de heer Wolff onwaar. Hij
had dit gedeelte gerust achterwege kunnen laten waar
spreker dat punt niet bjj deze aangelegenheid wilde be
handeld ziendoch daartoe verwees naar het overleg
dat door burgemeester en wethouders met het personeel
zal worden gepleegd. Doch in de voorstelling door den
heer Wolff van datgenewat door spreker is geschre
ven, laat de heer Wolft' het voornaamste dgel weg. Want
spreker heeft niet alleen geschreven over het toekennen
van een aandeel in de wiist, maar er bijgevoegd, dat
ingeval daartoe werd overgegaan, daarmede bj de vast
stelling der salarissen rekening zou worden gehouden.
De heer Feddema heeft straks gezegd.dat li j het noch
eens was met de commissie van rapporteurs noch met
de voorstellen van den heer Middelkoop. Met rappor
teurs nietomdat de hoofdzaak waarom deze kwestie
naar de sectiën is verwezenniet is opgehelderd in de
eerste plaats. Ofschoon de commissie van rapporteurs
de bevoegdheid was verleend zich door een of meer des
kundigen te laten bijstaan, is hieraan geen gevolg gege
ven en wat is nu het resultaat van het sectie-onderzoek,
dat de schuld, die de gasfabriek aan de gemeente Leeu
warden heeft, nog niet is aangetoond. Op grond van de
verklaring van den wethouder van de gasfabriekdat
deze schuld toch niet op te diepen zoude zjn, verklaart
ook de commissie van rapporteurs hetzelfde en wordt
voorgesteld maar een fictief cijfer vast te stellen. En
daarom waar zoo aanstonds onze stem zal worden ge
vraagd voor of tegen de voorstellen, wenscht spreker te
verklaren zijne stem niet te zullen geven aan een denk
beeldig cjfer. De raad heeft veeleer het recht het
juiste schuldenbedrag te kennen.
Op verschillende gronden is spreker het met den heer
Middelkoop niet eensmaar op verzoek des voorzitters
de debatten te bekorten, zal h j met deze verklaring vol
staan en er niet over uitweiden.
Het verbaast hem echter ten zeerste, dat de heer Du
parc zjne houding ten opzichte dezer zaak zoo heeft
gewijzigd. De heer Duparcde leermeester van schier
alle raadsleden de man, wiens woorden buitenaf steeds
met genoegen werden vernomen, die zich steeds kantte
tegen eene onregelmatige oplossing dezer zaakh j zegt
nu elke oplossing is mj goedals er maar een einde
aan de zaak komt.
Voorheen de gasfabriek de melkkoe der gemeente noe
mende zou de heer Duparcthans op sprekers plaats
zittendetot den heer Duparc van voorheen kunnen
zeggendat hj water bij de melk van die koe heeft
gedaan.
Voor het overige is spreker er voor, dat de winsten door
de gasfabriek gemaakt, in de gemeentekas zullen vloeien,
maar laten we dan ook deze winst winst noemen. Die
te verkrijgen door eene retributie van de ondeelbare
privaat- en publiekrechtelijke gasbuizen te heffenals
gemeente-eigendom liggende in gemeentegrondis al
zeer onzuiver. Maar tegen winst is spreker niet, te
meer, daar wegens het instandhouden van brandweer
waaggebouw, inrichtingen van onderwijs en dergelijke
de gemeente toont ook voor financieel voor haar niet
voordeelige inrichtingen geld over te hebben. Maar slechts
alleen dan, wanneer de winst als zoodanig blijft genoten,
zal hj zijne stem geven voor het komen der baten in de
gemeentekas.
Ilj blijft echter van oordeeldat het onderzoek ons
niet heeft gebracht daar, waar deze vergadering dat zelve
heeft gewild en dat daarom z jus inziens de motievan
MesselMiddelkoop van volle waarde blijft.
Spreker stelt opnieuw deze motie voor. Z j luidt
De Raad
van ineeningdat li j niet over voldoende gegevens
beschikt om een oordeel te vellen en eene beslissing te
nemen over de toekomstige financieele verhouding tus
schen de gasfabriek en de gemeente,
dat de gedane voorstellen met de daarop ingediende
amendementen niet geacht kunnen worden deze volledige
regeling te omvatten
stelt de verdere beraadslaging uit
besluit eene commissie van drie leden uit zijn midden
te benoemenwelkezoo noodig met b jstand van een
of meer deskundigen en na samenspreking met de gas
commissie, de noodige gegevens zal verstrekken en voor
stellen doen om de grondslagen te leggen voor eene betere
regeling der genoemde verhouding.
De heer Duparc meent te moeten opkomen tegen de
door den heer Feddema aan zjn adres gerichte woor
den die geenszins eene wederlegging inhielden van de
door spreker aangevoerde argumentenmaar niets dan
eene critiek op de stem die hj straks zal uitbrengen.
Den hem door den heer Feddema toegebrachten lof,
dat hj zou zjn de leermeester van den raadmoet