V erslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 2 September 1902. den daardoor gemachtigd de aankoopen te doen op het gunstigste tijdstip. De directeur der gemeentewerken is altijd „ad rem" om zand te koopen op het goedkoopste oogenblik, dat is des zomers, want in het najaar worden door het vervoer van bieten, enz. de vrachten hooger. Daarom is het goed gezien en in het belang der gemeente om, wat nog ontbreken mocht, zoo spoedig mogelijk aan te koopen. Overigens komt de uitvoering in eigen beheer, wanneer de steenen en het zand er zijn, op niet veel neer, daar de ophooging van het terrein reeds heeft plaats gehad. Of zou men het gansche werk willen uitbesteden Maar dit zou niet voordeeliger zijn en als het nu waar is, wat straks is beweerd, dat in de gemeente geen inschrijvers meer op gemeentewerken te vinden zijn, dan wordt ook geen enkel ingezetene door de uitvoering in eigen beheer benadeeld. De heer Hijlkema wil nog eene lans breken voor de hoornen. De bedoeling is aldaar eene breede laan aan te leggen en wil daarvan iets terecht komen, dan moet het planten uniform gebeuren. Anders wordt dat nooit, wat burgemeester en wethouders zich daarvan voorstellen. Dit moet men niet uit het oog verliezen en het is een klein offer waard. Spreker wil er bijvoegen, dat toen de exploitatie van de terreinen aan weerszijden van. het Nieuwe Kanaal in behandeling kwam, sommigen er voor waren met den aanleg van wegen en beplanting te wach ten, tot er vraag naar bouwterrein kwam. Spreker was toen die meening ook toegedaan, maar is daarvan terug gekomen. Men heeft, vooral aan de Noordzijde, niet alleen boomenrijen, maar ook aardige heestergroepen geplant, waardoor een mooi geheel is verkregen, wat tijdens de onlangs daar gehouden tentoonstelling door iedereen werd erkend. Was men toen ter tijd daartoe niet overgegaan, dan had men nooit bereikt, wat nu daar verkregen is. Daarom moet ook deze zaak royaal aangepakt worden. De beraadslaging wordt gesloten, en het voorstel aan genomen met 12 tegen 8 stemmen, die der heeren Jan sen, Lautenbach, Wilhelmij, Konter, Feddema, Middel koop, Tromp en Kuipers. 14. Adres van A. G. van der Meijsteenfabrikant alhierhoudende aanbieding om een door hem aangelegde straat aan den Westersingel over te nemen, met praead- vies van burgemeester en wethouders. (Bijlage 15). De beraadslaging wordt geopend. De heer Jansen wil de geschiedenis van deze kwestie nagaan, van het tijdstip af, nog vóór de bouwverordening van 1888 en de handelingen van het gemeentebestuur tot op heden, waaruit blijkt, dat burgemeester en wet houders thans een geheel ander standpunt innemen dan te voren ten opzichte van de overneming van door par ticulieren aangelegde straten. -In de eerste plaats de Bleeker- en Westerstraten, die door de gemeente zijn aangelegd en wel geheel op hare kosten. Er heerschte daar een chaos: poelen en gaten, zelfs eene vervuilde sloot. Alleen is door de eige naren der huizen het terrein voor de straat geëgaliseerd; de aanleg van straten, kolken, riolen en gasleiding is door de gemeente gedaan zonder eenige bijdrage van belang hebbenden. De gemeente plaatste zich aldus op een zeer vrijgevig standpunt. Toen kwamen de Houtstraten aan de beurt. Burgemeester en wethouders namen toen een ander en be ter standpunt in. Het ging ook niet aan door te gaan zooals men gebundeld had met de beide bovengenoemde straten. Toch toonde de gemeente zich nog zeer vrijgevig, want eerst vroeg zij van de eigenaren eene bijdrage van f 1769.50d eze konden dat niet bij elkaar brengen, waarna de eisch verminderd werd tot ƒ1100 en toen dit ook mislukte, was de gemeente tevreden met eene bijdrage van 750 in de kosten van aanleg. Met de Klanderijbuurt is het anders gegaan. Daar was de gemeente eigenares en zij verkocht den grond tegen betaling van ƒ2.15 per M- boven de door de koopers geboden sommen als vergoeding voor demping aanleg van straten, riolen, enz., dat was l van het geheele kostenbedrag, zoodat de gemeente altijd nog toegaf. In 1900 werd de Lindebuurt door de gemeente overgenomen, nadat de eigenaar alles had pas klaar gemaakt. Men ziet dus er heeft een soort opklimming plaats gehad. Voor de Paul Krugerstraat heeft de gemeente aan de eigenaren ƒ1700 betaald, maar daarover wil spreker niet uitweidenwant als hij zich wel herinnert, was de ge meente daar gebonden aan een contract met het Diaco- nessenhuis. De Botha en de de Wetstraat heeft de ge meente ook nog niet overgenomen, ofschoon hiertoe wel reden bestond omdat de de Wetstraat de verbinding vormt tusschen Singel en Spanjaardslaan. Tot nog toe heeft de oorspronkelijke eigenaar Gustaaf Jansen tegen over de nu reeds meerdere eigenaren zich het recht voorbe houden om met de gemeente over overname te onder handelen, daar onderhandeling met één persoon beter is dan met onderscheiden eigenaren. De bewoners zijn verstoken van gaslicht en een verzoek van Gustaaf Jansen om den aanleg voor zijne rekening te maken is geweigerd en dat vindt spreker wel wat straf. De verordening zegt in artikel 4 sub j (gemeenteblad no. 7 van 1898), dat de eigenaar den aanleg van pijpen voor gas- en waterleiding moet gedoo- gen, de eigenaar der straat vroeg er om maar kreeg het nietmen ziet hieruit, dat de gemeente strenger werd. Hetzelfde geval heeft zich voorgedaan bij de straat aan het einde \an het Yliet van Brouwer en Bijlsma waarvan de bewoners muntgasmeters vroegen. Dit kon ook niet toegestaan worden, daar in eene particuliere straat geen gasleiding wordt gelegd. Dit weigeren van aanleg voor gasleiding, ook daar waar de eigenaar bereid is den geheelen aanleg voor zijne rekening te nemen, ver wondert spreker ten hoogste. De gasfabriek dient toch niet alleen om de straten te verlichten, maar ook om particulieren van gas te voorzien en dat is dan ook in 't voordeel van de gasfabriek. Spreker is thans genaderd tot de straat van den heer van der Meij en hoewel deze aangelegd is geheel volgens de strengste eischen bij de bouwverordening gesteld, wordt van hem gevraagd eene bijdrage in de kosten. Daarin is niets onbillijks gelegen, maar er zjjn grenzen. In Groningen is men daarmede begonnen en daar neemt men wel straten over, maar men vraagt er eene vergoe ding bij voor onderhoud. Zooals spreker zei, daar is veel voor, maar de eisch moet niet te hoog worden op gevoerd waardoor de bouwondernemers te zwaar belast worden en al wordt er nu ook gezegd, dat deze grove winsten maken, men kan te veel eischen. Stratenaanleg is in het belang van de gemeentehoe meer de bevolking in eene stad toeneemt, hoe meer wel vaart, dat is niet te weerleggen. Vermindering van bewoners is vermindering van welvaart. Ook zij men niet te angstvallig voor den aanleg van te veel arbeiders wijken. Onder de werklieden toch vindt men meer eene vlottende bevolking dan onder andere standen. De arbeidersbevolking regelt zich, naar dat er meer of minder werk in eene plaats is. Bij het nalezen der stukken, op het verzoek van den heer van der Meij betrekking1 hebbende, wordt men voor drie zaken gesteld. Burgemeester en wethouders vragen f5,500, de directeur der gemeentewerken adviseert ij deel van zijne begrooting ad f6345,dus f4230, en adressant biedt aan f 2750. De directeur der gemeentewerken gaat uit van de stelling, dat eene straat het 20 jaren lang kan uithouden; maar dat is niet juist, eene straat moge na 20 jaar ver beterd moeten worden, geheel en in alle opzichten ver nietigd, is ze niet. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 2 September 1902. 111 Waar burgemeester en wethouders voeling met den raad willen houden, daar moet een bepaald stelsel worden aangenomen, om te weten, waar men zich voortaan aan te houden heeft en daarbij voegt spreker de waarschu wing, dat men niet te veel moet vragen. In de vergadering van 22 April jl. is gesproken door de heeren Ilaverschmidt, Feddema en Konter, die zich deden kennen als voorstanders van het overnemen van stra ten door de gemeente, opdat er zooveel mogelijk straten zouden komen van één soort en zjj stelden dien eisch niet alleen, opdat alle straten aan de stad zouden be lmoren, maar ook met het oog op de veiligheid en den welstand. Zij waren er ook voor, dat men met de eigenaars in overleg zou treden over het vaststellen der rooiljjnen enz. opdat niet tweeërlei opgravingen zouden noodig zijn. Dit is het struikelblok van art. 6 der bouw verordening en daarom acht spreker wijziging van dat artikel wenschelijk. Spreker wil hier nog eens wijzen op het advies van wijlen den heer Bekhuis, dien spreker altijd gehouden heeft voor een groote specialiteit in deze aangelegenheid. Dit werd uitgebracht in de vergadering van 9 Januari 1900 naar aanleiding van een adres van Groenendijk. De heer Bekhuis zei daar o.a. „dat bij met genoegen „had gehoord, dat burgemeester en wethouders niet per „se voor elke overname van straten eene retributie van „den eigendom wenschen te hellen, doch elk geval af zonderlijk willen beoordeelen. „De voorzitter zeide, dat alleen voorzichtigheidshalve „de wenschelijkheid van eene onderhoudsbijdrage is „besproken, opdat later geen teleurstelling mogelijk zij. „Spreker keert dit om. „Er moot geen afschrikwekkend voorbeeld worden ge- „steld. Als de bouwondernemer eenmaal zich de groote „moeite en belangrijke kosten, heeft getroost, om den „aanleg der straten geheel volgens de bestaande voor schriften te bevorderen, dan moet hij weten, dat de ge- „meente van hem geen nieuwe bijdrage kan vorderen „voor het onderhoud. „Het is daarom dat spreker dit laatste stelsel zoo scherp „heeft bestreden." Dit was voorheen ook sprekers standpunt, maar lang zamerhand is hij daarvan teruggekomen en is van meening, dat de gemeente eene vergoeding kan eischen; maar hij waarschuwt er voor, dat deze niet te hoog moet zijn. Een en ander samenvattende komt spreker tot de con clusie, dat alle straten, onverschillig of de buurt door welgestelde burgers of werklieden wordt of zal worden bewoond, door de gemeente in onderhoud en beheer en ook in eigendom moeten worden overgenomen, waarvoor door den eigenaar of de eigenaren, na voldaan te hebben aan de eischen bij verordeningen voorgeschreven, eene niet al te groote en bezwarende jaarlijksche bijdrage of af koopsom in eens moet worden betaald; en in dit speciale geval van den heer v. d. Meij te vragen een bedrag van f2750.zooals bereids door adressant is aangeboden. De heer Haverschmidt zal weinig spreken over het systeem van stratenaanleg van burgemeester en wethou ders hij heeft daarover meermalen zijne opinie meege deeld en hij kwam steeds tot de slotsom, dat er maar één deugdelijk systeem bestaat en welalle wegen, be stemd voor publiek verkeer, eigendom der gemeente door haar of onder haar toezicht aangelegd en van ge meentewege onderhouden. Spreker vraagt, of burgemeester en wethouders van meening zijn, dat adressant de 5500 gulden zal geven spreker heeft uit goede bron vernomen, dat deze er niet aan denkt zulks te doenen worden partijen het niet eens dan zit de gemeente weer opgescheept met eene particuliere straat, waarvan de ellende reeds vroeger door hem werd geschilderd. De geheele behandeling van de zaak komt hem niet juist voor. In April kwam een voorstel van burge meester en wethouderswaarbij aan adressant werd toegestaan, aansluiting aan den gemeenteweg, ruiling van grond en demping van eene sloot. Spreker was er tegen, omdat de overdracht van de straat achterwege bleef en hij de vrees koesterdedat laterwanneer men geen pressie meer op adressant kon uitoefenen, van die over dracht niets zou komen. De voorzitter merkte toen op, dat onderhandeling over eene nog niet voltooide straat in strijd was met art. 6 der bouwverordening en bij redde daarmee het voorstelhoewel sommige leden ge voelden, dat de zaak toch niet geheel in orde was. Opmerkelijk dat de directeur dit bezwaar niet gevoeld had. Hij schreef toch in zijn advies van 15 Maart j.l., dat men reeds toen de overname moest regelen en voorwaar den stellen, omdat men voldoende kon oordeelen over den wegdie onder gemeentetoezicht en onder uitgebreide voorwaarden werd aangelegd adressant zou dan bij den verkoop in den vorm van grondrente daarmee rekening kunnen houden. Burgemeester en wethouders waren trouwens zelf reeds in sprekers fout vervallen, want ook zij hadden onder handeld over den nog niet bestaanden weg. Men had zeer goed eene voorloopige overeenkomst kunnen aangaan dan was de zaak afgedaan wat ons thans wordt aangeboden, is ook maar voorloopig. Aan de behandeling in April was voorafgegaan een onderhoud van burgemeester en wethouders met adres sant deze bood 2750 gulden, de wethouder vroeg 5500 gulden. De heer Van der Meij vond den eisch niet on billijk maar bij wilde de opbrengst der terreinen eens afwachten. Over den weg werd niet meer gesproken en intusschen gaf de raad aan adressant alles wat hij verlangde. De terreinen zijn thans verkocht tegen zeer hooge prijzen en adressant wendt zich opnieuw tot den raad maar er is nog altijd geen sprake van 5500 en het valt spreker genoeg mee, dat hij zijn bod van 2750 gulden gestand doet, want het eenige, waarvoor hij gemeenteliulp noodig heeft is de gasverlichting, die hij prefereert boven andere hem aangeboden wijze van verlichting. 't Is nu maar de vraag of hem die gasverlichting die alleen de huizen langs den spoorweg betreft5500 gulden waard is. Spreker vindt de stemming over het voorstel moeilijk. Eensdeels wil hij burgemeester en wethouders de kans niet ontnemen een bedrag te krijgen, dat zij billijk en noodig achten, maar aan den anderen kant vreest hij, dat de heer v. d. Meij op het voorstel niet ingaat. Spreker constateert ten slotte met genoegen, dat het eenige aanwezige bouwkundig lid in de vergadering van Aprilde heer Feddema (de heer Jansen was afwezig), het destijds met hem eens was, dat de raad door aanne ming van het toenmalige voorstel de overdracht der straat in gevaar bracht. De heer iViiddelkoop is bij de lezing van de bijlage ge stuit op bezwaren, niet alleen voortspruitende uit de rede neering van burgemeester en wethouders, maar ook uit de wetgeving zelve. Eerst wil spreker de aandacht vestigen op hetgeen burgemeester en wethouders zeggen over het voordeel, dat voor de gemeente gelegen is in toeneming der arbei dersbevolking. Met die uitspraak kan spreker zich zeer goed vereenigen. Het is zoo, dat, wanneer de bevolking van pro ducenten toeneemt,dit voor de gemeente geen voordeel is; geschiedt dit met de consumenten dan is dat wel een voordeel. De gemeente heeft nu eenmaal meer aan men- schen, die veel kunnen eten en drinken, dan aan menschen, die veel kunnen produceeren. Dat is het gevolg van het economisch anarchisme, waaronder we leven en zuchten. Uit de gehouden redevoeringen heeft men gehoord, welk groot belang er in gelegen is, dat de straten in onder houd en beheer bij de gemeente zijn. Dat heeft de practjjk ook te zien gegeven in Leeu-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1902 | | pagina 3