124
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 October 1902.
ders, om den heer Priester eene tijdelijke opdracht te
verstrekken, waartoe werd besloten. Spreker heeft met
twee andere raadsleden, de heeren Jansen en Lauten-
bach, in een brief aan den minister van binnenlandsche
zaken er op gewezen, dat de beer Priester voor de waar
neming der betrekking van leeraar in de werktuigkunde
en werktuigkennis aan de burgeravondschool niet bevoegd
was en dat er waarschijnlijk wel bevoegde krachten zou
den zijn te vinden. Aan de conceptie van dat adres had
spr. een goed deel van den dag besteed, voor zoover
zijne ambtsplichten dat toelieten. Het adres was er op
ingericht, dat ook de heer Jansma zou teekenen, doch
deze maakte bezwaar, omdat het een collega van hem
gold. Daar het spreker wat bezwaarlijk viel het nog eens
over te schrijven, verklaarde de heer Jansma zich bereid
dat te doen, wat geschiedde. Het stuk werd in handen
van burgemeester en wethouders gesteld, om advies en
binnen korten tijd was het den heer Priester bekend, dat
de heer Jansma het had geschreven.
Spreker vraagt hoe het mogelijk is, dat de hoer Pries
ter wist, wie dat had gedaan. De laatste heeft hierin
aanleiding gevonden, den heer Jansma van „huichelarij"
te beschuldigen. Spreker acht deze qualificatie door een
jongen man als de heer Priester tegenover iemand met
grijze haren als de heer Jansma, dien we allen van nabij
kennen, hoogst ongepast.
De heer Jansma vroeg dezen rekenschap van zijne
woorden te geven
De Voorzitter onderbreekt den spreker, en wijst hem
er op, dat hij zich bij het onderwerp, dat aan de orde
is, de benoeming van een tijdelijken leeraar, heeft te
bepalen.
Kan hij zich met het voorstel niet vereenigen, dan
heeft hij slechts den heer Priester niet te stemmen.
De heer Middelkoop is van oordeel, dat hij geheel in
het verband van het onderwerp blijft, wanneer hij het
karakter van den heer Priester doet uitkomen, een man
die de leerlingen ten voorbeeld moet zijn. Wanneer
hij den heer Priester niet zal stemmen, dan wensebt hij
zijne stem te motiveeren.
De Voorzitter zegt, dat indien de spreker wil voort
gaan over personen het woord te voeren, dit in besloten
vergadering dient te geschieden, zooals steeds bij de be-
bespreking van de personen van voorgedragenen gebrui
kelijk is.
Do heer Middelkoop acht sluiting der deuren niet
noodig, omdat, wat hij te zeggen heeft, geen geheim be
hoeft te blijven. Hij wenscht datgene wat hij van den
heer Priester op het gemoed heeftniet te verzwijgen.
Wil de voorzitter de deuren sluiten dan moet hij dat
maar doen.
De Voorzitter acht voortzetting van het debat in
openbare vergadering niet gewenscht en kan den spre
ker slechts in besloten vergadering laten voortgaan.
De openbare zitting wordt hierna geschorst en de
vergadering zet de beraadslaging met gesloten deuren
voort.
Na heropening der openbare zitting wordt tot de be
noeming overgegaan, liet resultaat is, dat op den heer
H. I'. P riester 17 stemmen zijn uitgebracht. Vier briefjes
zijn in blanco ingeleverd.
Alzoo is besloten
den heer II. P. Priester leeraar aan de ambachtsschool
te Leeuwarden, met ingang van den nieuwen cursus,
tijdelijk en tot wederopzegging, uiterlijk rot het einde
van den cursus 19021903. te belasten met de waar
neming van het onderwijs in de werktuigkunde en de
werktuigkennis aan de leerlingen der 2de klasse van de
burgeravondschool, gedurende twee uren per week, tegen
eene belooning van f 2.50 per lesuur.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan
Mej. G. Poutsma op haar verzoek eervol ontslag te verleenen
als leerares in den zang aan de middelbare s hooi voor
meisjesmet toekenning van pensioen.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt over
eenkomstig het voorstel besloten
1. met ingang van 15 October e.k. aan Mej. O.
Poutsma het gevraagde eervol ontslag te verleenen uit
genoemde betrekking.
2. haar een pensioen te verleenen van 180.'sjaars.
5. Ontwerp-verordening op de gemeentelijke bewaar
scholen. (Bijlage no. 10 tot het verslag van 's raads
handelingen.)
Er worden geene algemeene beschouwingen gehouden.
Artt. 13 worden zonder discussie of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Art 4. Het in art. 1 bedoeld onderwijs strekt om die
kinderen door eene met hun leeftijd overeenkomende
ontwikkeling tot het ontvangen van verder onderwijs
voor te bereiden.
Daartoe strekken de volgende bezigheden:
spelen, vooral dienstbaar gemaakt aan lichamelijke
ontwikkeling
b. aanschouwingsoefeningen, tot oefening der zintuigen
en tot het verwerven van kennis uit de omgeving;
c. oefeningen van de hand
d. getalleer;
e. vertellen;
f. zingen op het gehoor;
g. spreekoefeningen, waartoe behoort het loeren vare
kinderversjes.
Het geven van lager en van godsdienstonderwijs is
verboden.
De heer Tromp heeft tegen het zingen op het gehoor
geen bezwaarmaar de onderwijzeressen gaan soms
verder, en loeren den kleuters de beginselen van het
noten-lezen volgens de cijfer-methode. Dit acht spreker
voor kinderen van vier a vijf jaar nadeelig. Hunne
hersens mogen nog niet worden geplaagd met cijfers, die
zij trouwens nog niet eens kennen, en daarom zou hij
het bjj in het artikel vei melde strikt willen zien
gehandhaafd.
De Voorzitter zegt toe, dat burgemeester en wethou
ders en de commissie de hoofdonderwijzeressen op hot
door den heer Tromp gesprokene, zullen wijzen.
Het art. wordt hierna zonder hoofdelijke stemming
aangenomen evenals art. 5.
Art. C. De hoofdonderwijzeressen worden door den
raad benoemd en ontslagen.
De benoeming geschiedt uit eene voordracht van drie
personen, door burgemeester en wethouders in te dienen.
Burgemeester en wethouders kunnen de candidaten
vooraf aan een vergelijkend onderzoek naar hare geschikt
heid en bekwaamheid doen onderwerpen.
Het overige personeel der bewaarscholen wordt be
noemd en ontslagen door burgemeester en wethouders.
o o
De heer Wolff wijst er op, dat volgens art. 10 der bestaan
de verordening de benoemingen der hulponderwijzeressen
geschieden door burgemeester en wethouders „de hoofd
onderwijzeres gehoord." De laatste woorden komen niet
Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 October 1902.
125
voor in de derde ali lea van het nu voorgestelde artikel.
Spreker vraagt of die weglating met opzet is geschied,
of dat het de bedoeling is de hoofdonderwijzeressen ook
voortaan omtrent die benoemingen te blijven hooren.
De Voorzitter antwoordt dat het zeker de bedoeling is
het advies der hoofdonderwijzeressen te blijven inwinnen.
De bedoelde woorden zijn weggelaten, omdat tusschen de
bepaling, dat de hoofdonderwijzeressen moeten worden
gehoord door burgemeester en wethouders, en die, voor
komende in de verordening regelende den werkkring der
commissiekrachtens welke deze aan burgemeester en
wethouders eene voordracht doet, geen overeenstemming is.
In de praktijk wint dan ook de commissie het ad
vies der hoofden in en maakt hiervan bij het doen harer
voordrachten gebruik.
Deze praktijk zal nader in de nieuwe verordeningre
gelende den werkkring der commissiedie na aanneming
van dat ontwerp zal worden ingediend, worden gesancti-
tioneord.
De heer Van Ketwich Verschuur doet opmerkendat
door aanneming van de aanvulling van art. 5 ook de
pensioenverordening van 1893 moet worden gewijzigd.
Doch spreker wenscht zich verder bij art. 0 te bepalen,
dat aan de orde is. En dan treft het hem in de eerste
plaats, dat in dit ontwerp een geest van centralisatie van
gezag doorstraalten het een autocratisch optreden van
burgemeester en wethouders te zien geeft, als bij geene
vorige regeling van eene aangelegenheid als deze het
geval was. Bijvoorbeeld zullen de kweekelingen thans
volgens art. 10 der oude verordening door de commissie
voor de Gemeentelijke bewaarscholen aangesteld in het
vervolg hulponderwijzeressen genoemd, door burgemeester
en wethouders worden benoemd.
Dit komt niet overeen met hetgeen in de memorie van
toelichting op de artt. 1118 wordt gezegd; daar toch
leest men: „de bedoeling is echter geenszins om den werk -
„kring der commissie in te krimpen, enz."
Hier is wel degelijk aanwezig eene inkrimping van
de thans bestaande en destijds met juistheid aan die com
missie, die de personen kent, gegeven bevoegdheid.
Ten einde aan dit bezwaar tegemoet te komen en aan
de commissie althans eenig aandeel in die benoemingen
te geven, stelt spreker bij wijze van amendement voor,
achter de laatste alinea van art. 6 te lezen „de com
missie voer de Gemeentelijke bewaarscholen gehoord."
Artikel 54 der Gemeentewet staat dit zeer zeker toe.
De Voorzitter beamendewat de vorige spreker ten
aanzien van de wijziging der pensioensverordeningen heeft
gezegdis het overigens niet met hem eens, dat dit ar
tikel de billijke aanspraken der commissie zou misken
nen. Hij wijst er op, dat men bij het vaststellen eener
nieuwe organieke verordening niet a priori kan veron
derstellen, dat er eene commissie van bijstand voor het
bewaarschoolonderwijs zal zijn. Zoodanige verordening
moet desnoods ook zonder commissie kunnen werken.
In de memorie van toelichting is echter duidelijk gezegd,
dat het niet de bedoeling is den werkkring der commis
sie in te krimpen doch dat haar taak opnieuw zal wor
den geregeld door vaststelling eener nieuwe verordening
ter vervanging van dieopgenomen in Gemeenteblad no.
25 van 1880. Daarin zullen burgemeester en wethouders
die den bijstand der commissie op den hoogsten prijs
stellen, haar ongetwijfeld een overwegenden invloed op
de benoeming van het hulppersoneel laten.
Een commissie van bijstand kan voorts alleen worden
ingesteld op voorstel van burgemeester en wethouders en
spreker betwijfelt of artikel 54 der Gemeentewet toelaat
dat dit implicite geschiedt, door aanneming van een amen
dement als het voorgestelde.
De hen- Van Keiwich Verschuur zegt, dat de memorie
van toelichting reeds het bestaan dier commissie onder
stelt en ziet niet in, waarom in deze verordening niet de
commissie voor de bewaarscholen zoude worden genoemd.
Wat is er tegen, om van hare faculteiten hier te spreken
In de betrekkelijke organieke verordening tot regeling
van het openbaar lager onderwijs van 1894 geschiedt dit
eveneens en terecht. En spreker meentdat het zeer
wenschelijk is de commissie, die beter dan burgemeester
en wethouders met het personeel der scholen en de kwee
kelingen bekend is, bjj benoemingen althans vooraf te
hooren.
Het amendement van den heer Yan Ketwich Verschuur
wordt niet ondersteund en blijft dus buiten verdere be
handeling.
Artt. 79 worden onveranderd goedgekeurd.
Artikel 10. Het aan de hoofdonderwijzeressen, onder
wijzeressen en hulponderwijzeressen op verzoek te verleenen
eervol ontslag gaat niet eerder in, dan twee maanden na
den dagwaarop het verzoek om ontslag is ingekomen.
Indien eene hoofdonderwijzeres, eene onderwijzeres of
eene hulponderwijzeres het voornemen heeft zich in het
huwelijk te begeven, geeft deze daarvan ten minste twee
maanden te voren kennis aan het college, dat haar heeft
benoemd.
Die kennisgeving geldt voor aanvraag om ontslag.
Op haar verzoek kan zij echter in hare betrekking
worden gehandhaafd.
De heer Schoond8rmark zou gaarne inlichting willen
ontvangen op welke wijze men zich voorsteltaan dit
artikel uitvoering te willen geven. Volgens dit artikel
zal eene onderwijzeres, die wenscht te huwendaarvan
kennis moeten geven, hetwelk voor aanvraag om ontslag
geldt.
En toch kan zij op haar verzoek in hare betrekking
worden gehandhaafd. Spreker meent hier eene tegen
strijdigheid in te zien.
De Voorzitter herinnert er aan dat Mej. Slottje ten
vorigen jure in het huwelijk is getreden, en met's Raads
bewilliging hare betrekking als hoofdonderwijzeres der
gemeentebewaarschool no. 4 is blijven bekleeden.
In de praktijk heeft dit artikeldat uit de bestaande
verordening is overgenomen, geen moeieljjkheid opgeleverd.
Het art. wordt hierop zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd, evenals de artt. 11 tot en met 1(1.
Artikel 17. Op iedere school wordt jaarlijks eene oj en-
bare les gehouden ten overstaan van eene commissie uit
den raad.
Het tijdstip der openbare les wordt telkens door bur
gemeester en wethouders bepaald.
De heer Tromp vraagt of het wel wenschelijk is dat
de openbare los voor de bewaarscholen blijft behouden en
of daarvoor redenen van noodzakelijkheid zijn aan te
voeren.
De Voorzitter gelooft, dat de ouders zeer ongaarne de
openbare les zouden missen. Deze is een feestdag op de
school, die dan door vele ouders wordt bezocht en waarop
zij uit de tegenwoordigheid van de commissie en de ver
tegenwoordigers van den raaddiens belangstelling
in het voorbereidend onderwijs zien.
De heer Tromp meent met zekerheid te kunnen zeggen,
dat tenminste aan ééne der bewaarscholen de openbare
les voor meerdere ouders een bron van ergernis is. Som
mige kinderen maken bij zoo'n gelegenheid een minder