128
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 October 1902.
aangebeden rekening en verantwoording der ontvangsten
en uitgaven over bet dienstjaar 1901 goed te keuren
in ontvang 1017,944.79£
in uitgaaf
957,305.87£
alzoo sluitende met een saldo van- 60,638.92
en naar aanleiding daarvan het bij dit voorstel behoo-
rende ontwerp-besluit vast te stellen.
2. heeren burgemeester en wethouders 's raads dank
te betuigen voor bet ordelijk financiëel beheer.
De Raadscommissie,
(get.) MIDDELKOOP.
I. WOLFF.
ZIJTSE FEDDEMA.
De beer Troelstra wil ondanks de vleiende conclusie
enkele opmerkingen, in het rapport gemaakt, beantwoor
den. In de eerste plaats de opmerking der commissie,
dat de gewone uitgaven de gewone inkomsten mot
ƒ4518.73 zouden hehben overschreden. Dit is minucr
juist.
Onder volgnos. 65 en 66« komen tijdelijke geldopne
mingen, dus buitengewone ontvangsten, voor, tot een
bedrag van ƒ20000.Onder de uitgaven komen voor
onder
volgno. 149. Subsidie voor de Waterleiding-
Maatschappij 5000.
volgno. 149A Tegemoetkoming in de
kosten van bestrating enz. van den Noor
dersingel - 1700.
volgno. 149 c. Tegemoetkoming in de
kosten van den basaltmuur aan den Wcs-
tersingel- 1500.
volgno. 149*/. Aankoop en ruiling van
vastigheden
3266.562l
volgno. 232o. Aflossing van tijdelijke
geldopneming- 13000.
Totaal 24666.56^
Dat geeft dus een verschil van ƒ4466, waarmede deze
buitengewone uitgaven worden overtroffen door de bui
tengewone inkomsten. De vermindering van bet batig
saldo is dus een gevolg van meerdere buitengewone uit
gaven.
Het is spreker overigens niet duidelijk, welke betee-
nis aan deze opmerking der commissie moet worden ge
hecht. Ook al ware de opmerking juist, dan zou spreker
van oordeel zijn dat deze toch geenerlei bijzondere be-
teekenis kan bebben in betrekking tot het beheer. Hij
toch meent dat saldo's, ontstaan door meerdere gewone
ontvangsten of mindere gewone uitgaven, als het noodig
is zeer wel mogen worden aangewend tot bestrijding van
gewone uitgaven van een volgend dienstjaar.
Eene andere zinsnede in lier rapportwaaromtrent
spreker eene opmerking wil makenis „dat de af-
„en overschrijvingen eerst dan den raad ter goedkeuring
„worden aangeboden wanneer de betrekkelijke begroo-
„fingen reeds lang zijn overschreden niet alleen, maar
„ook de rekeningen reeds zijn betaald".
Dat gebeurt, en burgemeester en wethouders geven
toe dat dit in vele gevallen lean worden voorkomen niet
altijd. Wanneer men met een werk bezig is dat afvalt
en de betrekkelijke post is uitgeput, dan kan men het
toch niet half voltooid laten liggen en wachten op wij
ziging der begrooting. Ook komt men soms te staan voor
onvoorziene omstandigheden. Om iets te noemen: Voor
enkele dagen deelde de directeur der gemeentewerken
burgemeester en wethouders mede dat een staaldraad van
de klok in de beurs noodzakelijk vernieuwd moest wor
den. In dit geval was er nog geld beschikbaar en kon
dus tot vernieuwing worden overgegaan zonder nog de
begrootingspost te overschrijden. Maar zoo dit niet het
geval ware geweest zouden zij toch order hebben gege
ven tot onmiddellijk herstel, 't zou toch te mal geweest
zijn, dat de klok om die reden 3 a 4 weken niet had
kunnen gaan
Bovendien worden toch alle af- en overschrijvingen
toegelicht. Dat die in den regel in het begin van het
jaar worden voorgedragen vindt zijn oorzaak hierin, dat
eerst het dienstjaar moet zijn afgeloopen vóór men zeker
kan weten op welke posten een overschot is.
Wil men nu eerder posten versterken, dan zal men
meestal genoodzaakt zijn, dit te doen bij wijziging der
begrooting en door tegenover de meerdere uitgaven een
tijdelijke geldopneming te stellen.
Intusschen kan spreker namens het college mededee-
len, dat men zooveel mogelijk zal trachten te voorkomen,
dat geene uitgaven worden gedaan boven de oor
spronkelijke of gewijzigde begrootingssommen, en dat de
betrokken ambtenaren zijn uitgenoodigd daartoe mede
te werken.
Dan wijst de commissie er op dat de oorspronkelijke
begrootingen meermalen worden overschreden, vooral bij
gemeentewerken.
Dit feit is hier herhaalde malen besproken en naar
spreker meent, ook voldoende toegelicht.
De directeur der gemeentewerken zendt in Juli reeds
zijne begrooting voor het volgend jaar in. Burgemeester
en wethouders dienen reeds in Augustus de geheele be
grooting in elkaar te zetten. Hoe zal men nu juiste
ramingen maken voor het geheele volgend jaar. Dat is
eenvoudig onmogelijk.Op het eene artikel zal men te
veel uittrekken en op het andere te weinig. Daarop is
dan immers ook gerekend, door in de begrooting op te
nemen een hoofdstuk, waaruit door af- en overschrijving
zoo noodig de verschillende posten kunnen worden aan
gevuld.
Burgemeester en wethouders kunnen er dan ook niet
voor instaan, dat dergelijke feiten zich niet meer zullen
voordoen. Dat is alleen te voorkomen bij zéér hooge
raming der begrootingsposten, doch dit wil men natuur
lijk ook weer niet. Bovendien zou dit het onaangename
gevolg hebben, dat de percentage der belasting moest
worden verhoogd, waartegen ook ernstige bezwaren zou
den geopperd worden.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkom
stig de conclusie van het rapport besloten.
9. Rapport der commissie, belast geweest met hel onderzoek
van de begrooting der stadsarmenkamerdienst 1003.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt over
eenkomstig do conclusie van het rapport besloten
1. Het subsidie uit de gemeentekas aan de stadsar
menkamer voor den dienst van 1903 vast te stellen op
ƒ32851.60.
2. De genoemde begrooting goed te keuren in ont
vang en uitgaaf beide tot een bedrag van ƒ39193.07.
VI. De heer Schoondermark vraagt en bekomt ver
lof der vergadering om te spreken over een onderwerp,
niet op den oproepingsbrief vermeld, n.l. de dienstrege
ling van den treinenloop tusschen Groningen en Leeu
warden, en zegt daarna het volgende
M. de V.
Door de Yereeniging tot bevordering van vreemdelin
genverkeer alhier, die zooals bekend in de laatste jaren
geijverd heeftom verbeteringen te brengen in de
toestanden van ons spoorwegverkeer en in de eerste plaats
om de beide hoofdsteden onzer noordelijke provinciën
door «Me/treinen te verbindenzijn toen hare pogingen
niet met gunstigen uitslag werden bekroond, aan gemeen
tebesturen, kamers van koophandel en dergelijke colleges
twee vragen gericht
le. of men het gewenscht achtte, die pogingen voort
te zetten en zoo ja,
Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 October 1902.
129
2e. welken weg men dacht te moeten inslaan, om dat
doel te bereiken.
Deze beide vragen, die vergezeld waren van eene uit
eenzettingwat door de Vereeniging voor vreemdelin
genverkeer in de laatste twee jaren iii die richting was
gedaan, werden toegezonden aan alle gemeentebesturen,
kamers van koophandel enz., die in den winter van 1900
(hier leg ik den nadruk op) zich vóór het nut en de wensche-
lijkheid ran sneltreinverbinding tusschen Groningen en
Leeuwarden hadden uitgesproken in een toen aan den Mi
nister van W., H. en N. gezonden verzoekschrift.
Het lag voor de hand, dat onder die college's ook ons
gemeentebestuur voorkwam, omdat Leeuwarden als mid
delpunt van handel en verkeer zoo ten nauwste bij goede
verkeersmiddelen is betrokken en in die richting dan ook
geen offers te groot worden geacht.
Ik hoop echter, M. de V.dat u zich de groote ver
wondering kunt voorstellentoen ons gemeentebestuur
aan de Yereeniging voor vreemdelingenverkeer be
richtte, dat, naar het hun voorkwamhet verleenen van
medewerking tot het doen van verdere stappen tot het
verkrijgen van sneltrein-verkeer in de beide noordelijke
provinciën, niet op den weg lag van hun college.
Maar M. d. V.heeft Leeuwarden nu geen behoefte
meer aan verbetering van verkeersmiddelen, juist in een
tijd waarin handel, nijverheid en landbouw bloeien
Deze inconsequentie M. d. V. komt nog sterker uit,
als ik daarbij vergelijk wat de kamer van koophandel
alhier heeft geantwoord. Zooals bekend iswant de
Leeuw. Courant heeft er melding van gemaakt, meende
dat college voorloopig te moeten afwachten, nk een der
zeker meest geachte leden van dat college, door den
Minister tot lid der commissie van spoorwegdienstrege
ling is benoemd, en men in redelijken zin kan veronder
stellen dat het bewuste lid de gunstige gelegenheid zal
aangrijpen, om op den onmogelijken misstand van het
gemis van sneltreinverkeer te wijzen en op die wijze het
algemeen belang van Leeuwarden ten zeerste aan zich
zal verplichten.
M. d. Y. Ik meen het hierbij te kunnen laten, omdat
het alleen in mijne bedoeling ligt uiteen te zetten, waarom
het antwoord van burgemeester en wethouders in zoo
hooge mate de bevreemding heeft opgewekt, en u ten
slotte de vraag te stellen
Waarom burgemeester en wethouders hebben gemeend,
in afwijking van hun antwoord in 1900, zich thans
te moeten onthouden hunnen steun te verleenen in eene
aangelegenheid, waarbij de belangen van de provincie in
't algemeen en die van Leeuwarden in 't bijzonder in
zoo hooge mate zijn betrokken
De Voorzitter is door den geachten spreker van diens
voornemen om te interpelleeren verwittigd, en heeft
daarom gelegenheid gehad, de betrekkelijke stukken nog
eens te raadplegen. Hij zal er wel niet op behoeven te
wijzen, dat van eene interpellatie in den eigenlijken zin
van het woord geen sprake kan zijn; de dienstregeling
der spoorwegen valt toch geheel buiten den kring der
bemoeiingen van burgemeester en wethouders.
En hoe ruim men nu de grenzen van het interpella-
tierecht ook wil stellen, toch zal wel niemand volhouden,
dat eene, met een particuliere vereeniging gevoerde, brief
wisseling over ten aanzien eener sneltreinverbinding ge
koesterde wenschen, tot bet dagelijksch bestuur der ge
meente behoort, waarover burgemeester en wethouders
aan den raad verantwoording schuldig zijn en alle ver
langde inlichtingen moeten geven.
Dit vooropgesteld, wil spreker niet weigeren den heer
Schoondermark een antwoord te geven op zijne vraag.
In Nov. 1900 ontvingen burgemeester en wethouderster
kennisneming een ontwerp-adres aan den Minister van
Waterstaat van de Yereenigingen voor Yreemdelingenver
keer te Leeuwarden, Groningen en Winschoten, inzake
verbetering van den treinenloop tusschen Friesland en
Groningen, met verzoek daaraan hunne adhaesie te wil
len betuigen. Aan de Yereeniging te dezer stede werd
daarop medegedeeld, dat burgemeester en wethouders
gaarne verklaarden met de strekking van dit adres ge
heel in te stemmen.
Na dien tijd werd van de zaak niets vernomen, totdat
in November 1901 eene circulaire van de Vereeniging
voor Vreemdelingenverkeer te Leeuwarden werd ontvan
gen waarinonder bijvoeging van een exemplaar der
Nieuwe Groningsche Courant, die den uitslag der gedane
stappen vermeldde, werd gevraagd
„1. of bet door ons college wenschelijk werd geacht,
„dat bedoelde pogingen zouden worden voortgezet en, zóó ja,
„2. welke weg naar de meening van ons college
„diende te worden ingeslagen om te verkrijgen, dat eene
„tusschen de beide hoofdsteden der provinciën Groningen
„en Friesland veel te lang onthouden sneltrein-verbinding
„tot stand worde gebracht".
Bij de beraadslaging over bet antwoord, dat zou wor
den gegeven, stuitten burgemeester en wethouders aan
stonds op eene moeielijkheid.
Immers in de bijlage van de circulaire stond te lezen,
dat de Yereeniging zou blijven diligent en elke gelegen
heid, zou aangrijpen om haar doel te bereiken. Waaruit
zóó vaststond, was de strekking der eerste vraag niet
recht duidelijk en kon een antwoord daarop van burge
meester en wethouders, in welken zin dit ook mocht
uitvallen, geen gewicht in de schaal leggen.
Achtten burgemeester en wethouders derhalve een ant
woord op de eerste vraag geheel overbodig, tot beant
woording van de tweede rekenden zij zich allerminst be
voegd vooreerst is toch, zooals straks reeds gezegd, dit
college inzake spoorwegregeling absoluut niet deskundig
en ten anderen was, naar bet oordeel van burgemeester
en wethouders, de leiding der op touw gezette beweging
in zóó voortreffelijke handen, dat een advies hunnerzijds
daaraan toch niets zou kunnen verbeteren.
In die omstandigheden meenden zij te moeten volstaan
met de adhaesiebetuiging van 1900 en zich van nader
advies te moeten onthouden, vandaar dat aan de Ver
eeniging voor Vreemdelingenverkeer naar sprekers
meening terecht werd medegedeeld, dat het medewer
ken tot doen van verdere stappen in de door haar ge-
wenschte richting niet op den weg van burgemeester en
wethouders lag.
De heer Schoondermark, dankende voor het bekomen
antwoord, is toch niet geheel bevredigd De redeneering
van den voorzitter was volkomen logischen spreker
werd bijna in een hoek gezet. Bijna, doch niet volkomen.
Als voorzitter der Vereeniging rust op hem een zware
plicht, en daarom wil hij er op wijzendat een woord
van adhaesie van het gemeentebestuur in deze materie
wel degelijk van goeden invloed had kunnen zijn en de
zaak gediend had. Te meer betreurt hij dit gemis, waar
bij eene vorige gelegenheid het gemeentebestuur der
vereeniging en haar streven zoo goed gezind bleek dat
bet haar ƒ80.— subsidie schonk voor eene reclamekaart.
Men roept de vereeniging toe„Ga voort met Uwe
pogingen", maar welken weg te gaan Dat de veree
niging een groot belang van Leeuwarden voorstaat is
zeker. Of is een sneltrein tusschen Leeuwarden en Gro
ningen niet in 't belang van Leeuwardenals men in
aanmerking neemt, dat het bloeiende Noord-Oostelijk deel
der provincie Groningen en eene vruchtbare streek van
Noord-Holland boven Amsterdam niet zijn verbonden
door een goeden sneltrein-dienst, twee streken waar Leeu
warden tusschen ligt
Indien de geruchten eens bewaarheid worden en de
Hollandsche Spoorweg-Maatschappij een sneltreinver-
binden maakte van StavorenSneek, Drachten, Gronin
gen, wat werd Leeuwarden dan Een tweede Dokkum
Het gemis der sneltrein-verbinding zal in hooge mate
blijken bij de tentoonstelling van Landbouw en Nijverheid,
het volgend jaar te Groningen te houden.