138 Verslag van de liandeliugen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 October 1902 De heer Van Messel heeft de straatverlichting ook in de sectievergadering door hem in den aanvang ge noemd ter sprake gebracht. Art. 205? in verband met art. 176// der gemeentewet, legt aan de gemeente de verplichting op voor straatver lichting zorg te dragennu komt het spreker toch zeer ongerijmd voordat door de gemeente het gas ten be hoeve dier verlichting wordt berekend tegen denzelfden prijs als aan particulieren. Spreker meent, dat het ratio neel zou zijnindien slechts productieprijs in rekening wordt gebracht. Spreker heeft dienaangaande inlichtingen ingewonnen in andere gemeenten, en hem is gebleken, dat te Gro ningen, Meppel, Zwolle, Utrecht, Arnhem, Leiden, Alk maar, Rotterdam, Maastricht, de straatverlichting wordt berekend tegen productieprijs, ja zelfs, somtijds daar be neden. Te Nijmegen en Gouda wordt voor de straat verlichting niets berekend. Spreker beroept zich nog op den heer Duparc, die zich als specialiteit in gasfabriekzaken beeft doen kennen en gedurende 37 jaren daarvan eene studie heeft gemaakt en wiens adviezen steeds met de meeste nauwgezeth zijn opgevolgd. Hij geeft lectuur van hetgeen door dat geachte lid in de vergadering van 8 Julij.l. omtrent de exploitatie der gasfabriek is gezegdwaaruit volkoineu blijktdat ook zijne opinie is, dat alléén voor de levering van gas aan particulieren winst mag worden berekend. Waar nu door den lieer Hijlkema (wethouder der gas fabriek) bij het voorstel „retributie buizennet," eveneens eene vergelijking met andere plaatsen is gemaakt, en daaromtrent het volgende is gezegd (zie bijlage Ao. 26 1901) „Meerdere gegevens staan ons hieromtrent voor het „oogenblik niet ten dienste. Wij houden ons echter „overtuigd, dat er nog tal van andere gemeenten zijn aan „te wijzen, die dit stelsel in toepassing brengen. Wij „komen dus daarmede in talrijk en goed gezelschap." In de vergadering van 8 Juli j.l. heeft de groote meer derheid van den raad die les gevolgd. Spreker maakt nu de aangehaalde woorden van den beer Hijlkema tot de zijne, twijfelt niet, of de raad zal nu ook toonen consequent te zijn en in dat talrijk en goed gezelschap gaan verkeeren, wat door hem omtrent de straatverlichting is aangewezen. De heer Trcelstra merkt op, dat Leeuwarden in deze verder gaat dan andere gemeenten. De straatverlichting, de verlichting van scholen, gemeentegebouwen, enz. is tot grondslag genomen voor liet bepalen van de vaste uitkee- ring, die de fabriek jaarlijks aan de gemeente zal hebben te doen. Dit is niet op andere manier gedaan alleen om comptabele redenen. Voor de scholen o.a. moet voor verlichting eene som worden uitgetrokken, omdat daar het rijk een deel van de kosten draagt. Het eenige verschil is, dat thans alles in vaste bijdrage is geconverteerd, maar de grondslag der berekening is ge weest vrije straatverlichting enz. Dat staat duidelijk ge noeg in de stukken betrekkelijk de reorganisatie der tinan- ciëele verhouding van de fabriek tot de gemeente, doch schijnt aan de aandacht van den heer van Messel te zijn ontsnapt. De heer Van Messel begrijpt het antwoord van den heer Troelstra niet. Hij spreekt over comptabiliteit, hij sprak slechts over de straatverlichting. Dat scholen en gemeentegebouwen enz. er buiten val len, is natuurlijk, met het heffen van retributie hebben die ook niets te maken. In de vergadering van 22 Oct. 1901 heeft spreker er reeds op gewezen, dat de retributie voor het buizennet plus rente der schuld niets anders is dan eene inkomst, die men wenschte te stellen tegenover de rente van 33,000, welke jaarlijks van de gasfabriek werd genoten en dus de geheele regeling tusschen gasfabriek en ge meente kon worden beschouwd als een soort compromis. Spreker blijft beweren, dat het onzin is als de ge meente do straatverlichting berekent tegen particulie ren prijs. De volgnos. 127134 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 136. De heer Van Messel deelt mede, dat do beursmeester heeft geklaagd over de kachels in de Beurs. Zij rooken dikwijls en verbruiken veel cokes, terwijl de lokalen zeer ongelijk worden verwarmd. Spreker raadt aan daar Sa lamanders te plaatsen, want al zijn de kosten van aan schaffing hoog, deze zullen door het veel zuiniger gebruik van brandstof spoedig zijn vergoed. Spreker vestigt hierop de aandacht van burgemeester en wethouders. De Voorzitter zegt een onderzoek toe. De volgnos. 136138 worden ongewijzigd goedgekeurd. Bij volgnummer 139 verzoekt de Voorzitter, in het be lang van de afdoening op heden van de begrooting, niet te treden in retrospectieve beschouwingen over de finan- ciëele verhouding tusschen de gemeente en de gasfabriek. Die zaak is in de vergadering van 8 Julij.l. beslechten kan nu bij de begrooting niet opnieuw een onderwerp van discussie uitmaken. Spreker wijst er voorts op, dat bljjkeus de in de sec tiën gemaakte opmerking, deze post met 100 moet wor den verhoogd. De heer Van Messel wil gaarne voldoen aan het ver zoek des Voorzitters, al deelt hij diens meening niet. Hij toch is van meening, dat ieder lid het recht heeft zijne bezwaren toe te lichten en dat wel op de wijze, die hem het beste toeschijnt. Maar om gehaspel, als hij dit woord mag gebruiken, te voorkomen, zal hij aan den wensch voldoen. Spreker heeft reeds in de vergadering van 22 October 1901 breedvoerig uiteengezet de bezwaren, die hij had tegen de linanciëele regeling tusschen gasfabriek en ge meente, echter zal hij zich thans bepalen alléén tot letter E. en F. van dit hoofdstuk. Hoewel de raad in zijne vergadering van 8 Juli j.l. het fictieve cijfer der schuld ad f 168,500, als vaststaand heeft aangenomen zonder aangeving van een gegrond motief, houdt spreker de bewering vol, dat het een fictief cijfer is en blijft. Ilet is derhalve in strijd met zijne overtui ging daaraan zijne goedkeuring te hechten. Vat de zaak retributie-buizennet aangaat, refereert spreker zich aan het door hem gesprokene in de verga dering van 22 October 1901. Ilij zal tegen dit hoofdstuk stemmen. De heer Kuipers heeft in de sectievergadering eene vraag gedaan aangaande de aanbesteding van steenkolen per II. L. Hem is toen geantwoord, dat dit in andere gemeenten ook geschiedde. Volgens door spreker ingewonnen inlichtingen geschiedt dit te Amsterdam en Haarlem niet. Het groote bezwaar is, dat steenkolen zich niet laten meten en dat daarom niet elk krijgt, wat hem toekomt. Spreker heeft geïnformeerd naar enkele ontlossingen. Van 3 partijen elk van 45.000 Iv.G. leverde no. 1 uit 506 TI.L. 2 555 3 546 Van 3 partijen elk van 65.000 K.G. leverde no. 1 uit 824 ILL. 2 796 3 809 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 October 1902. 139 Van 2 partijen elk van 160.000 K.G. leverde één uit 1916 ILL. en de andere 1943 ILL. Van 2 partijen elk van 120.000 K.G. leveide één uit 1459 H.L. en de andere 1411 H.L. Het komt spreker voor, dat aanbesteding per K.G. aan beveling verdient, daar dit gebruik ook in den groothan- liandel wordt gevolgd. In de memorie van antwoord is geantwoord, dat daar voor geen werktuigen aanwezis waren en dat aanschaffing daarvan groote kosten meesleepte. Volgens spreker mag dit bezwaar niet gelden, omdat de weegwerktuigen voor eene gemeente niet te duur kunnen zijn, in ieder geval zoo goed mogelijk behooren te wezen. De heer Hijlkema wijst er op, dat op de opmerking van den heer Kuipers liet antwoord wordt gegeven in de memorie van antwoord. Het is spreker ook bekend, dat bijv. te Amsterdam de spoorwagonsmet kolen ge laden, op groote bascules worden gereden en aldus wor den gewogen. Hier wordt echter bijna alles per schip aangevoerd en de ondervinding heeft geleerd, dat ont vangst bij de maat hier voordeeliger is. Bovendien kunnen de kolen nat zijn, zoo dat ze daardoor zwaarder wegen, wat een tweeledig nadeel voor de fabriek zou opleveren. Mogelijk kan er later nog eens over gedacht worden, wanneer eens de tramlijn achter de gasfabriek zal zijn aangelegd. Thans is het niet in het belang der gasfabriek tot aanbesteding bij het gewicht over te gaan. Do heer Kuipers meent, dat het bezwaar, dat de kolen nat kunnen zijn, niet geldt, omdat zulke kolen door den directeur zullen geweigerd worden. De heer Wolff wil eene anuere opmerking maken en wel betreffende de boekhouding. Het heeft zjne aandacht getrokken, dat de handteekening van den boekhouder onder quitantiën niet geschreven wordt, maar geclicheerd. Dit kan bezwaren geven, daar zulk eene geclicheerde quitantie eigenljk geen quitantie is. Spreker wil bur gemeester en wethouders in overweging geven, daarin verandering te brengen. De heer Hijlkema doet toezegging, dat daarop zal wor den gelet in het vervolg. De heer Lautenbaclk heeft in de sectievergadering ge vraagd naar de regeling van de losse werklieden. Deze rekenen op eene vaste aanstelling. In Amsterdam ontvangen de losse werklieden, die 14 maanden gediend hebben en goed voldoen, eene vaste aanstelling. Dit is voor die lieden van groot belang met het oog op hun pensioen. Het is een misverstand, dat hier losse werklieden alleen gebruikt worden in buitengewone om standigheden. Aan de gasfabriek werken drie losse werk lieden, die al twee jaren dienen. Spreker wil vragen, of het niet rechtvaardig zou zijn ook met het oog op hun pensioen, hun wanneer zij goed voldoen, eene vaste aan stelling te geven? De heer Hijlkema merkt op, dat er aan de gasfabriek zijn vaste en losse werklieden. De laatsten worden ge bruikt voor graafwerk, op de cokesplaats en als hulp stokers. Spreker wil graag gelooven, dat er onder de losse werklieden zijn, die één a twee jaren in dienst dei- fabriek zijn; welnu! dat pleit dan voor twee zaken: dat zij goed zijn en dat de gasfabriek hun goed is. Voor vacatures komen de daarvoor passende tijdelijke werklieden het eerst in aanmerking, doch men kan, om de lossen vast te maken, de vaste werklieden toch niet ontslaanEn evenmin het getal vasten op dien grond uitbreiden. Dan zou er in de stille tijden personeel rond loopen. De heer Lautenbacll voelt het klemmende niet van het betoog van den vorigen sprekerbegrijpt niet, waarom zulk een werkman, ook al moet lij lang wachten, altijd los moet heeten. Er bestaat geen reden om iemand, die lang in z jn functie werkzaam is en z ju plicht doet, geen vaste aanstelling te geven. Dit eiseht do rechtvaardig heid met het oog op zjn pensioen. De Voorzitter doet opmerkendat hét getal vaste werklieden volgens de verordening bepaald wordt door burgemeester en wethouders en dit getal niet altjd kan worden uitgebreid op de door den heer Lautenbacll ge dachte wjze. Voor aanstelling van losse arbeiders tot vaste moeten er vacatures zjn. Wanneer er eene vacature isdan komen de losse werklieden het eerst in aanmerking, maar door hen, na een zekeren dienstt jd, aanspraak te geven op eene vaste aanstelling, zou het getal vaste werklieden eene te groote uitbreiding kunnen krijgen. De geheele post daarna, op verzoek van den beer van Messel in stemming gebracht, wordt aangenomen met 14 tegen 5 stemmen, die der lieeren Feddema, Lautenbacll Jansen, Middelkoop en van Messel. Volgno. 139 wordt, overeenkomstig de memorie van ant woord gewijzigd en no. 140 ongewijzigd' goedgekeurd. Volgno. 141. Do heer Van Messel heeft in het sectierapport gelezen, dat er in de le en 2e sectie gevraagd ishoever de voorbereiding gevorderd is van het voorstel van den heer Menalda om wijziging te brengen in den dienst der stadsreiniging In de memorie van antwoord wordt door burgemeester en wethouders gezegd, dat het praeadvies (zie bijlage no. 30 handelingen van 1901) op verzoek van den geachten voorsteller nog niet in openbare behandeling is gebracht, omdat deze geachte voorsteller den wensch had te kennen gegeven daarop schriftelijk te repliceeren. Spreker zegt, dat het nu bijna een jaar gele len is, dat dit praeadvies werd uitgebracht, en nog blijft de geachte voorstellerde héér Menaldain gebreke aan het door hem uitgesproken verlangen te voldoen, dus m.a.w. gezegd „liet praeadvies zal in de openbare vergadering „worden gebracht op tijd en wijle, dat het dien geachten „voorsteller behagen zal schrifteljk van repliek te dienen. Naar aanleiding van dit feit doet spreker opmerken, dat aan het eene raadslid meer rechten worden gegeven dan aan het andere, want in de vergadering van 24 Juni jl. is aangekondigd, dat op 8 Juli d.a.v. in behan- handeling zou worden genomen het verslag van de com missie inzake de financiëele verhouding tusschen ge meente en gasfabriek. Spreker beeft toen slechts 14 dagen uitstel verzocht, omdat hij dien dag in het bui tenland vertoefde en er hoogen pr js op stelde bj de be handeling tegenwoordig te zijn. Door den voorzitter is dat geweigerd, omdat uitstel, met het oog op het opma ken der ontwerp-begrooting, niet mogelijk was. Dat dit motief gezocht en niet steekhoudend was, is thans volkomen gebleken en wel uit de memorie van antwoord van burgemeester en wethouders, want nadat de ontwerp-begrooting was opgemaakt, in de sectiën on derzocht is en rapport is uitgebracht, komen burgemees ter en wethouders met eene wjziging van ƒ40.000 in ontvangst en uitgaaf. Spreker wil vermjdeii opnieuw het verwijt te hoorendat lij terugtreedt ia vroeger gehouden debatten, doch hij moot er nog op wijzen, dat, toen hij in de vergadering van 8 Juli j.l., dut verzoek nog eens schriftelijk herhaalde, de voorzitter en enkele leden van den raad zich opnieuw daartegen verklaarden, dus

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1902 | | pagina 5