140 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 October 1902. voor spreker een volkomen bewijs, dat men hem bij de behandeling van genoemde voorstellen niet tegenwoordig wensebte te zien. Spreker hoopt, dat voortaan de rechten van alle leden gelijk zullen zijnzoowel van „de oude als van de nieuwe garde." De Voorzitter ziet in bet gesprokene door den beer van Messel een verwijt van partijdigheid aan zijn adres, doch meent in de 4 jaren, dat bij deze vergadering leidt, zoodanig verwijt van geene zijde te hebben verdiend. De grief van den beer van Messel is dan ook volkomen ongegrond, omdat de vergelijking tusscben bet voorstel- Menalda en de behandeling der financiëele regeling tus scben de gemeente en do gasfabriek in liet geheel niet opgaat. De beer Menalda beeft, gebruik makende van bet recht van initiatief, een geheel nieuw onderwerp bij den raad aanbangig gemaaktde verplaatsing van bet aschland waarvan nog geenszins kan worden beweerddat het rijp is om te worden afgedaan. Wil hij, die de zaak op touw beeft gezetdaarover nog replieeerendan is bet billijk, dat hem biervoor de gelegenheid wordt gelaten. Het uitstel, dat de heer van Messel op 24 Juni jl. ver zocht, betrof een voorstel van burgemeester en wethou ders, dat, na ampele voorbereiding in October 1901 en door onderzoek in de sectiën, in staat van wijzen verkeerde en geheel vatbaar was om te worden afgedaan, zoodat. bet niet om toevallige verhindering van één lid kon worden uitgesteld. De beer Van b'essel wijst er op, dat bet niet direct in zijne bedoeling lag den voorzitter een verwijt te doen van partijdigheidechter blijft liij constateeren, dat hem groot onrecht is geschied, te meer, waar volgens eigen verklaring van den heer Menalda, door den voor zitter met hem de dag van 8 Julij.l. was bepaald voor de behandeling van bet sectierapport. Wat nu de bewering van den voorzitter aangaat, dat bet geval van den heer Menalda en dat van spreker niet gelijk zijn, dit wil hij in het midden laten, echter meent hü' te moeten handhaven, hetgeen door liem is gezegd. De volgnos. 141 en 142 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 143. De beer Kuipers beeft in de sectie geklaagd over den stank van den verbrandingsoven op bet aschland, waar schijnlijk bet gevolg van de geringe hoogte van den schoorsteen. Het komt hem voor, dat, waar de gemeente particulieren, die voor bun bedrijf een schoorsteen moeten gebruiken om gassen af te voeren, ver plicht schoorsteenen te bouwen van buitengewone hoogte, zij zelve voor moet gaan en bare inrichtingen geen binder aan omwonenden mogen geven. Hij weet, dat een schoorsteen circa 500.moet kosten en alhoewel in de sectie is geantwoord, dat bij de verbranding altjjd rekening werd gehouden met den windvindt spreker dit juist een motief voor verbetering. Op een en ander vestigt bij de aandacht van burgemeester en wetbonders. De beer Haverschmidt was rapporteur der sectie, waarin de opmerking over den verbrandingsoven werd gemaakt en de toevoeging aan het verslag is van zijne band. Spreker ontleende die aan een verslag van de Amster- damscbe reiniging, waaruit blijkt, dat men in de quaestie van verbranding van vuilnis, bier zoowel als in bet buitenland, nog altijd in de periode van proefneming verkeert. Door een hoogeren schoorsteen wordt de zaak nog niet opgelost en het verdient overweging, dat men liet resultaat van de Ainsterdamsche proefneming, waar men thans een project maakt voor 10 ovens, eerst af wacht. De beer Hijikema wijst er nog op, dat er onderzoek naar is gedaan en dat bij met den directeur der reini ging er over beeft gesproken. Volgens diens laatste op gaaf zijn de kosten van een misschien doelmatigen oven 2500. Alvorens die som te besteden wacbte men de proefnemingen, die in andere groote steden gedaan wor den, af. Dit bier te doen, zou te kostbaar zijn. De directeur der reiniging heeft spreker de verzeke ring gegeven, dat er alleen verbrand wordt, als de wind van de stad af waait. Het is ook zeer de vraag, of de stank, dien men op rekening stelt van den reinigingsoven, niet voor een groot deel afkomstig is van de stroöcar- tonfabriek, die altijd door baar rook over de stad laat gaan. Bij vochtig weer slaat de rook uit die wel is waar hooge schoorsteenen wel degelijk neer. De beer Middelkoop had de bedoeling de volgende opmerking te maken bij de inkomsten, maar bet is iets van ondergeschikten aard en bet kan ook hierbij ge beuren wegens het verband. Bij Camstraburen wordt iederen dag van 712 uur in een praam vuilnis gestort. Op den wal worden de karren geleegd en de vuilnis geschift. Van die werk zaamheden hebben de omwoners veel last door den stank en bet verstuiven der vuilnis. Daarom doet spreker het verzoek te willen bevorderen, dat voortaan de vuilnis uitgestort wordt in de praam en op bet aschland wordt uitgezocht, waardoor bet bezwaar zal worden voorkomen. De Voorzitter zegt, dat verbetering zal worden over wogen. Het volgnummer uordt ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 144. Do beer Lautenbach is ingelicht, dat de haver voor de paarden der reiniging wordt aanbesteed, maar dat de levering van de noodige dekens jaar in jaar uit aan dezelfde firma wordt opgedragen. Spreker verzoekt daarmee te breken en ook andere firma's de gelegenheid te gevenhet is niet billijk, dat één firma altijd met de buit strijken gaat. Bij bet gelijkelijk dragen van de lasten door alle win keliers, mogen de voordeelen niet het deel van een enkele zijn. De heer Hijikema wil mededeelen, ook naar aanleiding van de zooeven gemaakte opmerking, dat er eene aanbe steding van haver is uitgeschreven,maar niet gegund, omdat de inschrijvingen al te boog waren. Dit jaar zal de haver opnieuw worden aanbesteed. "Wat de levering van dekens steeds door ééne firma betreft, daarvan is spreker niets bekend, maar bij belooft daarnaar onderzoek te doen en er in bet vervolg op te zullen letten, dat ook anderen^eens voor levering aan de beurt komen. De beer Lautenbach dankt voor de toezegging. Het volgnummer wordt ongewijzigd goedgekeurd. Evenzoo volgnos. 145168. Van volgno. 1G9 wordt de toelichting gewijzigd over eenkomstig de memorie van antwoord. Daarna wordt bet, evenals volgnos. 170 en 171 ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 172. De heer Tromp heeft tot zijne verbazing gemerkt, dat er van de bezwaren, door hem geopperd in de sectie vergadering met geen woord in bet verslag is melding Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 October 1902. 141 gemaakt, niettegenstaande de rapporteur hem uitdrukke lijk gevraagd had, of bij zulks verlangde, betgeen zijner zijds bevestigend was beantwoord. Spreker bad naar aanleiding van deze beschouwingen eene motie willen indienen en doet dat thans zonder dezen aanloop. De motie luidt De raad van oordeel, dat bet wenschelijk is bet geneeskundig onderzoek der publieke vrouwen alhier, geregeld bij ver ordening no. 16 van 1876, af te schaffen, noodigt burgemeester en wethouders uit te zijner tijd een voorstel te doen om voornoemde verordening in dien zin t« wijzigen. De Voorzitter herinnert aan zijn raad, den beer Tromp reeds in de sectievergadering gegeven, om eene motie over dit onderwerp, zelfstandig bij den raad in te dienen, aangezien deze er zich steeds tegen beeft verzet, om dergelijke belangrijke beslissingen incidenteel bij de be handeling der begrooting te nemen. Het zal dus wel niet de bedoeling van den voorsteller zijn, dat de motie thans wordt behandeld. Daarop is art. 81 11. v. van toepassing, op grond waarvan spreker voorstelt in eene volgende vergadering te beslissen, of de motie in overweging zal worden ge nomen en zoo ja, daarmede te handelen overeenkomstig artikel 60 R. v. O. De heer Haverschmidt is zich niet bewust, dat hij als rapporteur zijner sectio een verzuim heeft gepleegd te genover den heer Tromp. Dat bij de opmerking van dit lid niet in bet rapport plaatste, was de wensch van de leden der sectiedie bij gaarne als getuigen neemt. Eene motie als die van den heer Tromp zal spreker niet steunen, liet groote onderzoek van 1899, wraaraan spre ker een werkzaam deel nam, is nog te kort geleden. In elk geval dient men bot resultaat af te wachten van de beweging, die over bet geheele land wordt op touwr gezet, van Arnhem als hoofdkwartier uit, teneinde eene rijkswet te verkrijgen, waarbij bet houden van bordeelen zal zijn verboden De Voorzitter meent den spreker te moeten doen op merken, dat de motie thans niet in behandeling is deze komt eerst later aan de orde, als de raad in eene vol gende vergadering tot het in overweging nemen daarvan zal hebben besloten. De heer Haverschmidt zal zich niet verder uitlaten. De heer T romp gelooft graag aan de goede trouw van den geachten vorigen spreker, maar waar de vraag gedaan is in de sectievergadering, daar is bet toch vreemd, dat voor bet niet voldoen daaraan als eenig exuus wordt gegeven een beroep op goede trouw. Deze zaak is toch niet van gewicht ontbloot. En waar voor keien en gloeikousjes wèl plaats is, had hij reden te ver wachten, dat deze beschouwingen niet verdonkeremaand werden. De beer Haverschmidt beroept zich voor zijne opvat ting op de leden, die die sectievergadering hebben bij gewoond. De Voorzitter meent, dat hier een misverstand heerscht, dat bij wil trachten op te lossen. In de sectievergade ring maakte de heer Tromp zijne bezwaren aanhangig door te protesteeren tegen den thans aan de orde zijnden post. Spreker beeft toen gezegd, dat dit protest niet opging, daar de post een noodzakelijk uitvloeisel is van de ver ordening, die nog in 1899 door den raad is gehandhaafd en dat dus de "gelden voor de uitvoering daarvan niet mogen worden onthouden. Hij gaf den beer Tromp toen den raad om, betzij bij of onafhankelijk van de begrooting, met een zelfstandig voorstel bij den raad te komen. De beer Tromp zou zich naar dien wenk voegen en hierin schuilt de roden, dat bet sectieverslag geen melding maakt van eene zaak, die buiten de begrooting ter sprake komen zou. De volgnos. 172176 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 177. De heer Haverschmidt spreekt over den lotingsdag, waarop zoo menig loteling aan zijne positie verplicht meent te zijn als dronken man langs de straat te zwieren en richt tot den burgemeester het verzoek, of deze eens eene proef wil nemen met een der drie maatregelen, die elders worden toegepast, namelijk sluiting van alle ber bergen, sluiting op sommige uren of sluiting in den om trek van het lotingslokaal. Moge over bet effect ook verschillend geoordeeld wor den wellicht tempert het de ruwe tooneelenwaaraan zich de ingezetenen, men denke aan het gevecht met de marechaussee, ook dit jaar hebben geërgerd. De Voorzitter antwoordt, dat het in hooge mate twij felachtig is of hij krachtens art. 188 der gemeentewet bevoegd is bij wijze van preventieven maatregel herber gen te sluiten. Hij is van oordeel, dat dit alleen kan, als de verordening daartoe de gelegenheid opent. Bovendien meent spreker, dat de lotingsdagen alhier een kalm verloop hebben en dat ruwe tooneelen, die een der- gelijken maatregel zouden billijkentot de hooge uit zonderingen behooren. Volgnummers 1771x2 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 183. De heer Feddema merkt op dat onder volgnummer 126 ƒ442 is uitgetrokken voor bezoldiging van een aspi rant-brugwachter terwjjl onder volgnummer 188 nog 700 wordt uitgetrokken voor vervanging der brugwach ters. Spreker wil vragen, wat een aspirant-brugwachter doet, als hij geen dienst heeft, en hoe die ƒ700 op do begrooting komen voor vervanging der brugwachters De Voorzitter antwoordt, dat de z.g. „aspirant-brug wachter" een werkman is, aangewezen om bij voorko mende vacatures in de eerste plaats voor brugwachter in aanmerking te komen. Thans doet hij alle voorkomend werk, hem door den directeur opgedragen. Hij dient niet speciaal voor tijdelijke vervanginghet hiervoor uitgetrokken bedrag is hoog, omdat in geen be trekking zooveel zieken voorkomen bijna geregeld is er een brugwachter ongesteld en dan moet in zijn dienst worden voorzien. De heer Feddema meent, dat de tijdelijke vervanging der brugwachters behoort te geschieden door de tijdelijke werklieden in dienst der gemeente en acht het niet noo- dig, dat zij daarvoor nog afzonderlijk bezoldigd worden. Spreker noemt een voorbeeld: Brugmans, die daardoor boven zijn salaris nog een vrij aanzienlijk inkomen heeft. Dit is niet noodig en de werklieden kunnen die diensten verrichten voor hetzelfde geld. De Voorzitter wijst er op, dat het meerdere loon, dooi den heer Feddema bedoeld, een gevolg is van het feit, dat gemeentewerklieden op de brug dienst doen, buiten de in hun instructie bepaalde uren. Bovendien moet men in aanmerking nemen, dat op Vrijdagen aan de brug wachters een hulp wordt toegevoegd, die ook uit dezen post betaald wordt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1902 | | pagina 6