146
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 October 1902.
anders opinie, maar hij herhaalt, dat thans de kans niet
is uitgesloten, dat er later stemmen opgaan, dat de kosten
te hoog zijn.
De Voorzitter herinnert spreker aan art. 142 der ge
meentewet, volgens welk artikel de raad zich het vast
stellen der plannen en voorwaarden van aanbesteding
van werken kan voorbehouden, maar z.i. zou het niet te ver
dedigen zijn, als de raad nu nog van die bevoegdheid
ging gebruik maken, waarvan groote vertraging het ge
volg zou zijn.
De heer Jansen wist niet, dat de plannen voor school
no. 11 gereed waren. Hij wil hier verklaren, dat de com
missie voor openbare werken wel de teekeningen, maar
geen bestek en begrooting heeft gezien, opdat haar later
het verwijt niet treffe, dat zij alles laat gaan.
Ook is door genoemde commissie geen rapport uitge
bracht over het bestek voor school no. 7.
De heer Feddema stelt voor den post met 37000 te
verminderen.
Dit amendement ondersteund wordende, komt in be
handeling.
De heer Jansen zou den heer Feddema in overweging
willen geven zijn amendement in te trekken, want of de
post nu pro memorie of tot de som van 37000
wordt uitgetrokkken, is toch hetzelfde. Later bij aan
besteding zal blijken, welke som benoodigd is en spreker
wil de hoop uitspreken, dat het kostenbedrag alsdan be
langrijk lager zal worden.
De heer Troelstra merkt op, dat onlangs aanmerkingen
zijn gemaakt, dat de uitgaven voor school no. 7 op de be
grooting werden gebracht na de aanbesteding.
Nu ze voor school no. 11 op do begrooting worden ge
bracht, onmiddellijk na raming en voor dat eene aanbe
steding plaats heeft, is het ook niet goed.
Intusschen diene men in het oog te houden, dat het
uitgetrokken cijfer niet beteekent, dat de kosten precies
dit bedrag zullen zijn dat zal afhangen van het op te
maken bestek en ten laatste van de aannemingssom. Het
uitgetrokken cijfer kan te hoog en ook wel te laag zijn.
Het is eene voorloopige, natuurlijk zoo goed mogelijke
raming, meer niet.
De heer Feddema wil zijn amendement wel intrekken,
maar constateert tevens dat een raadslid minder wordt
geloofd dan de directeur der gasfabriek.
Hierna icordt volgno. 207gewijzigd overeenkomstig de
memorie van antwoordvastgesteld. Evenzoo de volgnos.
208—242wat de volgnos. 210 en 221 betreftgewijzigd
als voren.
Volgno. 243.
De heer Jansen zag een post, groot f 1000, uitgetrok
ken voor den verkoop van bouwterreinen evenals in 1902.
Dat vormt met 1901 een verschil van ƒ750.
Spreker wil vragen, of dit in verband staat met het
plan om in 1903 de terreinen publiek te verkoopen,
omdat bij onderhandsche verkooping hem de som hoog
voorkomt.
De Voorzitter antwoordt, dat uit dezen post worden
gekweten de kosten van opmeting van elk terrein door
een landmeter, zooals na elke provisioneele toewijzing
geschiedt.
In 1901 is weinig bouwterrein verkocht, vandaar dat
toon de kosten laag waren, maar spreker hoopt, dat het
uitgetrokken bedrag zeker noodig zal zijn.
Het volgno. 243 wordt daarna ongewijzigd goedgekeurd.
Evenzoo volgnos. 244247.
Volgno. 248. Blijkens de memorie van antwoord kan
het uitgetrokken bedrag verminderd worden met f 40.
De heer Schoondermark wil vragen, hoe het nu zal
gaan met de te benoemen leerares in den zang aan de
middelbare school voor meisjes, of zij zal worden opge
nomen in het pensioenfonds, want het is een soort twee
slachtig wezen. Zij betaalt niet mee tenminste mejuf
frouw Poutsma deed dat niet volgens de oude verordening.
De Voorzitter antwoordt, dat de te benoemen leerares
volgens de pensioensverordening van 1899, evengoed als
mej. Poutsina krachtens die van 1893, voor pensioen in
aanmerking komt.
Om haar dit te onthouden zou wijziging der verorde
ning noodig zijn.
Volgno. 248 wordt hiernagewijzigd overeenkomstig de
memorie van antivoordvastgesteldevenzoo de overige
volgnos. tot en met 254.
Hierna wordt overgegaan tot de behandeling der
Inkomsten.
Volgnos. 14, 6—15 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 16.
De heer Schoondermark vindt zooveel mogelijk bezui
nigen uitstekend, maar dan moet ook tevens uit de inkom
sten gehaald worden, wat gehaald kan worden. Wat de
schoolgelden betreft, meent spreker dat dit niet geschiedt.
Het schoolgeld voor inrichtingen van middelbaar on
derwijs kan volgens artikel 37 wet middelbaar onderwijs
f 60 bedragen, hier wordt slechts 50 geheven. Zou
het niet raadzaam zijn dit te brengen op 60?
Voor het onderwijs aan de burgerdag- en avond
school mag 12 gevraagd worden, er wordt slechts 5
per leerling gevraagd.
Waar het onderwijs zoo uitstekend is, daar mag men
ook wat meer vragen; dat zou in de inkomsten direct
f 1500 schelen.
De heer Beucker Andreae wenscht de aandacht te
vestigen op het groote verschil tusschen de ontvangsten
en uitgaven, wat het onderwijs betreft. Daaruit blijkt, dat
dit meer dan f 180,000 bedraagt, welk cijfer door de
belastingschuldigen wordt betaald.
Spreker wil gaarne erkennen, dat hij steeds zal mede
werken voor goed en goedkoop onderwijs, maar dat moet
dan ook hoofdzakelijk blijven voor de kinderen der in
gezetenen.
Spreker meent te weten en ziet ook iederen morgen
een drom kinderen per spoor van buiten komen, die
meerendeels gemeentescholen bezoeken. Niet alleen komen
zij per spoor, ook door de Schrans en langs andere we
gen komen er velen de stad in.
Toch wordt van de buitengemeenten daarvoor geen
vergoeding gevraagd, wat volgens spreker zeer billijk zijn
zou. Alleen met één gemeente bestaat zulk eene regeling
en spreker wil in overweging geven te trachten ook met
andere gemeenten zulke maatregelen te treffen, waardoor
Leeuwarden vergoeding zou verkrijgen voor liet onder
wijs, dat die kinderen hier ontvangen.
De heer Van Ketwich Verschuur wil den heer Beucker
Andreae, die hem had medegedeeld, dat hij deze vraag
zou doen, gaarne antwoorden, daar spreker zich de ge
Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 October 1902.
147
gevens daarvoor zoo juist heeft kunnen verschaffen. De heer
Beucker Andreae nu behoeft niet ongerust te zijn.
Met de gemeente Menalduinadeel is krachtens art. 16
en 48 der Wet L. O. en met het oog op de kinderen
van Schenkenschans in 1896 eene overeenkomst getroffen,
volgens welke voor de kinderen uit die gemeente op
onze scholen der eerste klasse en tweede klasse a nos.
2, 3 en 4 hetzelfde schoolgeld wordt betaald als voor
de Leeuwarder kinderen, en op de scholen der tweede
klasse b nos. 1, 5, 6, 7, de zoogenaamde kwartjesscholen,
hetzelfde schoolgeld als voor de andere leerlingen, ver
hoogd met f 10 per kind, terwijl ook f 10 por kind ge
heven wordt voor de kinderen, die de kostelooze scholen
nos. 811 mochten bezoeken.
Met andere gemeenten is dergelijke regeling nog niet
getroffenmaar daarvan ondervindt de gemeente geen
financieel bezwaar, want uit Leeuwarderadeel bezoeken
volgens de laatste modelstaten 16 leerlingen onze gemeen
teschool no. 2 op school no. 3 gaan er 6 terwijl op
school no. 4 42 gaan en deze zal de heer Andreae da
gelijks in de stad zien komendeze allen betalen het
zelfde schoolgeld als de Leeuwarder leerlingen.
Eén leerling uit de gemeente Leeuwarderadeel gaat
bij den heer Geerts, school no. 1, en twee gaan er bij den
heer Sijtstra, school no. 7, zoodat deze drie ontkomen, daar
er geen regeling met Leeuwarderadeel beslaat, aan de
ƒ10 extra, die Menaldumadeel per kind betaalt, alzoo
eene kwestie van f 30. Op de gratis scholen worden
enkel Leeuwarder kinderen gevonden.
Voor eene andere regeling bestaat dan ook geene aan
leiding tenzijzooals de heer Andreae schijnt te wen-
schen voor het bezoeken van de hoogere klassen van
school no. 4 door leerlingen van buiten Leeuwarden, een
hooger schoolgeld worde bedongen, met het oog op het
uitgebreid onderwijs aldaar.
De heer Duparc herinnert er aan, dat jaren geleden,
met het oog op Leeuwarderadeel, eene regeling ia gemaakt,
die alléén betrekking had op de scholen van on- en min
vermogenden, daar deze scholen overbevolkt werden door
den toevoer uit die gemeenten en er daardoor dikwijls geen
plaats meer was voor de kinderen uit onze eigen ge
meente. Anders was het en is het ook thans nog ge
steld met de andere gemeentescholen, waar genoeg ruimte
is om ook kinderen uit andere gemeenten op te nemen.
Tot zekere hoogte is dit nu een geldelijk voordeel voor
de gemeente, daar al deze kinderen het niet onbelangrijke
schoolgeld betalen.
De heer Beucker Andreae dankt voor de verkregen
inlichtingen, maar is Toch nog niet voldaan, want al heeft
men nu ook weinig kinderen uit andere gemeenten, die
hier schoolgaan, het is toch Leeuwarden, dat betaalt.
Spreker vraagt, of er geen mogelijkheid is om met
Leeuwarderadeel eene regeling te treffenevenals met
Menaldumadeel P Dit zou billijk zijn want nu blijkt
dat uit die gemeente toch 42 kinderen hier de scholen
bezoeken.
De Voorzitter antwoordt den heer Beucker Andreae,
met verwijzing naar hetgeen reeds door den heer van
Ketwich Verschuur is gezegd, dat de kinderen uit Me
naldumadeel niet meer betalen dan de kinderen uit deze
gemeente, althans niet op de scholen der le klasse en
die der 2e klasse a.
Eene regeling als met genoemde gemeente ook voor
Leeuwarderadeel moge billijk zijn, practisch zou zij weinig
geven, daar slechts zéér enkele kinderen de scholen der
2e klasse b en 3e klasse bezoeken het overgroote inee-
rendeel gaat op eerstgenoemde scholen.
Den heer Schoondermark doet spreker opmerkendat op
voeren van het schoolgeld op de door hem genoemde
inrichting tot het maximum zeer waarschijnlijk de finan-
cieele uitkomst niet zou geven, die hij zich daarvan voor
spiegelt, daar ongetwijfeld het bezoek sterk zou vermin
deren.
De heer Schoondermark bedoelde met zijne opmerking
over de burgerdag- en avondschool alleen dit, dat de
gemeente voor weinig geld veel geeft. Ook meent spre
ker, dat er geen bezwaar tegen kan bestaan om het school
geld voor de middelbare school voor meisjes met 10
te verhoogen.
Volgno. 16 ivordt hierna ongewijzigd goedgekeurdeven
zoo volgnos. 1727.
Volgn. 28.
Den heer van Messel bevreemdt het, dat hierbij niet is
opgenomen de opbrengst van de abonnementsgelden van
den Prinsentuin. Hij vraagt daarvan de reden.
De heer Hijlkema zegt, dat dit bij verordening is ge
regeld.
De heer van Messel dankt voor de verkregen inlich
ting, maar is daardoor niet bevredigd. Die opbrengst be
hoort toch tot de inkomsten en moet evenals de pacht
som op de begrooting worden gebracht.
De heer Troelstra wijst er op, dat de exploitatie van
den Prinsentuin behoort aan burgemeester en wethou
ders, volgens de verordening door den raad vastgesteld.
Deze wordt bij de exploitatie gevolgd en telken jare wordt
de rekening en verantwoording aan den raad ter goedkeu
ring aangeboden.
De heer van Messel dankt voor deze inlichting, maar
verklaart de reden of den grond niet te begrijpen, waarom
de abonnementsgelden op de begrooting worden verzwe
gen. Als die som bijvoorbeeld 3000 bedroegdan
zouden de inkomsten daarmee toch verhoogd worden
Wat is nu de reden, dat die opbrengst in een apart potje
gaat
De heer Troelstra zegt, dat de abonnementsgelden
evenals de entrées dienen om daaruit de kosten van de
muziekuitvoeringen te bestrijden dus zij komen op de
exploitatierekening.
De heer van Messel vindt dan, dat de abonnements
gelden van den tuin niet worden gebruikt.
Het heeft spreker verder bevreemd, dat de abonne
mentskaarten verkrijgbaar waren gesteld in een sigaren
winkel. Natuurlijk had die winkel daarvan profijt.
Waar door beide wethouders erkend is, dat de exploitatie
behoort aan burgemeester en wethoudersdaar vindt
spreker het rationeeler de kaarten verkrijgbaar te stellen
ten stadhuize.
Thans zijn de kaarten het gansche jaar verkrijgbaar,
zoodat niemand zich haast eene kaart te koopen. Wan
neer die ten stadhuize verkrijgbaar worden gesteld, kan
er een bepaalde termijn aangegeven worden. Spreker
stelt zich voor, dat er dan meer zullen worden gekocht.
De heer Hijlkema zegt, dat de verkrijghaarstelling in
een sigarenwinkel geschied is met een practisch oogmerk
om het onophoudelijk geloop om kaarten in het stadhuis
tegen te gaan. Het was vroeger eene lastige administratie;
het hoofd van het gezin moest eene kaart hebben en dan
voor de leden van het gezin nog kaarten er bij. Dit
gaf aanleiding tot een tijdroovend onderzoek telken jare
en niettegenstaande werd er grovelijk misbruik gemaaakt.
Daarom zijn bij verordening de kaarten verkrijgbaar ge
steld tot een maximum-prijs van 1.50, geldig voor toonder
terwijl de hoofden van gezinnen daardoor kwamen te
vervallen.