24
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1903.
stellingen met lage entrees wil uitzonderen, spreker
meent, dat uit de gehouden stemming blijkt, dat de raad
hem op dien weg niet zal volgen.
Meent de geachte voorsteller, dat zijn voorstel kans van
slagen heeft, laat hem dan gebruik maken van zijn recht
van initiatief als raadslid en zelf zijne krachten beproeven
aan een ontwerp. Maar van burgemeester en wethouders,
die aan hun eigen ontwerp veel moeite hebben besteed
en zich legen liet Amsterdamsche en Groningsche stelsel
hebben verklaard, is het niet te vergen, dat zij plotseling
van koers zullen veranderen en eene verordening in ge
heel anderen geest zullen ontwerpen, bovenal na den
uitslag der straks gehouden stemming.
De heer GosterhofT, rekenschap gevende, waarom hij de
motie-Schoondermark heeft gesteund, wijst er op, dat
indien in dien geest wordt gehandeld, bijna al de gerezen
bezwaren zullen vervallenomdat de heffing dan zal
plaats hebben, zooals dat in Amsterdam en Groningen
geschiedt, waar de belasting wordt opgebracht door hen,
die de voorstellingen bijwonen.
Er is beweerd, dat dit bij toepassing van de voorgestelde
verordening ook het geval zou zijn. Spreker meent dit
te moeten betwijfelen, leder ondernemer van de eene
of andere publieke vermakelijkheid stelt de entree liever
niet hooger dan noodig is; maar hoe zal hij de verhoo
ging van den entreeprijs kunnen bepalen, waar hij dit moet
doen, zonder ook maar te kunnen gissen, hoe groot het
getal der bezoekers zal zijn
liet bezwaar van den voorzitter wordt door spreker
niet gedeeld en liij meent te moeten vragen, of het niet
eenigermate onbillijk is om van den heer Schoondermark
te vorderen, dat hij nu het initiatief zal nemen. liet is
immers wel meer gebeurd, dat een door burgemeester en
wethouders gedaan voorstel aan dat college werd geren-
voyeerd, met verzoek om daarin, gehoord de discussion
van den raad, de noodige wijzigingen aan te brengen.
De Voorzitter doet opmerken, dat artikel 1 der ont-
werp-verordening zooeven verworpen is met 16 tegen 4
stemmenwaardoor voldoende is bewezen, dat de groote
meerderheid van den raad eene belasting op het houden
van tooneelvertooningen niet wil.
Burgemeester en wethouders zullen dus met het ont
werpen van eene nieuwe verordening, zij het dan ook op
anderen grondslag, monnikenwerk verrichten.
De lieer Costerhotf meent, dat de gehouden stemming
niet geheel zuiver was en meentop grond van aan hem
gedane mededeelingendat er nog wel andere leden zijn,
die met de motie-Schoondermark kunnen meegaanwant
het is niet uitgemaakt, dat de 16 leden, die tegenstemden,
tegenstanders van zulk eene verordening zijnin welken
vorm dan ook.
De heer Dtiparc acht het onnoodig zijn stem te moti-
veerendaar hij zich verklaard heeft tegen elke belasting
op openbare vermakelijkheden.
Spreker is daarom ook tegen het voorstel van den
heer Schoondermark, al zou bij aanneming daarvan de
belasting op de bezoekers drukken. Spreker is het, ten
aanzien van dit voorstel, bovendien geheel eens met den
voorzitter, liet zou volgens hem inderdaad te veel
gevergd zijn van burgemeester en wethouders, die inde
memorie van toelichting de wijze van heffing te Groningen
en Amsterdam zoo hebben bestredente vragen, dat zij
thans eene verordening zullen ontwerpen in dien geest.
Afgescheiden hiervan is spreker van meening, dat ook
zoodanige heffing door den ïaad zou worden verworpen.
De beraadslagingen en de daarop gevolgde stemming toch
hebben voldoende aangetoond, dat de groote meerderheid
van den raad is tegen het heffen van elke belasting op
openbare vermakelijkheden.
De heer Hijlkema meent, dat de raad genoegzaam be
wezen heeft, dat hij deze beffing niet gedoogt, behalve
in den kermistijd. Daarom zal ook het voorstel-Schoon-
dermark worden verworpen, al wordt daarin ook een
ander stelsel gevolgd. Bovendien is duidelijk aangetoond,
dat de kosten en de administratieve omslag grooter zijn
dan in de verworpen concept-verordening, zoodat het
plan nog minder ingang zal vinden, daar dientengevolge
de opbrengst nog weer vermindert.
Telkens is er gewezen op den druk, die door de ver
ordening op de ondernemers zou worden gelegd. De
ondernemers zouden wel zoo wijs zijn geweest op alle
entreekaarten eene extra-belasting van 5 pCt. te zetten,
waardoor de veelbesproken „druk" voor hen nog eer
een voordeel ware geworden.
Tl ans echter is deze kwestie van de baan, maar
spreker kan den heer Schoondermark niet meer succes
met zijn voorstel voorspellen.
Do lieer Beucker Andreae wil zijn stem motiveeren,
die hij voor het voorstel heeft uitgebracht. Spreker
heeft dit niet eerder gedaan, omdat hij meeging met
burgemeester en wethouders en hij de opinie van den
heer Troelstra was toegedaan.
Thans wil spreker verklaren, dat hij liever gezien had,
dat de ontwerp-verordening op de tooneelver
tooningen was aangenomen. Hij is het niet eens met
den heer Duparc, dat de belasting alléén hoofdelijke
omslag moet zijn, die door iedereen wordt betaald. De
gemeentewet geeft de bevoegdheid tot het heffen van
deze belasting en al zou de opbrengst niet groot zijn,
toch zou de gemeentekas gebaat worden. Waarspreker
nu niet alles heeft kunnen krijgen, zal hij stemmen voor
de motie-Schoondermark, ondanks de meerdere uitgaven,
die aan de invordering verbonden zijn.
De heer Wiihelmy heeft er vier weken geleden op
gewezen, dat het doel van deze belasting was versterking
der gemeentefinanciën. Thans hebben zich 16 leden
er tegen verklaard en zij zullen, ook wanneer hetzelfde
op andere wijze wordt voorgesteld, het voorstel weer
verwerpen, te meer omdat de ontvangsten niet hooger
zijn en do administratiekosten grooter.
Daarom kan spreker met dit nieuwe voorstel niet mee
gaan en ook de andere leden zullen, wanneer zij con
sequent handelen, zich er tegen moeten verklaren.
De heer Duparc herinnert er aan, dat hij volgens den
heer Troelstra den finaneieelen toestand rooskleurig heeft
genoemd, wat door hem werd tegengesproken, en thans
komt de heer Beucker Andreae om hem woorden in den
mond te leggen, die hij evenmin heeft gesproken. Hij
doet daartoe een beroep op het herinneringsvermogen
zijner overige medeleden. Het woord „hoofdelijke omslag"
is niet door hem genoemd. Hij heeft alleen beweerd,
dat de druk der belastingen, zooveel mogelijkvoor allen
gelijk moet zijn.
De heer Schoondermark heeft de heeren Troelstra en
Hylkema wel apodictisch hooren beweren, dat de ad
ministratieve omslag en de kosten zooveel grooter zouden
zijnmaar dat is nog niet bewezen. Spreker hooptdat
de heer Troelstra deze woorden weer niet als uitval zal
betitelen.
De heer AYillielmy doet een beroep op de consequentie
van den raad om ook dit voorstel te verwerpen. Maar
spreker kan toch niet nalaten er op te wijzen, dat, al
loont deze belasting de moeite afzonderlijk niet, toch
vele kleintjes één groote maken.
Spreker blijft van meening, dat deze belasting eene
voldoende som zal opbrengen.
De heer Troelstra moet zich tegen het voorstel-Schoon-
dermark verklarenwant daardoor wordt de administratie
van dien omvang en zoo kostbaar, dat de sop de kool
niet meer waard is.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1903.
25
Het is den heer Oosterhoff niet duidelijk, hoe de op
brengst, gelieven naar 5 pCt., minder kan bedragen dan
naar 1 pCt. Wanneer spreker goed rekenen kandan
zal eene zaal met 600 zitplaatsen aan belasting opbrengen
naar 1 pCt. per zitplaats, ƒ6.en naar 5 pCt. berekend
naar de bruto-opbrengst30.—
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel-Schoon-
dermark, in stemming gebracht, wordt verworpen met
16 tegen 4 stemmendie der heeren Beucker Andreae
Schoondermark, Oosterhoff' en Feddema.
12. Voorstel rem burgemeester en wethouders tot wijzi
ging en aanvulling der voorwaardenwaarop het gas aan
'particulieren wordt geleverd. (Bijlage No. 2).
De beraadslaging wordt geopend en aan de orde wordt
gesteld de wijziging van artikel 2.
De heer Jansen kan zich met dit voorstel zeer goed
vereenigen, omdat de voorgestelde regeling zich aansluit
aan de gedragslijn, tot lieden door den raad gevolgd. Maar
bij lezing van de memorie van toelichting bleek hein,
dat daaraan niet hetzelfde ten grondslag ligt als aan
het artikel. In artikel 2, alinea 2, staat
„De gemeente is niet verplicht gas te leveren
enz.
in gebouwen of voor de verlichting van straat
lantaarns in straten, welke niet aan de gemeente in
„eigendom tocbehooren", enz.
Terwijl in de memorie van toelichting kort en krachtig
wordt gezegd „De gemeente levert geen gas in parti
culiere straten."
En waar nu bij het in toepassing brengen van wetten,
verordeningen of reglementen de juiste bedoeling van
den wetgever wordt gezocht in de toelichting of ook wel
in de daarover gevoerde debatten, zal het in deze niet
duidelijk zijn, wat eigenlijk de bedoeling is: „de gemeente
is niet verplichtof': „de gemeente levert geen gas in
particuliere straten."
W anneer dit laatste in het artikel zelf stond, bestond er
geen twijfel voor iemand, die in 't vervolg op eigen
terrein straten \iil aanleggen; hij weet dan, dat hij nooit
gasverlichting in zijn aangelegde straat zal krijgen, tenzij
deze wordt overgedragen aan de gemeente. Maar niet
ieder kan eenige duizenden guldens missen, zooals v. d.
Meij om eene zelf aangelegde straat aan de gemeente over
te dragen. En daarvan zijn ten slotte de bewoners de dupe.
Bovendien beteekent geen verlichtinggeen bescher
ming, geen veiligheid, in eene duistere straat is het
onveilig. Bij brand is de brand zelf de verlichting,
maar er zijn ook andere ongevallen mogelijk: ongelukken
met rijtuigenvooral voor doktoren, die nog al eens
's nachts worden geroepen, is liet niet aangenaam, maar
zelfs gevaarlijk donkere straten te moeten passeeren. Spreke
is in de laatste jaren opgeleid in de school van Bekhuis
is al eens gezegddeze was groot voorstander van „alh
straten gemeente-eigendom" maar dit krijgt nog meer be-
teckenis, nu in 't vervolg alle particuliere straten ver
stoken zullen blijven van verlichting.
Nog wijst spreker op straten, eigen aan Brouwer er.
Brjlsmaen aan Gustaaf Jansen, welke laatste zulk een
mooien verbindingsweg vormt tusschen Spanjaardslaan en
Looierstraat. Dit zullen thans steeds particuliere straten
blijven en daar zal nooit gas worden aangelegd. Dit zijn
wel eenigszins overwegende bezwaren, waardoor het hem
moeieljjk zal zijn met het voorstel der gascommissie
mee te gaan.
De heer Hylkema meent, dat de heer Jansen te sterk
drukt op de memorie van toelichting. De gascommissie
wil geen buizen in particuliere straten leggen om kwes
ties te voorkomen. De heer Jansen wenscht, dat alle
straten gemeente-eigendom zullen zijn. De gascommissie
wenscht, dat ook en daarmee komt de heer Jansen in
haar schuitje. De commissie meende, dat in deze bepaling
een prikkel voor bouwondernemers zóu gelegen zijn om
wetende, dat de gemeente in hunstratm nooit gasleiding
leggen zalmoeite te doen die aan de gemeente over te
dragen en daaromtrent met het bestuur in overleg te
treden.
Waar de heer Jansen dit meent, daar vindt hij bij de gas
commissie steun. Spreker wijster op, dat zich nog andere
gevallen kunnen voordoen en daarom is die omschrijving
niet in het artikel opgenomen. De bedoeling der gas
commissie is thans den heer Jansen bekend en hij zal
zien, dat au fond zijne wensclien met de hare overeen
stemmen.
De heer Jansen is het met den heer Hylkema eens,
maar hij bedoelt, dat het juist niet imperatief in het ar
tikel is opgenomen. Spreker zou er in kunnen berusten
maar wanneer het artikel iu werking komt, dan worden
de memorie van toelichting en de debatten aangehaald.
De nadruk ligt thans op straten, die nog aan verschillende
eigenaren belmoren en daarom drukt dit artikel te zwaar
cu om die reden is spreker tegen het artikel.
De heer Beekhuis acht liet na zijne laatste pertinente
verklaring niet moeilijk den heer Jansen over te halen
voor het artikel te stemmen.
Er is hier een misverstand. De woerden in de memorie
van toelichting: „de gemeente levert geen gas in parti
culiere straten", bedoelen eenvoudig te constateeren, hoe
de tegenwoordige toestand is; deze is niet anders dan
nu in het voorgestelde artikel staat, dat de gemeente
geen gas levert in particuliere straten.
Dit wil men als regel bestendigen. Er kunnen echter
omstandigheden zijn, die afwijking noodzakelijk maken
en daarom is de redactie van art. 2 zoodanig gekozen,
dat do mogelijkheid om gas te leveren in particuliere
straten bestaat. De heer Jansen zal dus gerust vóór het
artikel kunnen stemmen.
De aandacht van den heer Feddema is gevallen op
punt dat zoowel volgens het oude als volgens het nieu
we artikel vermeldt, dat de gemeente niet verplicht is
gas te leveren in die gedeelten der gemeentewaar de
wijdte der hoofdbuis 5 cM. of minder bedraagt. Spreker
acht dit, nu de verordening toch gewijzigd wordt, eene
geschikte gelegenheid om aan deze onbillijke bepaling
een einde te maken. Men zal het er nu wel over eens
zijn, dat de gasfabriek is eene industrieele onderneming
en dat het in haar belang is zooveel mogelijk klanten te krij
gen. Toch kunnen de bewoners van eene straatwaar
in eene gasbuis ligt van minder wijdte dan 5 cM. geen
gas krijgenniettegenstaande toch ook van de 5 cM.
buizen belasting wordt geheven; de onbillijkheid springt
nu, nu er voor eiken meter buis moet worden betaald
te meer in het oog. Dit acht spreker ongerijmd, want
aldus wordt de gasfabriek een troetelkind, in plaats van
te zijn eene onderneming, die voor de gemeente produc
tief' en voor de ingezetenen een gerief is. Daarom
zou spreker willen voorstellen, dat ieder ingezetene, wo
nende aan eene openbare straat, waai in eene hoofdbuis is
gelegd, recht heeft op aansluiting van het dcor hem
bewoonde perceel aan de hoofdleiding.
Wanneer de heer Hylkema den heer Feddema goed
begrijpt, dan wil hij de clausulo„mits daarin eene hoofd
buis ligt", doen vervallen. Dientengevolge zou een ieder
gasaanleg kunnen eischen b.v. de Groote Bontekoc mits
li ij maar woont binnen 30 M. van de openbare straat of
weg. Dit gaat niet op, want daardoor zou de fabriek
verplicht kunnen worden, ter wille van één enkel per
soon eene zeer dure leiding te leggen.
De aanvulling dient juist om te doen uitkomen, dat
in die straat moet liggen eene hoofdbuis. Evenmin kan
de door den heer Feddema gewenschte opheffing ian
„5 cM. of mindere wijdte" gemist worden. Zulke buizen
eigenlijk weinig meer dan dienstleidingenliggen in