30 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1903.
De heer Konter zal zich niet verzetten tegen het voor
stel van burgemeester en wethouders, maar wil toch wij
zen op bezwaren, die zich al dadelijk voordoen.
In het adres worden nadere inlichtingen aangeboden
en gevraagd. Naar aanleiding daarvan wil spreker vragen
In de le plaats, of burgemeester en wethouders
misschien vernomen hebben, of ook andere raden van
gemeenten, aan den Dokkumer trekweg gelegen, soortge
lijke uitnoodiging hebben ontvangen, wat niet uit het
adres blijkt?
En in de 2de plaats, of men ook weet, op welke gron
den het groote provinciale belang bij het behoud van den
trekweg zal worden aangetoond.
De commissie wijst er in haar adres wei op, dat zij zal
hebben aan te toonen, dat er bestaat een groot provinciaal
belang om den trekweg in eigendom en beheer over te
nemen, maar zij gaat daarop niet verder in.
Spreker oppert deze vragen in het belang der zaakmis
schien worden daardoor enkele nuttige wenken uitgelokt.
Zijne bezwaren zijn echter vooral ontleend aan het in
1898 door de Staten genomen besluitwaarvan het laatste,
gedeelte luidt als volgt:
„Voorzooverre later verzoeken tot de Staten mochten
„worden gericht om maatregelen tot herstel van gedeelten
„van den trekweg, die als verbindingsmiddel niet kunnen
„worden gemist, uit de provinciale fondsen finantieel te
„steunen de Staten bereid zijn om zoodanige verzoeken
„in welwillende overweging te nemen."
Bij dat besluit is dus niet alleen een gelijksoortig ver
zoek afgewezen, maar tevens aangeduid, in welke richting
de medewerking der Staten moet worden gezocht.
De Voorzitter meent, dat aan het verzoek van de
raadscommissie van Leeuwarderadeel door den heer Konter
eene te verre strekking wordt gehecht. Burgemeester en
wethouders hebben zich afgevraagd, of dit verzoek wel
kon worden afgewezen. Wat spreker zou willen noemen
de „intercommunale courtoisie" eischt, dat daarop wordt
ingegaan en daarom luidt hun praeadvies gunstig.
De commissie vraagt benoeming van twee leden, die
te zijner tijd met haar zullen samenkomen voor verdere
besprekingen en verder beveelt zij zich aan voor onont-
beerlijken steun en het ontvangen van inlichtingen.
Wanneer de raad nu twee leden benoemt, dan kunnen
deze al dadelijk bet hier besprokene aan de commissie
overbrengen.
De commissie zal dragen een half-officieel karakter en
de leden zullen een geheel vrij mandaat moeten hebben
en zich desnoods kunnen terugtrekken, als men den weg
uit wil, dien de heer Konter op grond van het gevallen
Statenbesluit niet raadzaam acht.
De heer Du pare houdt het er voor, dat de leden, die
eenigszins op de hoogte zijn van hetgeen over den Dok
kumer trekweg reeds sinds jaren is voorgevallen, wel
pessimistisch gestemd zullen zijn over het effect der ver
langde samensprekingen.
Toch meent spreker, dat op het voorstel moet worden
ingegaan, al ware het alleen maar om de courtoisie tegen
over een buurman, waarop de voorzitter reeds wees.
Men moet bovendien niet vergeten, dat Leeuwarden bij
de verbetering van den trekweg niet weinig belang heeft
met het oog op het gevaar, dat de toestand voor het ver
keer oplevert. Spreker is het mede eens met den voor
zitter, dat eene commissie moet worden benoemd met een
volkomen vrij mandaat. Mogelijk dat deze commissie nog
iets zal vinden, dat strekken kan om een einde te maken
aan den desolaten toestand, waarin genoemde weg verkeert.
De heer Van Ketwich Verschuur herinnert eraan, dat
het zeer omvangrijk dossier betreffende deze zaak zich
thans bevindt ten fine van rapport in handen van de
commissie voor openbare werken. Verleden week heeft
deze commissie vergadering gehouden, waarin een rapport
is geconcipieerd, dat burgemeester en wethouders eerst
daags zal bereiken.
Spreker, lid dier commissie, kan nu reeds mededeelen,
dat dit rapport niet is in den geest van de raadscommis
sie van Leeuwarderadeel. Daarom acht spreker het van
belang, dat in de te benoemen commissie raadsleden
zitting nemen, die tevens lid zijn van bovengenoemde
commissie en dus met de zaak bekend.
Spreker geeft dit denkbeeld ter overweging.
De heer Kuipers wil naar aanleiding van de vraag van
den heer Konter mededeelen, dat hem door een lid der
raadscommissie van Leeuwarderadeel is medegedeeld, dat aan
alle gemeenten, liggende aan den Dokkumer trekweg, eene
gelijkluidende uitnoodiging is gericht. Ook omdat de heer
Duparc spreekt van eene commissie uit den raad van
Leeuwarderadeel, versterkt met twee leden van dezen raad,
acht hij deze opheldering noodig.
De beraadslaging wordt gesloten en tot stemming over
gegaan, waarvan de uitslag is, dat benoemd worden
de heer Mr. C. Beekhuis met 13 stemmen, terwijl 3
stemmen worden uitgebracht op den heer Konter, 3 op
den heer Jansen 1 op den heer Haverschmidt en 1 op
den heer van Ketwich Verschuur;
de heer T. Konter met 12 stemmen, terwijl 7 stemmen
worden uitgebracht op den heer Jansen, 1 op den heer
Van Ketwich Verschuur en 1 op den heer van Messel.
4. Idem tot liet verleenen van vergunning aan H.
Alberstechnisch directeur van het Zander bistituut om
gebruik te maken van het natuurkundig lokaal in de
school van Middelbaar Onderwijs voor meisjes en van het
daarin aanwezige skelet.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt besloten
het verzoek toe te staan onder voorwaarde, dat de
adressant zich verbindt tot vergoeding van onverhoopte
beschadiging van het skelet en tot betaling van eene remune-
ratie aan den concierge voor zijne bemoeiingen in dezen.
5. Idem tot vaststelling van het verslag omtrent de
wijzewaarop het op de gemeentebegrooting toegestane
bedrag voor het in artikel 35 der Leerplichtwet om
schreven doel is besteed.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Haverschmidt vermoedt, dat het hem zeker
vergund zal zijn naar aanleiding van dit rapport een paar
mededeelingen te doen. Als lid der schoolcommissie,
speciaal als commissaris van de meest bevolkte kostelooze
school, is hij meermalen in de gelegenheid deze zaak in
de praktijk na te gaan.
In den beginne werd op aanvrage voedsel verstrekt in
den vorm van boterhammen, maar toen men bemerkte,
dat die boterhammen niet van de gemeente kwamen, maar
door meester of juffrouw van huis werden meegenomen,
hield de aanvrage weldra op. Opmerkelijk trouwens, dat
op eene school van bijna 600 kindereu zich slechts 10
of 12 de moeite geven soep te gaan eten in het Gasthuis,
waartoe voor elk behoorlijk gereinigd en van een lepel
voorzien kind gelegenheid bestaat en waarvoor het hoofd
der school hen desverlangd een kwartier vroeger de school
doet verlaten.
Met het schoeisel is het anders.
De aanvrage neemt enorm toe; sedert November zijn
alleen op school 10 reeds 170 paar klompen verstrekt en
lang zal het niet duren, of alle kinderen op die school
hebben klompen van gemeentewege. Er zijn er die het
derde paar aanvragen en anderen, die er nog wel niet
aan toe zijn, maar ze al vast in reserve wenschen. De
toon, waarop die aanvrage geschiedt, is zeer verschillend.
Spreker leest er eenige voor, waarin gedreigd wordt met
schoolverzuim, en in den beginne, toen de verstrekking
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1903. 31
niet zoo vlot ging, was de behoefte aan een paar klompen
vaak het motief voor een week schoolverzuim. Andere
zijn op vriendelijker toon geschreven en ook daarvan leest
spreker een paar der meest opmerkelijke voor.
Sprekers doel is enkel geweest den raad een blik te
doen slaan in de wijze, waarop de maatregel, omschreven
in art. 35 der Leerplichtwet, in de praktijk werkt.
De Voorzitter meentdat de raad den spreker dank
baar zal zijn voor zijne mededeelingen, maar wil toch
doen opmerken dat het hier alleen geldt de vaststelling
van het verslag aangaande de wijze, waarop de voor 1902
toegestane gelden zijn besteed.
Het wil spreker voorkomen, dat deze mededeelingen
beter te pas zullen komen, wanneer bij de behandeling
der begrooting de vraag aan de orde komt, of genoemde
post wederom zal worden uitgetrokken.
Ook de betrokken schoolhoofden hebben over de werking
van dezen maatregel aan spreker rapporten uitgebracht, waar
van alsdan eveneens gebruik kan worden gemaakt. Zooveel
wil spreker nu reeds verklaren, dat het hem ook voorkomt,
dat de klompenverstrekking niet geheel aan het doel be
antwoordt daar het bij hem aan ernstigen twijfel onder
hevig is, of zij aan het schoolverzuim niet meer kwaad
dan goed doet.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming wordt besloten
1° het ontwerp in den aangeboden vorm vast te stellen
2° afschrift daarvan te doen toekomen aan den districts
schoolopziener.
6. klem om het crediettoegestaan voor het schoon
maken van den vijver in den Prinsentuin te verhoogen.
Heeft ter visie gelegen om heden te worden afgedaan.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Haverschmidt vernam dit voorstel met ge
noegen. Spreker kan niet verzwijgendat toen bij de
vorige week dien gapenden kuil zag van 6 Meter diepte,
hij zijn hart vasthield bij de gedachte, dat er een kind zou
te water geraken. Toch komt dit feit wel voor, tot nog
toe steeds tegenover de lange luifel, dat is de eenige
plek, waar men, door de geringe diepte, zonder levens
gevaar in het water kan vallen.
Spreker had zich voorgesteld eene- gedeeltelijke aan
vulling met zand tot 1 meter beneden het watervlak,
maar nu hij weet, dat zulks 1600 gulden kost, kan hij
zich zeer goed vereenigen met het plaatsen van een hek,
15 cM. onder de waterlijn, ter plaatse, waar de groote
diepte begint. Door dit eenvoudige en weinig kostbare
middel is althans de kans van verdrinken al zeer gering
en spreker zal er zijn stem gaarne aan geven.
De heer Van Ketwich Verschuur heeft voor eenige
dagen de kratervormige diepte gezien, van 6 7 meter,
die de thans leeggepompte vijver vertoont. Het door bur
gemeester en wethouders voorgestelde hekwerk zal een
afdoend middel tegen verdrinking opleveren, maar toch
had spreker liever gevolgd gezien het plan van den direc
teur der gemeentewerken om n.l. den vijver op te vullen
met rivierzand tot 1.50 meter onder den waterspiegel.
Ook daardoor was alle gevaar voorkomen, maar tevens
had men dan dit voordeel ook in de toekomst bereikt,
dat het water steeds ververscht wordt, terwijl de bodem
jaarlijks gemakkelijk en met geringe kosten zou kunnen
schoongemaakt worden. De vijver wordt alleen door
regenwater gevoed, dat van de hoogten van den tuin
stroomt en wanneer het boven een bepaald peil rijst, loost
het overtollige water door eene buis in de stadsgracht uit.
"Wanneer nu de vijver een diepte had van 1.50 meter,
dan was het hek onnoodig en waren verdrinken en tevens
vervuiling onmogelijk. Ook uit een hygiënisch oogpunt
acht spreker dit wenschelijk.
De heeren dr. Ariëns Kappers en dr. Bonnema verza
melden meermalen in tien minuten een honderd liters
opborrelend moerasgas uit den vijver, dat brandt als het beste
gas uit onze fabriek.
Wanneer de vijver nu is schoongemaakt, dan zal zich
dat gas niet dadelijk weer vertoonen, maar later zeker
weer en dit is in de eerste plaats onaangenaam, maar
ook ongezond voor de tuinbezoekers.
Maar de uitvoering van dit plan zou 1100 kosten
en daarvoor schrikt spreker terug met het oog op de
gemeentefinanciën, doch hij wil aan de heeren Troelstra en
Hijlkema vragen, of ook buiten de begrooting om de daar
voor benoodigde gelden zouden kunnen worden gevonden.
De heer Hijlkema deelt mede, dat eene hoeveelheid van
300 M3 blabber uit den vijver is gehaald en dat dit de
oorzaak was van het moerasgas. Die oorzaak is thans
weggenomen.
Door het voorstel van burgemeester en wethouders
wordt voorts het gevaar van verdrinking voorkomen.
De heer Van Ketwich Verschuur wil thans den vijver
vullen, wanneer daarvoor de gelden kunnen gevonden
worden en wel met het oog op de hygiene. Spreker
vreest, dat daardoor juist het tegenovergestelde zal
worden bereikt. Niet zonder reden is die vijver zoo
diep gegravenzij dient voor waterberging van de hoe
veelheden, die van de hoogten van den tuin afstroomen.
Wanneer nu de vijver met zand gevuld wordt, zal de
berging onvoldoende worden.
Door het vallender bladeren, het van de hoogte af-
stroomend vuil, de vuurwerken, die in den tuin worden
afgestoken enz., zou de tengevolge het dempen zoozeer
verkleinde hoeveelheid water spoedig vervuilen en daarom
raadt spreker aan de tegenwoordige diepte te behouden
en met het oog op de veiligheid het voorgestelde hekwerk
aas te brengen.
De heer Van Ketwich Verschuur voelt zeer goed het
financiëele bezwaar en heeft daarom ook geen voorstel
tot hoogere uitgaven gedaan.
Spreker acht echter de bewering van den heer Hijlkema
onjuist, als zou de groote diepte van den vijver ver
band houden met de waterberging.
De vijver is zoo diep gegraven om de omliggende
hoogten te krijgen.
Voor gebrek aan waterberging behoeft men bij aan
plemping met rivierzand niet te vreezen, omdat, wanneer
het water, dat van de omliggende hoogten afstroomt, een
bepaald niveau heeft bereikt, door eene buis naar de
stadsgracht afvloeit.
Nu echter voorzien is in het gevaar van verdrinken
van de aldaar zoo talrijk spelende kinderen en de finan
ciëele bezwaren zoo overwegend zijn, zal spreker zich
met het voorstel vereenigen, al had hij de noodzakelijke
wedervervulling van den vijver gaarne voorkomen, nu
deze met groote kosten is uitgepompt en gereinigd moeten
worden.
De heer van Messel wil naar aanleiding van het ge
sprokene door den heer Van Ketwich Verschuur n.l. dat
er bij dat geachte lid geen dubium zou bestaan om
een voorstel te doen den vijver met zand te vullen, ware
het niet dat het financieel bezwaar hem daarvan terug
houdt, eene vraag doen.
Bij de behandeling der begrooting voor 1903 werd hem
op eene desbetreffende vraag geantwoord, dat de abonne
mentsgelden van den Prinsentuin niet op de gemeente
begrooting worden verantwoord, maar dat deze een apart
fonds vormen. Nu wil spreker vragen, of de kosten van
die demping niet kunnen worden bestreden uit dat aparte
fonds, dat toch voor den Prinsentuin moet worden aan
gewend.
Aan den heer van Ketwich Verschuur wil de heer
Hijlkema nog opmerken, dat het gevolg van het vullen