A erslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Maart 1903.
Spreker beaamt dit ten volle evenals de noodzakelijkheid
een offer te brengen om datgene te verkrijgen, wat de
hoofdzaak is. Ook hij keurt het drijven van den inspec
teur van het middelbaar onderwijs in deze af, maar hij
gaat mede met het voorstel van burgemeester en wet
houders, al bevredigt het hem niet geheel, dat hij een
gelukkig compromis acht opzichtens de uiteenloopende
wenschen der verschillende autoriteiten, vooral nu is
voorgesteld, dat in de twee eerste leerjaren der burger
avondschool in hoofdzaak voortgezet lager onderwijs zal
worden gegeven.
Spreker zou verder van het woord kunnen afzien, nu
er verscheiden rapporten betreffende deze zaak door hem
mede onderteekend aan de leden zijn toegezonden. Toch
mag hij eene enkele opmerking niet terughouden. Bij de
regeling dezer materie is mede eene hoofdzaak, dat geen
vakonderwijs worde gegeven vóór het veertiende jaar,
dat is algemeene begrippen ontwikkelen in eene bepaalde
richtingze dienstbaar maken voor een bijzonder doel.
Daarvoor zijn stevige grondslagen noodig, die niet aan
wezig zijn te achten, vóórdat degelijk voorbereidend lager
onderwijs tot 14 jaren is genoten.
Met deze opinie bevindt spreker zich in goed gezel
schap, waar de minister van binnenlandsche zaken, Dr.
Kuijper, in de memorie van toelichting op het ontwerp
van wet, staatsbegrooting voor 1903, eveneens voortgezet
lager onderwijs voor den aanstaanden flinken, in zijn vak
bekwamen, ambachtsman op den voorgrond stelde; meerdere
ontwikkeling dan gewoon lager onderwijs geeft en op
breeder grondslag ga aan het vakonderwijs vooraf. (Han
delingen Staten-Generaal 1902, art. 123 pag. 22, 23).
Dit lager onderwijs zou volgens de commissie van toe
zicht op het lager onderwijs gevonden worden in de nieuw op
te richten dagschool, waar ook aan het teekenen eene flinke
plaats zal worden gegeven en daarna gedurende twee jaren
op de burgeravondschool voor hen, die vroegtijdig op
12-jarigen leeftijd reeds iets moeten verdienen, meende
die commissie, dat de thans bestaande, doch gereorganiseerde,
herhalingsavondschool zeer goed kon dienst doen.
Thans zullen de twee eerste jaren op de burgeravond
school en diezelfde jaren op de nieuwe school voor her-
halings- en voorgezet lager onderwijs ongelijke resultaten
gevendit is eene aanmerking op het voorstel van burge
meester en wethouders. De herhalingsdagschool toch geeft
gedurende 2 jaren voortgezet lager onderwijs op 5 dagen
per week gedurende 5 uren en 1 dag van 3 uren, ter
wijl aan de burgeravondschool onderwijs zou worden ge
geven gedurende 2 maal '/2 jaar ('s winters) op 5 avonden
in de week gedurende 3 uren.
Om dit verschil zoo gering mogelijk te maken meent
spreker, dat de cursus aan de herhalingsavondschool kon
worden verlengd en gehouden van September tot April,
terwijl wellicht de 3e klasse der burgeravondschool in
twee afdeelingen kon worden gesplitst wegens de onge
lijke ontwikkeling dier leerlingen.
Eene bedenking zou ook met grond kunnen worden
gemaakt tegen de plaatsing van kinderen van 12 jaren
op de burgeravondschool. Die kinderen zijn na hun dag
taak op den winkel van een of anderen baas van 's mor
gens 74 uren ontoegankelijk voor het in zich opnemen
van onderwijs gedurende 3 uren in den avond, om de
eenvoudige reden, dat zij zijn afgewerkt. Daarom ver
dient het misschien aanbeveling in de 2 eerste leerjaren
der burgeravondschool slechts 2 uren onderwijs te geven,
zoodat die kinderen dan althans om half negen naar bed
kunnen gaan.
Uit de onderwerpelijke bijlage blijkt, dat de alhier
wonende deskundigen, de heeren Baron en de Groot, het
met deze denkbeelden eens zijn en uit het verslag eener
lezing, door den heer Priester, leeraar aan de burger
avondschool en aan de ambachtsschool alhier, in Februari
1903 te 's Gravenhage gehouden, waarvan een verslag
voorkomt in de Leeuwarder Courant van 7 Februari j.I,
blijkt ook diens instemming, waar men leest: „Ofschoon
„minister Kuyper in de burgerdag- en avondscholen ele-
„menten voor vakonderwijs vindt, toont de heer Priester
„aan, dat deze inrichtingen geen vakscholen mogen zijn
„en dat het ook niet gewenscht is er uitsluiteud zoodanige
„inrichtingen van te maken. De burgeravondschool worde
„voor leerlingen van 15 jaren eene inrichting voor voort
gezet lager onderwijs, en eerst da&rna beginne men met
„het vakonderwijs etc. Dr. Bos, Dr. Borgman e. a. zijn
„het hiermede eens".
Met een enkel woord wil spreker nog wijzen op het
subsidiedat van het rijk zal worden gevraagd. Hoeveel
zal dat bedragen? Spreker acht het gevaarlijk niet een
vast percentage te stellen, want het is genoeg bekend,
dat het rijk altijd naar zich toe rekent en dan kon deze organi
satie der burgeravondschool, waaraan 2 leerjaren op 's minis
ters aandrang zijn toegevoegd, de gemeente wel eens op
zware lasten komen. Daarom wil spreker aan burgemees
ter en wethouders in overweging geven een bepaald per
centage te noemen.
Wat nu het leerplan betreft, spreker meent, dat de ge
meente daarop meer invloed heeft dan men oppervlakkig
gezien, zou gelooven. Spreker grondt die meening met
den voorzitter op de 2e alinea van artikel 14 j° artikel
13 der wet op het middelbaar onderwijs, waar aan den
raad de bepaling der te onderwijzen vakken wordt over
gelaten.
Nu zou spreker willen vragen, of de rooster van vakken,
zooals die door den inspecteur wordt ontworpen, voldoet
aan de behoefte Daarop worden o.a. 9 van de 17 les
uren bestemd voor teekenonder wijs. Is dat wel noodig
De vroegere leeraar in het teekenen komt hier, dunkt
spreker, om den hoek kijken.
De vormende kracht van het teekenen is toch niet zoo
groot
Eene andere bemerking betreft het leervak werk
tuigkunde, dit, genomen in den zin van de wet op het
middelbaar onderwijs, waartoe de burgeravondschool be
hoort, wordt eerst onderwezen in het 4e leerjaar der rijks
hoogere burgerschool, omdat daaraan de wiskunde behoort
vooraf te gaan. Wanneer men echter de werktuigkunde
in veel ruimeren zin opvat, dan behoort zij tot het vak
natuurkunde en omvat alsdan de leer van den hefboom,
de katrollen, het hellend vlak, en eenige kennis van een
voudige werktuigen er ouder begrepen als grondslag voor
de natuurkunde en zoo opgevat kan zij hier van groot
nut zijn.
Ten slotte meent spreker zijnen medeleden te mogen
aanraden mede te gaan met het voorstel van burgemees
ter en wethouders. Dit houdt in, als gezegd, een vergelijk
tusschen de verschillende wenschen en laat de regeling
van 25 Februari 1902 in haar geheel en dat wenschen
allen.
Het goede blijft dus behouden en er komen alleen twee,
opgedrongen leerjaren bijdoch daarmede worde
bij de subsidiestelling rekening gehouden. Ook zullen de
2 jaren ten goede komen aan de kinderen, die overdag
iets moeten verdienen daaraan zullen zij toch altijd meer
hebben dan aan de herhalingsavondschool, die bestemd
kan blijven voor hen, die losse arbeiders e. d. zullen blijven,
lieden, die geeiT bepaald ambacht leeren.
De heer Konter verklaart zich heel wel te kunnen
vereenigen met het voorstel van burgemeester en wet
houders. Door de voorgestelde avondschool zullen vele
kinderen gebaat worden, die, na de lagere school te hebben
atgeloopen, dadelijk in de werkplaatsen komen en nu meestal
van verder onderwijs verstoken zijn. Toch zou spreker
eene kleine wijziging willen zien aangebracht in de con
clusie sub a van het voorstel, ook naar aanleiding van
de waarschuwing van den heer van Ketwich Verschuur,
dat ondanks subsidie van het rijk de nieuwe burger
avondschool aan de gemeente veel geld zal kosten.
Omdat bezwaar te ondervangen stelt spreker voor het
volgende amendement
In de conclusie sub a het woord „in" te vervangen
door„gelijkstaande met".
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Maart 1903.
De heer Middelkoop is het eens met den heerDuparc,
flat de eisch der regeering geen steun vindt in de wet
en dientengevolge onbillijk is.
Verder heeft spreker bezwaar tegen de conclusie sub b
van het voorstel van burgemeester en wethouders.
Bij de discussiën op 25 Februari 1902, toen het gold de
nieuwe school, wees spreker er reeds op, dat het wenschelijk
was, dat bij het leerplan en de inkleeding van het onderwijs
zooveel doenlijk wordt te rade gegaan met de individueele
eigenschappen der leerlingen, maar ook met hunne be
stemming zoodat niet de nadruk wordt gelegd op de
algemeene ontwikkeling, maar op hunne geschiktmaking
voor de practijk.
Ditzelfde zou spreker ook toegepast willen zien bij de
burgeravondschool.
Spreker is het eens met burgemeester en wethouders,
dat de werkman behoefte heeft aan algemeene ontwikke
ling, maar wanneer de jongen dat onderwijs niet kan
volgen, dan is het groote bezwaar, dat hij voor zijne vor
ming aan de eerste jaren der burgeravondschool niet
zooveel heeft als aan technisch onderwijs.
De jongens van de nieuwe dagschool zullen algemeen
ontwikkelend onderwijs genieten en vandaar kunnen
komen in de 3e klasse van de burgeravondschool. Wan
neer allen dat konden, dan kon men de twee onderste
klassen missen. Maar tal van jongens zullen zoo lang
dat onderwijs niet volgen. Verscheidenen moeten het
leven in om de kost te verdienenhetzij voor zich zelf,
hetzij voor het huishouden van hun ouders.
Spreker meent, dat burgemeester en wethouders daarin
meegaan, maar sprekers groote grief is, dat die jongens
geen technisch onderwijs hebben gehad, wanneer zij vóór het
bereiken der derde klasse de burgeravondschool verlaten.
Spreker ziet hierin geen principieele kwestie en
alleen eene van meer of minder. Het komt hierop neer,
dat uit de conclusie blijkt, dat de aandacht er op gevestigd
is, dat ook vakonderwijs wordt gegeven in de twee laagste
klassen der burgeravondschool. Aldus wordt eene brug
geslagen tusschen de opiniën van de twee commissiën
van toezicht en aldus wordt aan beide kanten wat toe
gegeven.
Spreker stelt daarom het volgende amendement voor:
In de conclusie sub b de woorden „en mitsdien enz."
te lezen
„en mitsdien in de beide laagste klassen van die school
nevens het vakonderwijs algemeen ontwikkelend onderwijs
worde gegeven."
De heer Wolff heeft het amendement-Middelkoop onder
steund, omdat hij niet gaarne zou willen, dat burgemeester
en wethouders den weg op gingen door den heer van
Ketwich Verschuur aangewezen en het vakonderwijs gin
gen inkrimpen.
Dat onderwijs bestaat op de avondschool voornamelijk
uit lijn- en handteekenen en neemt in het schema-de
Groot 9 van de 17 uren in. De heer van Ketwich Ver
schuur wil nu de uren voor lijn- en handteekenen belang
rijk beperken, zoo spreker goed verstaan beeft, tot 2 of 3
uren. Daardoor zal het vakonderwijs worden benadeeld,
want dit teeker.en vergt lang niet zooveel inspanning,
als het andere onderwijs, dat in avonduren wordt gegeven.
Het geeft dan ook het meeste profijt, dient tot ontwik
keling van oog en hand, en is dus eer als uit- dan als
inspanning te beschouwen.
Tevens wil spreker hier mededeelen, dat de directeur
der ambachtsschool hem heeft medegedeeld, dat zijne uit
lating tegenover den secretaris der commissie van
toezicht op het lager onderwijs, als zou hij liever leerlin
gen op 15- dan op 12-jarigen leeftijd tot zijn school
zien toegelaten, verkeerd is opgevat. Met de praktijk
rekening houdende is de leeftijd van 12 jaren oud genoeg.
De heer Schoondermark vindt het opmerkelijk, dat in
deze kwestie de „selfmade men" staan tegenover de weten
schappelijk opgevoede menschen.
Wanneer de heer de Groot den sleutel van de Engel-
sehe boekenkast bezit, dan wil spreker hem aanraden het
werk van Sir Forster te lezen over opvoeding door vak
onderwijs. Daaruit blijkt, dat deze opvoeding conisch moet
zijn en de apex gevormd moet worden door het vakon
derwijs.
Verder leest spreker voor een gedeelte van een artikel
van Tutein Nolthenius over den inspecteur de Groot, op
genomen in de Gids van 1900 onder den titel „Onze
kunstnijverheid in gevaar", waaruit spreker de con
clusie meeut te mogen trekken, dat de autoriteit de Groot,
inspecteur-ambachtsman, niet zoo heel hoog moet worden
aangeslagen.
Spreker staat overigens lijnrecht tegenover hem en acht
zijn ontwerp-leerplan gevaarlijk. Gelukkig, dat de gemeente
raad invloed behoudt op de samenstelling daarvan.
Spreker verklaart zich ook om die reden tegen het
amendement-Middelkoop, omdat dientengevolge veel te
vroeg met vakteekenen wordt begonnen. De opvoeding
zou dientengevolge niet conisch van vorm worden, in
ieder geval zou het grondvlak zeer klein zijn.
De heer Haverschmidt vindt het amendement-Middel
koop geen verbetering, maar hij verbaast er zich niet over,
want bij de discussie van 25 Februari 1902 bleek reeds,
welk standpunt de heer Middelkoop inneemt ten opzichte
van den leeftijd, waarop het technisch onderwijs dient aan
te vangen, een standpunt, overeenkomende met dat van de
commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs.
De heer Middelkoop kan echter gerust zijn, al wordt
het vakonderwijs in het voorstel sub b niet met name
genoemdde gereorganiseerde burgeravondschool en der
halve ook het leerplan ressorteeren onder de commissie van
toezicht op het middelbaar onderwijs en deze zal niet uit
oog verliezendat het vakonderwijsook in de beide
laagste klassen, tot zijn recht komt. Spreker vreest eerder,
dat er juist te veel in die richting zal worden gestuurd,
vooral na kennisneming van het schetsplan van den
inspecteur met 9 uren teekenen en met een vak als werk
tuigkunde in de eerste klasse, waarop reeds werd gewezen.
Spreker zal met het amendement niet meegaan, maar
spreekt de hoop uit, waar het voorstel van burgemeester
en wethouders alle klippen heeft weten te vermijden, dat
het, behoudens de wijziging-Konter, onveranderd worde
aangenomen.
De heer Van Ketwich Verschuur acht de opvatting
van den heer Middelkoop niet juist, als zou diens
amendement alleen betreffen eene kwestie van meer of
minder. Deze spreker vergeet, dat dientengevolge op
12-jarigen leeftijd de leerlingen aanvangen met vakonder
wijs en dat is verkeerd.
Op den lesrooster door den inspecteur in zijne missive
opgenomen, zijn van de 17 lesuren in de laagste twee
klassen er 9 bestemd voor teekenen. Spreker heeft die
uren nu niet willen beperken tot 2 of 3, zooals de heer
Wolff spreker in den mond legt; de waarde van goed
teekenonderwijs is groot, maar wel meent hij, dat 6 of 7
uur voldoende zouden zijnde andere uren kunnen nut
tiger besteed wordenook moet men niet vergeten, dat
die rooster in de 3e en 4e klassen ieder 10 uren teeken
onderwijs noteert tegen 7 uren voor andere vakken.
De heer Du pare wil den heer van Ketwich Verschuur
doen opmerken, dat de zaak door hem niet „au fond"
is behandeld, al heeft hij daarvoor ook punten genoeg.
Spreker heeft dit niet willen doen met liet oog op het
groot verschil, dat tusschen de beide commissiën bestaat,
en daarom heeft hij voor de minder ingewijden de be
zwaren niet willen uitbreiden.
De heer Baart de la Faille heeft met belangstelling
kennis genomen van het voorstel van burgemeester en
wethoudersdat een compromis bevat tusschen de ver
schillende meeningen. Het is spreker intusschen niet