58
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 April 1903.
I. den op de situatieteekening met rood gearceerden
grond, groot één vierkante meter, te onttrekken aan den
publieken dienst
II. den sub I bedoelden grond aan den beer A. J.
Feddema alhier over te dragen voor de som van 7,50
en verder op de daarvoor vastgestelde voorwaarden.
6. Praeadvies van burgemeester en wethouders op het
verzoek der Friesche Tuinbouwvereeniging om subsidie voor
eene dit jaar te houden tentoonstel ling.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt besloten
aan de Friesche Tuinbouwvereeniging, gevestigd te Leeu
warden, indien na afloop der tentoonstelling mocht blijken,
dat er een tekort bestaat, een subsidie te verleenen tot
een maximum van 200.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders in zake stra
tenaanleg c.a. nabij de Cichoreibuurt op bouwblok VI
mede naar aanleiding van een adres van bewoners van die
buurt.
De lieer Baart de la Faille heeft dit plan van den
directeur der gemeentewerken met ingenomenheid begroet.
Door den aanleg toch van eene straat op de te dempen
sloot aan de Cichoreibuurt, terwijl er in uitzicht wordt
gesteld, dat die straat later zal worden doorgetrokken
naar Pietersburen, wordt eene reeds lang gewenschte
verbetering aangebracht. Evenzeer is dit het geval met
de geprojecteerde straat tusschen de verschillende bouw
blokken in de richting van het Vliet naar de sloot aan
de Cichoreibuurt.
Daarom is het te betreuren, dat er moeielijkheden zijn
gerezen met de eigenaren der terreinen langs de huizen
en zij niet genegen zijn bevonden mede te werken om
een einde te maken aan die bron van ellende en ver
driet, waardoor vooral des winters de weg daar onbe
gaanbaar is. Thans is de afdoende verbetering afgestuit
op de onmogelijke eischen, die de eigenaren stelden voor
den afstand van grond.
Als voorzitter der Gezondheidscommissie wil spreker
echter bij deze verklaren, dat wanneer de toestand al
daar zoo blijft, hij niet zal schromen alle middelen te
baat te nemen, die de Gezondheidswet ter beschikking
stelt om die woningen onbewoonbaar te doen verklaren
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten
lo. aan adressanten, in antwoord op hun verzoek
mede te deelen, dat daaraan niet kan worden voldaan,
omdat het door hen bedoelde voetpad niet in onderhoud
en beheer bij de gemeente is, terwijl het aanbrengen van
gasverlichting afstuit op de omstandigheid, dat de Cicho
reibuurt particulier terrein is
2o. van den heer J. W. van der Feen voor 150
aan te koopen het kadastrale perceel gemeente Leeu
warden, Sectie G. no. 0407
3o. over te gaan tot den aanleg van de op de teekening
X2 geprojecteerde straten, M1 L1 en L1 X, waarvan
de kosten zijn begroot op 3,510
4o. de teekening, behoorende bij de voorwaarden van
uitgifte der bouwterreinen aan het Nieuwe Kanaal, te
wijzigen in dier voege, dat de daarop aangewezen straat
LM zal komen te vervallen, terwijl de straten L1 3D
en L1 X, hierboven bedoeld, sub 3o, daarop zullen
worden aangebracht
5o. de sub 2o en 3o bedoelde uitgaven te bestrijden
uit Hoofdstuk Hi, afd. VIII, art. 1 „voortzetting der
werken aan het Xieuwe Kanaal" van het dienstjaar 1903.
8. Idem tot het verleenen van vergunning aan II. W.
Hoekstra en 11. Keij om bestrate voetpaden te leggen in
gemeentegrond vóór hunne woningen aan den estersingel.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be
sloten de gevraagde vergunning te verleenen.
9. Idem tot wijziging en aanvulling der verordeningen
omtrent het verleenen van pensioen aan ambtenarenbe
dienden en werklieden in dienst der gemeente of van ge
meentelijke instellingengem. bladen no. 32 van 1893 en
no. 12 van 1899. (Bijlage no. 8 van 1903.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming worden de
wijziging en aanvulling goedgekeurd.
Alzoo wordt besloten
I. de verordening omtrent het verleenen van pensioen
aan ambtenaren, bedienden en werklieden in dienst der
gemeente of van gemeentelijke instellingen (gemeente
blad no. 32 van 1893), zooals die is aangevuld bij raads
besluit van 27 November 1900 (gemeenteblad no. 28),
nader te wijzigen en aan te vullen door in artikel 1 voor
„de onderwijzers en onderwijzeressen, de kweekelingen
„en helpsters aan de gemeentelijke bewaarscholen" in de
plaats te stellen
de hoofdonderwijzeressen, onderwijzeressen, hulponder
wijzeressen en oppassters aan de gemeentelijke bewaar
scholen
b. na artikel 7 in te lasschen een nieuw
Artikel 7 bis.
Aan ambtenaren, bedienden of werklieden, aan wie
eene rente is toegekend ingevolge de bepalingen der
„Ongevallenwet 1901", wordt het overeenkomstig artikel
7 vastgestelde pensioen slechts uitgekeerd tot het bedrag,
waarmede liet pensioen de jaarlijksche som der toege
kende rente overtreft.
II. de verordening omtrent het verleenen van pensioen
aan ambtenaren, bedienden en werklieden, die hunne
betrekking in dienst der gemeente of van gemeenteljjke
instellingen hebben aanvaard na den len Juli 1899 (ge
meenteblad no. 12 van 1893), zooals die is aangevuld
bij raadsbesluit van 27 November 1900 (gemeenteblad
no. 29) nader te wijzigen en aan te vullen door:
a. in artikel 2 voor „de onderwijzers en onderwij
zeressen, de kweekelingen en helpsters aan de gemeen
telijke bewaarscholen", in de plaats te stellen:
de hoofdonderwijzeressen, onderwijzeressen, hulponder
wijzeressen en oppassters aan de gemeentelijke bewaar
scholen
b. na artikel 4 in te lasschen een nieuw
Artikel 4 bis.
Aan ambtenaren, bedienden of werklieden, aan wie
eene rente is toegekend ingevolge de bepalingen der
„Ongevallenwet 1901", wordt het hun krachtens artikel
4 toekomende pensioen slechts uitgekeerd tot het bedrag,
waarmede het pensioen de jaarlijksche som der toege
kende rente overtreft;
e. artikel 11 te lezen als volgt
„Teruggave van betaalde pensioensbijdragen wordt
„alleen verleend aan den ambtenaar, bediende of werk-
„man, die wegens ziels- of lichaamsgebreken eervol is
„ontslagen, doch wegens te korten diensttijd geen aan-
spraak op pensioen kan doen gelden en niet voor toe-
„kenning van pensioen, ingevolge artikel 4, laatste lid
„of van eene rente ingevolge de bepalingen der „Onge
vallenwet 1901" in aanmerking komt."
10. Idem tot wijziging der verordeningregelende den
rang, het getalde bezoldiging en de ivijze van benoeming
van ambtenaren en bediendenbelast met de exploitatie der
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 April 1903.
59
gemeentelijke gasfabriek, gem. blad no. 21 van 1881.
Bijlage no. 9 van 1903.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wet
houders bij nader inzien de woorden ten kantore van
de gemeentelijke gasfabriek, juister achten dan „aan het
bureau van den boekhouder", omdat de beambten ook
buiten liet bureau werkzaamheden verrichten, waarom
wordt voorgesteld het artikel in dien geest te wijzigen.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt de
voorgestelde wijziging goedgekeurd.
Alzoo wordt besloten
I. ter vervanging van het bestaande artikel 8 der
verordening, regelende den rang, het getal, de bezoldi
ging en de wijze van benoeming van de ambtenaren en
bedienden, belast met de exploitatie dér gemeentelijke
gasfabriek (gemeenteblad no. 21 van 1881), gewijzigd
bij raadsbesluit van 10 Maart 1891 (gemeenteblad no. 3
van 1891), vast te stellen een nieuw artikel 8, luidende:
Ten kantore van de gemeentelijke gasfabriek worden
werkzaam gesteld
een eerste klerk op eene jaarlijksche be
zoldiging vanƒ650ƒ858;
een tweede klerk op eene jaarlijksche
bezoldiging vanƒ410624;
een derde klerk op eene jaarlijksche be
zoldiging vanƒ130ƒ364;
een kantoor- en fabrieksbediende op eene
jaarlijksche bezoldiging van 468728.
liet juiste bedrag der bezoldiging wordt door burge
meester en wethouders bepaald.
II. achter het nieuwe artikel 8 te laten volgen als
Artikel 8bis
De benoeming en het ontslag van het in het vorige
artikel vermelde personeel geschieden door burgemeester
en wethouders.
Aan hen is verder opgedragen de régeling van het
getal, de bezoldiging, de benoeming en het ontslag der
werklieden, die voor de gemeentelijke gasfabriek noodig
worden geacht.
11. Voortzetting der behandeling van ds ontwerp-ver-
ordeninghoudende voorschriften in zake het opnemen van
bepalingen omtrent minimum-loon en maximum-arbeidstijd
in bestekken van gemeentewerken Bijlagen nos. 22 van
1902 en 7 van 1903).
De beraadslaging wordt geopend en aan de orde wordt
gesteld
Dit amendement, ondersteund wordende, komt in be
handeling.
Artikel 6.
Voor overschrijding van den krachtens artikel 5 vast-
gestelden maximum-werktijd, evenals voor het doen wer
ken op Zondagen, is vergunning of opdracht van de
directie noodig.
Zoodanige vergunning of opdracht wordt alleen ge
geven in do gevallen, waarin daartoe, in verband met
den aard of het belang van het werk, noodzakelijkheid
bestaat.
Op dit artikel is door den heer Middelkoop een amen
dement ingediend, luidende:
Aan artikel (i
een 3e lid toe te voegen van den volgenden inhoud
De directie geeft van elke door haar verleende ver
gunning of opdracht onmiddellijk kennis aan burge
meester en wethouders met opgave der redenen, die het
geven dier vergunning of opdracht noodzakelijk maakten.
De heer Middelkoop meent tot toelichting van ziin
amendement te kunnen volstaan met er op te wijzen, dat
burgemeester en wethouders geroepen zjjn de verorde
ning uit te voeren en dat het daarom voor hen van be
lang is te weten, waarom daarvan wordt afgeweken.
De Voorzitter verklaart, dat burgemeester en wethou
ders geen bezwaar hebben tegen het amendement. Zij
achten de toevoeging alleen niet noodzakelijk, daar de
directeur der gemeentewerken in elke vergadering van
burgemeester en wethouders komt en het dus van zelf
spreekt, dat hij, ook zonder het amendement, wel mede-
deeling doen zou van een gewichtig besluit als het onder
havige. Doch te veel schaadt in deze niet en daarom
willen burgemeester en wethouders het amendement wel
overnemen.
Het artikel, overeenkomstig het amendement aangevuld,
wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 7.
Wordt de maximum-werktijd overschreden, dan moet
voor het overwerk aan den werkman boven het krachtens
artikel 2 vastgestelde minimum-loon ten minste worden
betaald
10 pCt. voor het eerste uur,
20 pCt. tweede
30 pCt. derde
50 pCt. elk volgend
Wordt op Zondagen gewerkt, dan wordt het krachtens
artikel 2 vastgestelde minimum-loon met 50 pCt. ver
hoogd.
Indien het overschrijden van den maximum-werktjjd
of het werken op Zondagen is geschied krachtens op
dracht van de directie, dan heeft de aannemer recht op
teruggaaf van het door hem ingevolge artikel 6 boven
het minimum betaalde loon, tenzij de opdracht een nood
zakelijk uitvloeisel was van nalatigheid of handelingen
van hem zeiven of van zijne onderhoorigen.
De Voorzitter doet opmerken, dat in het laatste lid
eene fout is geslopen. In plaats van de woorden „ingevolge
artikel 6" moet worden gelezen ingevolge dit artikel.
Door den heer Middelkoop is op dit artikel een amen
dement voorgesteld, luidende
In artikel 7 alinea 2
voor 50 pCt. te lezen 100 pCt.
Ondersteund wordende, komt dit amendement in be
handeling.
De heer Middelkoop acht toelichting van zijn amen
dement overbodigliet spreekt voor zichzelf.
De Voorzitter ziet hierin eene kwestie van meer of
minder en wil daarover de beslissing aan den raad over
laten.
Burgemeester en wethouders hebben 50 pCt. voor
gesteld, omdat dit percentage tot dusverre in de gemeen
telijke bestekken is opgenomen en nooit tot bezwaren
heeft aanleiding gegeven. Het is overgenomen uit de
bepalingen van het Ministerie van Waterstaat, Handel en
Nijverheid en wordt in de meeste gemeenten toegepast.
Aileen Leiden, Welvega en Zaandam hebben 100 pCt.
bepaald.
50 pCt. acht spreker voldoende, daar hierin voor den
aannemer genoegzame prikkel is gelegen om Zondags-
arbeid zooveel mogelijk tegen te gaan.