61
60
VePslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 April 1903.
De lieer van Ketwich Verschuur acht 50 pCt. loonsver-
hooging zeer juist om te voorkomen, dat er buiten nood
zaak op Zondag wordt gewerkt.
Wanneer men dit loon verhoogt tot 100 pCt., dan zal
dit onnoodig zwaar drukken op de aannemers van
die werken, waaraan ook op Zondagen moet gewerkt
worden, die niet kunnen stil liggen.
Spreker acht dus in 't algemeen 50 pCt. als preventief
middel voldoende en zonder dat daardoor te veel worden
geschaad degenen, die door den aard van het werk ge
drongen worden tot Zondagsarbeid. liet voorstel van
burgemeester en wethouders is dus billijker dan de bij
amendement voorgestelde wijziging.
De heer Feddema kan zich niet vereenigen met het
amendement-Middelkoop. Wanneer er op Zondagen ge
werkt wordt onder het bureau van gemeentewerken, dan
mag men aannemen, dat daarvoor de hoogste noodzake
lijkheid bestaat. 50 pCt. acht spreker eene voldoende be
looning voor Zondagsarbeid, waarvan de oorzaak in het
werk schuilt.
De heer Middelkoop meent, dat, wanneer de aard van
het werk Zondagsarbeid meebrengtdit dan moet
komen ten laste van de gemeente en niet van den aan
nemer.
De heer van Ketwich Verschuur meent, dat niet van
te voren reeds bij de aanbesteding is uit te maken, of
Zondagsarbeid noodzakelijk zal zijn dit toch hangt at
van den aard van het werk en ook van dikwijls niet te
voorziene weersgesteldheid enz.
De beraadslaging wordt gesloten en het amendement-
Middelkoop, in stemming gebracht, wordt verworpen met
12 tegen 7 stemmen, die der heeren ITaverschmidt,
Kuipers, Middelkoop, Feit/., Sclioondennark, Wilhelmy
en Duparc.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het artikel aldus
vastgesteld, evenals de artikelen 8, 9, 10, 11, 12, 13,
en 14.
Artikel 15.
Wegens elke overtreding dezer bepalingen kunnen
burgemeester en wethouders den aannemer eene boete
van ten hoogste tien gulden opleggen.
Gelijke boete kan door hen worden opgelegd, indien
een werkman wegens het inbrengen van klachten wordt
ontslagen en voor dit ontslag geen andere gegronde re
denen, ter beoordeeling van de directie, bestaan in zoo
danig geval kunnen burgemeester en wethouders dien
werkman voor rekening van den aannemer eene schade
loosstelling van ten hoogste vijf-en-twintig gulden toe
kennen,
Op dit artikel is door den heer Middelkoop een
amendement ingediend
hl artikel 15, alinea 2
hetgeen volgt op „bestaan", te vervangen door:
in zoodanig geval wordt den werkman door de directie
en ten laste van den aannemer gedurende 6 weken en
uiterlijk tot aan het einde van het werk een weekloon
uitgekeerd, gelijkstaande met het minimum, waarop hij
volgens zijne aanstelling recht had.
Ondersteund wordende, komt dit amendement in be
handeling.
De heer Middelkoop zegt, dat zijne bedoeling is volle
dige schadeloosstelling te verkrijgen voor eene onrecht
matige behandeling, een werkman door den aannemer
aangedaan.
De bepaling van dit bedrag is lastig, daar de schade
niet juist is aan te geven. Daarbij hebben spreker twee
grenzen getroffen, de eerstetot op den dag, waarop
het werk afloopt, waarbij spreker dan veronderstelt, dat
de werkman voor den duur van het geheele werk is
aangenomen. Dat zal niet altijd zoo zijn, maar de
werkman heeft op niet meer gerekend, dan dat het werk
zelf duurt.
De tweede grens meent spreker te vinden in artikel
1639 van het burgerlijk wetboek, waarin bepaald wordt,
dat een dienstbode recht heeft op 6 weken loon bjj
ontslag. Over het algemeen is er veel ongeregeld in
hef arbeidscontract en dit artikel is het eenige, dat op
dit gebied bestaat. Wanneer men uitgaat van de ze
kerheid, dat de ondernemer in overtreding is, dan is het
niet onbillijk dit geval gelijk te stellen met dat van
artikel 1639 B. W., waar men te doen heeft met een
ongemotiveerd ontslag.
Spreker geeft, toe, de bepaling der schadeloosstelling
zal eene begrooting blijven.
Het te veel of te weinig zal afhangen van den maat-
schappelijken toestand. Wanneer er overvloed van werk
is, dan zal de werkman meer dan vergoeding ontvangen
voor de geleden schade, maar wanneer er veel aanbod
van werkkracht is, dan bestaat er kans, dat hij binnen
zes weken geen ander werk vindt en dan zal het bedrag,
dat uitbetaald wordt, blijven beneden de geleden schade.
Tusschen deze uitersten heeft spreker een middelweg
gekozen en acht dit eene billijke regeling der schade
loosstelling, waarbij is aangenomen, dat de aannemer
schuld heeft.
liet is van belang te trachten eene goede regeling
te verkrijgen, omdat hier dikwijls aannemers werken van
buiten, van wie niet bekend is, of zjj zijn goede patroons.
Wanneer dit altijd het geval was en men had hier alleen
met goede patroons te doen, dan was deze regeling niet
noodig. Nu dit niet het geval is, dient eene dergelijke
bepaling te worden opgenomen.
De heer Menalda wenscht eene opmerking van taal
kundigen aard te maken over liet artikel.
Spreker meOnt, dat men in de tweede alinea van het
voorgestelde artikel iets anders zegt, dan men bedoelt.
Immers men wil juist het inbrengen van klachten niet
erkennen als eene geldige reden van ontslag en spreekt
toch van andere gegronde redenen". Het taalkundig
bezwaar zou wegvallen door tusschen „andere" en
„gegronde" eene komma te plaatsen.
De heer Feddema wil een enkel woord zeggen naar
aanleiding van het amendement-Middelkoop.
Met de daarin voorgestelde regeling kan hij zich niet ver
eenigen, omdat de boete, die gesteld wordt op het wegzen
den van een werkman, te hoog is. Wanneer de aannemer
niet voldoet aan de gestelde bepalingen, dan beloopt hij de
boete, gesteld in alinea 1 van het artikel. Dientenge
volge zal de verhouding tusschen werkgever en werkman
al van eenigszins gespannen aard zijn. Nu wordt op
wegzending nieuwe boete gesteld ter beoordeeling van
de directie.
Nu wil spreker niet zeggen, dat de directie partij in
deze zal zijn, maar allicht zal deze verband zoeken tus
schen het indienen van de klacht en de daarop gevolgde
wegzending.
Spreker zou in plaats van deze overdreven boete de
tusschenkomst willen zien ingeroepen van de Kamer van
Arbeid. Met een lid dier Kamer had spreker onlangs
een onderhoud, waarbij deze hem zijne verwondering te
kennen gaf, dat van de Kamer in het gansche ontwerp
geen sprake was en dat het wel en wee van een der
partijen afhing van de directie. De mogelijkheid van
een scheidsgerecht is buitengesloten zoodoende.
Spreker geeft daarom nadrukkelijk in overweging de
boete niet hooger te stellen dan in het voorstel van
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 April 1903.
burgemeester en wethouders is bepaald, tenzij aan het
oordeel van een scheidsgerecht de voorkeur wordt ge
geven.
De heer Duparc acht de opmerking, door den heer
Menalda gemaakt, alleszins juist, nóg beter echter zou
het zijn, om het woord „andere" uit alinea 2 te schrappen.
Zooals toch de voorgestelde redactie luidt, zou het
indienen van eene klacht eene gegronde reden voor weg
zending zijn.
Wat voorts de zaak zelve betreft, meent hij, dat de ge
achte laatste spreker zich plaatste op een minder juist
standpunt. Immers in de artikelen 9, 11, 12, 17 en 19
worden ook verplichtingen genoemd voor den aannemer,
waarbij de werkman niet of niet rechtstreeks is be
trokken.
De Voorzitter verklaart, dat burgemeester en wethou
ders geen bezwaar hebben tegen de wijziging, door den
heer Duparc voorgesteld, en zij die overnemen.
Het artikel, zooals het door burgemeester en wethou
ders is ontworpen, gaat den heer Middelkoop niet ver
genoeg, terwijl de heer Feddema van meening is, dat
aan de directie te veel macht wordt gegeven.
Tegenover het laatste bezwaar wil spreker dadelijk
opmerken, dat bet oordeel der directie geen eindoordeel
is, daar de beslissing omtrent de toekenning der schade
loosstelling bij burgemeester en wethouders verblijftdit
geldt niet alleen, als overtredingen door klachten van
werklieden worden aangebracht, maar ook als de directie
uit anderen hoofde meent, dat overtreding is begaan
(artikel 14). Volgens artikel 16 zijn burgemeester en
wethouders verplicht den aannemer over tegen hem in
gebrachte klachten te hooren, deze zal zich daartegen in
hunne vergadering verdedigen, waarna burgemeester en
wethouders ten slotte beslissen zullen.
Wat de straf zelve betreft, de heer Middelkoop erkent
bij het ontwerpen van zijne redactie op groote moeielijk-
lieden te zijn gestuit. Ook burgemeester en wethouders
ondervonden die het geldt trouwens eene bepaling, die
tof dusverre slechts in eene verordening, de Leidsche,
is opgenomen.
In deze is het denkbeeld van den heer Middelkoop
gevolgd, maar burgemeester en wethouders achtten het
beter een geldsbedrag te noemen. Hoeveel het maximum
zijn moet, is moeilijk te bepalen.
De directeur der gemeentewerken stelde f 10.voor,
burgemeester en wethouders vonden dit wat weinig en
stelden het maximum op f 25.
De heer Wolff meent, dat er, afgezien van de hoegroot
heid der toe te kennen schadevergoeding, nog verschil
bljjft bestaan tusschen het voorstel van den heer Middel
koop en dat van burgemeester en wethouders. Burge
meester en wethouders bezigen het woord „kunnen" in
de tweede alinea, spreker wil in overweging geven om,
indien het amendement-Middelkoop mocht worden ver
worpen, de schadevergoeding imperatief te stellen.
De heer Middelkoop, onder de discussion opnieuw dit
onderwerp overwegende, komt tot de conclusie, dat zoo
wel het artikel als het amendement veel te wenschen
overlaten. Het blijft altijd een slag in de lucht.
Het denkbeeld van den heer Feddema om de uitspraak
over te laten aan de Kamer van Arbeid beeft dit be
zwaar, dat die uitspraak niet bindend is.
Daarom wil spreker aanraden dit artikel aan te
houden en burgemeester en wethouders in overwe
ging geven een scheidsgerecht in 't leven te roepen,
waardoor tegemoet gekomen zal worden aan alle bezwaren,
omdat zoowel de f 10 als de f 25 zijn de schatting van
een onbekend bedrag. Er kan bepaald worden, dat
partijen de uitspraak van het scheidsgerecht zullen eer
biedigen en wanneer burgemeester en wethouders kunnen
toezeggen daartoe pogingen in 't werk te willen stellen,
dan was men een eind vooruit en dan kan dit artikel
blijven rusten met het amendement om dan later de
verordening aan te vullen met de inmiddels ontworpen
regeling van een scheidsgerecht.
De Voorzitter ziet geen heil in het nieuwe denkbeeld
van den heer Middelkoop om, in afwachting van de in-
stelling van een mogelijk scheidsgerecht, het artikel uit
j de verordening te lichten.
De taak van zoodanig scheidsgerecht zal natuurlijk
veel omvangrijker zijn dan alleen de toepassing van dit
artikel en over eene zoo belangrijke zaak kan natuurlijk
niet incidenteel worden beslist. Zelfs kunnen burge
meester en wethouders hierover thans geen, ook maar
eenigszins pertinente, toezegging doen.
Het is dus geen zaak om artikel 15 op de instelling
i van een scheidsgerecht te laten wachten.
Spreker zou willen, dat de heer Middelkoop zijn amen
dement niet handhaafde, en dat artikel 15 in de veror
dening werd gehandhaafd. Daarvan zal althans preven-
tieve kracht uitgaan.
De aannemer zal oppassen, dat hij geen handeling
I pleegt, die toepassing van dit artikel zou vorderen.
De heer Konter verklaart het bezwaar van den heer
Wolff te deelen en bovendien nog een ander bezwaar te
hebben tegen het artikel.
25 schadevergoeding zal voor iemand die f 4.
verdient nagenoeg gelijk zijn aan 6 weken loon, terwijl
het voor een werkman, die f 12.verdient, slechts even
2 weken loon beteekent. Daarom zou spreker in over
weging willen geven „kunnen" in alinea 2 te vervangen
door „zullen" en f 25.door ten hoogste 6 weken
loon. Burgemeester en wethouders hebben dan speling
en de schadevergoeding is evenredig aan het weekloon.
c
De Voorzitter doet den heer Konter opmerken, da
j deze regeling bezwaarlijk zal zijn uit te voeren, omdat
zij niet past in het kader dezer verordening. Deze laat
zich met het werkelijke loon niet in, alleen met het
minimum voor elke categorie. Het loon, dat een werk-
I man verdient, is dus niet bekend.
Wilde men het denkbeeld-Konter volgen, dan zou eene
redactie moeten worden gevonden in den geest van liet
amendement-Middelkoop.
Spreker herhaalt, dat, waar dit artikel zelden zal wor
den toegepast, het als preventieve maatregel ongewijzigd
moet bestendigd worden.
Wanneer eventueel in de toepassing moeielijkheden
rijzen, dan kunnen de wijzigingen worden aangebracht,
die de ervaring aan de hand doet.
Het komt den heer Troelstra voor, dat deze zaak te
zwaar wordt opgevat en te breed uitgemeten. Spreker
kan zich niet voorstellen, dat wanneer een werkman
eene klacht indient, de werkgever hem daarom dadelijk
zal ontslaan. Wanneer de werkgever niet in zijn recht
is, dan kan deze regeling geen bezwaar opleveren, om
dat bjj dan straf beloopt.
De werkgever zal dan zeker wrel het onderzoek af
wachten.
Als hjj reden heeft een werkman te ontslaan, dan zal
hij dit in den regel wel doen, zonder dat eene klacht is
ingediend.
De heer Duparc wil den geachten laatsten spreker doen
opmerken, dat al moge hjj thans de zaak van weinig
belang achten, burgemeester en wethouders het dan toch
noodig hebben gevonden deze zaak te doen regelen.
De lieer Middelkoop verklaart zijn amendement in te
trekken, waarna het artikel, nadat burgemeester en wet-