62 Verslag'vari de" handelingen van "den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 April 1903.
houders liet voorstel van der lieer Duparc hebben over
genomen, zonder hoofdelijke stemming aldus gewijzigd
wordt vastgesteld.
Evenzoo artikel 10.
Artikel 17.
Werklieden, die opzettelijk onware klachten of on
juiste opgaven hebben gedaan omtrent de naleving dezer
bepaling, moeten, als de directie liet verlangt, onmid
dellijk worden ontslagen.
De heer Feddema wil vragen, hoe tegenover dit arti
kel artikel 15 staat en of do redactie van artikel 17
met het oog op artikel 15 niet moet worden gewijzigd.
W anneer toch een werkman opzettelijk onware klach
ten inbrengt tegen den patroon en de patroon wenscht
hem te ontslaan, dan zou artikel 15 van toepassing zijn
ook voor dit geval volgens de voorgestelde lezing.
De Voorzitter wijst cr op, uat dit artikel juist het ge
val op het oog heeft, dat een werkman, die niet alleen
onware klachten indient, maar dit bovendien opzettelijk
doet, door den werkgever niet ontslagen wordt.
Zoodanige werkman maakt de controle op de naleving
der verordening onmogelijk en waar juist de groote
moeielijkheid van bepalingen als die dezer verordening
in de goede controle is gelegen, moet hij, ook tegen den
zin van den aannemer, kunnen worden ontslagen.
De heer Feddema meent, dat de zaak zich anders zal
toedragen, liet geval kan zich ook voordoen, wanneer
de directie den werkman iiirf wenscht te ontslaanook
dan zou artikel 15 van toepassing zijn op zijne handel
wijze.
De heer Duparc meent, dat artikel 17 het logisch gevolg
is van artikel 15. Waar dit laatste artikel den werk
man beschermt tegenover den werkgever, beschermt
artikel 17 den werkgever tegen den werkman.
Zonder hoofdelijke stemming wordt liet artikel hierna
aldus vastgesteld.
De artikelen 18, 19 en 20 worden zonder discussie
of hoofdelijke stemming ongewijzigd goedgekeurd, waarna
de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stem
ming wordt vastgesteld.
Alzoo is vastgesteld de navolgende
VERORDENING, houdende voorschriften in zake
het opnemen van bepalingen omtrent mini
mum-loon en maximum-arbeidstijd in be
stekken van gemeentewerken.
Artikel 1.
In de bestekken en voorwaarden van aanbesteding van
openbare werken, ten behoeve der gemeente te doen,
worden, voor zoover zij daarvoor door burgemeester en
wethouders vatbaar worden geacht, bepalingen omtrent
minimum-loon en maximum-arbeidstijd opgenomen, over
eenkomstig de navolgende artikelen.
Artikel 2.
Behoudens het hierna in artikel 3 bepaalde, wordt den
aannemer de verplichting opgelegd, aan zijne werklieden
geen lager loon uit te betalen dan bet voor elke categorie
door burgemeester en wethouders vast te stellen mini
mum-bedrag.
Eene lijst der door burgemeester en wethouders vast
gestelde minimum-loonen wordt, door plaatsing in het
gemeenteblad, ter algemeene kennis gebracht.
Zij wordt, onverminderd de bevoegdheid van burge
meester en wethouders tot tusschentijdsche wijziging, vóór
den lsten Januari van elk jaar herzien en opnieuw af
gekondigd.
De vaststelling en herziening dezer lijst geschieden, wat
de bouwvakken betreft, na ingewonnen advies van de
commissie voor openbare werken.
De bij de aanbesteding van eenig werk geldende lijst
van minimum-loonen blijft echter voor de bij dat werk
betrokken werklieden gedurende de goheele uitvoering
daarvan van kracht.
Artikel 3.
Afwijking van de krachtens artikel 2 vastgestelde mi
nimum-loonen kan door de directie schriftelijk worden
toegestaan ten aanzien van werklieden, die, hetzij wegens
jeugdigen leeftijd, hetzij wegens ouderdom of invaliditeit,
niet als volle werkkrachten kunnen worden aangemerkt,
tot een door burgemeester en wethouders bij het bestek
in verhouding tot de gezamenlijke werkkrachten, te be
palen maximum.
Werklieden beneden 14 jaren worden op liet werk
niet toegelaten.
Artikel 4.
liet is den aannemer geoorloofd bij het stuk te doen
werken.
Deze wijze van werken wordt echter verboden, als zij,
naar het oordeel der directie, aanleiding geeft tot minder
zorgvuldige behandeling of tot overmatigen arbeid of als
dientengevolge door den werkman een lager loon wordt
verdiend dan het voor de categorie, waartoe hij behoort,
vastgestelde minimum.
Artikel 5.
Den aannemer wordt mede de verplichting opgelegd
zijne werklieden niet langer te doen werken dan een
door burgemeester en wethouders vast te stellen aantal
uren per etmaal.
liet bij artikel 2, 2c, 3e, 4e en 5e lid ten aanzien van
het minimum-loon bepaalde is mede van toepassing op
de vaststelling van den maximum-werktijd.
Artikel 6.
Yoor overschrijding van den krachtens artikel 5 vast-
gesteldon maximum-werktijd, evenals voor liet doen wer
ken op Zondagen, is vergunning of opdracht van de
directie noodig.
Zoodanige vergunning of opdracht wordt alleen gege
ven in gevallen, waarin daartoe, in verband met den
aard of het belang van liet werk, noodzakelijkheid bestaat.
De directie geeft van elke door haar verleende ver
gunning of opdracht onmiddellijk kennis aan burgemees
ter en wethouders met opgave der redenen, die liet geven
dier vergunning of opdracht noodzakelijk maakten.
Artikel 7.
Wordt de maximum-werktijd overschreden, dan moet
voor het overwerk aan den werkman boven het krach
tens artikel 2 vastgestelde minimum-loon tan minste
worden betaald
10 pCt. voor het eerste uur.
20 pCt. tweede
30 pCt derde
50 pCt. elk volgend
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 April 1903.
63
Wordt op Zondagen gewerkt, dan wordt het krach
tens artikel 2 vastgestelde minimum-loon met 50 pCt.
verhoogd.
Indien het overschrijden van den maximum-werktijd
of het werken op Zondagen is geschied krachtens op
dracht van de directie, dan heeft de aannemer 'recht op
teruggaaf van het door hem ingevolge dit artikel boven
het minimum betaalde loon, tenzij de opdracht een nood
zakelijk uitvloeisel was van nalatigheid of handelingen
van hem zeiven of van zijne onderhoorigen.
Artikel 8.
De rust- en schafttijden worden, in verband met 1
plaatselijk gebruik, seizoen en aard van het werk, door i
den aannemer in overleg met de directie geregeld.
Artikel 9.
Den aannemer wordt de verplichting opgelegd eiken
werkman, binnen drie dagen na zijne indienststelling, te
voorzien van eene onderteekonde aanstellingskaart vol
gens een door burgemeester en wethouders vast te stel-
stellen model, waarop vermeld staat
lo. de naam en de leeftjjd van den werkman
2o. de datum zijner indienststelling;
3o. als hoedanig hij is aangesteld;
4o. het voor de categorie, waartoe hij behoort, vast
gestelde minimum-loon
5o. indien hij op een lager loon is aangesteld, dan
het sub 4 bedoelde, de reden, waarop die afwijking
berust en de datum, waarop deze door de directie schrif- j
tel ij k is toegestaan.
De werklieden moeten deze kaarten steeds bij zich
dragen en op elke aanvrage van de directie vertoonen.
De aannemer geeft wekelijks aan de directie schrif
telijk opgaaf van de werklieden, wier aanstelling is in
getrokken.
Art. 10.
Indien een werkman ander werk verricht dan zijne
aanstellingskaart vermeldt en voor dit werk een hooger
minimum-loon is bepaald dan voor dat, waarvoor bij is
aangesteld, moet hij voor den tijd, gedurende welken
hij dit hooger beloonde werk verricht, naar het hiervoor
vastgestelde minimum worden bezoldigd.
Art. 11.
De uitbetaling van het loon, zoowel uurloon als stuk
loon, moet geschieden op tijd en plaats, in overleg met
de directie te bepalen, doch in geen geval des Zaterdag
avonds na zes uur of op eene plaats, waar sterke drank
in het klein wordt verkocht.
De directie moet bij de uitbetaling worden toegelaten.
Artikel 12.
Binnen 24 uur na het voor de uitbetaling vastgestelde
tijdstip moet de aannemer aan de directie inleveren een
door hem gewaarmerkten loonstaat, volgens een door
burgemeester en wethouders vast te stellen model, ver
meldende alle opgaven, die ter controle van de naleving
der ten aanzien van minimum-loon en maximum-arbeids
tijd gestelde bepalingen kunnen strekken.
Deze opgaven moeten door eiken werkman, voorzoo-
veel hem betreft, wórden ingevuld en onderteekend.
Artikel 13.
Klachten wegens overtreding dezer bepalingen door den
aannemer kunnen door de werklieden, ten aanzien van
wie de overtreding werd gepleegd, schriftelijk of mon
deling bij de directie worden ingebracht.
Voor liet aanhooren van mondelinge klachten stelt
deze zich eiken werkdag gedurende een door haar te be
palen tijdsverloop beschikbaar.
Klachten over feiten, die langer dan veertien dagen
vóór de indiening der klacht hebben plaats gehad, wor
den niet onderzocht.
Artikel 14.
Is de directie, hetzij op grond van het onderzoek eener
ingebrachte klacht, hetzij uit anderen hoofde, van oordeel,
dat overtreding heeft plaats gehad, dan geeft zij hiervan
kennis aan burgemeester en wethouders; blijkt aan dit
college, dat dientengevolge een werkman te weinig loon
heeft ontvangen, dan doet het hem het te weinig betaalde
voor rekening van den aannemer vergoeden.
Artikel 15.
Wegens elke overtreding dezer bepalingen kunnen
burgemeester en wethouders den aannemer eene boete
van ten hoogste tien gulden opleggen.
Gelijke boete kan door hen worden opgelegd, indien
een werkman wegens het inbrengen van klachten wordt
ontslagen en voor dit ontslag geen gegronde redenen, ter
beoordeeling van de directie, bestaanin zoodanig geval
kunnen burgemeester en wethouders dien werkman voor
rekening van den aannemer eene sehadeloosstelliug van
ten hoogste vijf-en-twintig gulden toekennen.
Artikel 16.
Eene beslissing, ingevolge de artikelen 14 of 15, wordt
door burgemeester en wethouders niet genomen, dan
nadat de aannemer is gehoord, of, na gedane oproeping,
niet is verschenen.
Van elke toepassing dier artikelen wordt hem schrif
telijk mededeeling gedaan.
De voor zijne rekening uitbetaalde gelden, zoomede de
opgelegde boeten worden bij den eerstvolgenden beta
lingstermijn van de aannemingssom ingehouden.
Artikel 17.
Werklieden, die opzettelijk onware klachten of on
juiste opgaven hebben gedaan omtrent de naleving dezer
bepalingen, moeten, als de directie het verlangt, onmid
dellijk worden ontslagen.
Artikel 18.
Vorenstaande artikelen gelden ook ten aanzien van de
op het werk gebezigde werklieden van onder-aannemers
in diervoege, dat de aannemer zelf voor de stipte na
leving daarvan tegenover de gemeente aansprakelijk is.
Artikel 19.
Den aannemer wordt de verplichting opgelegd een of
meer afdrukken van de krachtens deze verordening in
liet bestek opgenomen bepalingen volgens aanwijzing van
de directie op het werk te doen aanplakkeu en er voor